Technische Universiteit Eindhoven

30 juni 2005

PERSBERICHT

Publicatie TU/e promovendus in gerenommeerd Nature Materials

Bioactieve polymeren voor het kweken van weefsels

Veelbelovende nieuwe bioafbreekbare dragermaterialen voor het maken van kunstweefsels met behulp van tissue engineering. Drs. Patricia Dankers heeft via een publicatie in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Nature Materials laten zien hoe dragermaterialen gemaakt kunnen worden door middel van reversibele interacties. Deze interacties maken het mogelijk om op een eenvoudige wijze stoffen zoals groeifactoren en geneesmiddelen in het materiaal in te bouwen. Hierdoor kan de groei van (kunst)weefsel extra gestimuleerd worden. Patricia Dankers, op dit moment promovendus aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), hoopt in het voorjaar 2006 op haar onderzoek aan de TU/e te promoveren. De publicatie in Nature Materials is tot stand gekomen in samenwerking met onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum Groningen.

Tissue engineering
Uit een groep basiscellen geheel nieuwe weefsels maken die vitale functies in de mens kunnen uitoefenen. Dat is waarvoor Tissue Engineering gebruikt wordt. Met lichaamseigen cellen van een patiënt kunnen nieuwe weefsels of organen gekweekt worden in het laboratorium. Deze kunnen vervolgens in de patiënt terug geïmplanteerd worden. Het voordeel hiervan is dat na implantatie nadelige afstotingsreacties niet of nauwelijks meer zullen optreden. Cruciaal bij tissue engineering is dat de cellen gestimuleerd worden tot de aanmaak van het juiste weefsel. Een belangrijke bottleneck hierbij is het nabootsen van de complexiteit van natuurlijke organen. Hiervoor zijn dragermaterialen nodig die de cellen specifiek stimuleren om te groeien.

Waterstofbruggen
Bij het kweken worden cellen op een dragermateriaal gelegd en kunnen zij onder de juiste condities uitgroeien tot het gewenste weefsel. Om dit materiaal bioactief te maken, moeten speciale moleculen worden aangebracht die op bepaalde plekken de juiste cellen aan zich binden en/of stimuleren. Om deze speciale, bioactieve moleculen gereguleerd aan het dragermateriaal te laten binden, maakt Dankers gebruik van reversibele (supramoleculaire) interacties op basis van waterstofbruggen. Deze zijn vergelijkbaar met de interacties die de natuur gebruikt om bijvoorbeeld twee strengen DNA bij elkaar te houden.

Geneesmiddelen
De door Dankers ontwikkelde materialen combineren nu mechanische sterkte, biodegradeerbaarheid en bioactiviteit in één materiaal. Dankers gebruikte voor haar experimenten kleine stukjes van een eiwit (peptide). Zij modificeerde deze bioactieve peptides zodat ze waterstofbruggen konden vormen met het dragermateriaal. Zij toonde aan dat cellen sterker hechten op de dragermaterialen wanneer deze bioactieve peptides werden ingemengd. Ook implantatie van deze materialen in ratten had een sterke, positieve invloed op het gedrag van de cellen in het omliggende weefsel. Omdat het bioactief maken van de materialen gebaseerd is op reversibele interacties kan in principe iedere (therapeutische) interessante verbinding of geneesmiddel, na een kleine modificatie, via diezelfde reversibele interacties gekoppeld worden aan het dragermateriaal.

Blokkendoos
Het ontwikkelde systeem is daarom te vergelijken met een blokkendoos die verschillende blokken bevat met specifieke functies. Door het op de juiste manier mengen van de verschillende blokken, kunnen dragermaterialen gemaakt worden met zeer specifieke functies toegespitst op het te ontwikkelen weefsel. Door de reversibiliteit van de interacties kunnen de materialen zich aanpassen aan het weefsel en kunnen de afgifte en beschikbaarheid van stoffen gereguleerd worden. Een ander voordeel van deze reversibele materialen is dat ze gemakkelijk in elk mogelijke vorm te maken zijn. Hierdoor zouden deze materialen als bloedvat of hartklep prothese toegepast kunnen worden waarbij de vorm van het materiaal en de aanbieding van de juiste moleculen erg belangrijk zijn om de juiste structuur te verkrijgen.

Commerciële ontwikkeling
Nauw betrokken bij het onderzoek is naast de Technische Universiteit Eindhoven en het Universitair Medisch Centrum Groningen het bedrijf SupraPolix BV. Deze TU/e start-up is actief in de commerciële ontwikkeling van dit soort polymere materialen (www.suprapolix.com).