Time : 11:14:01 AM
Date : Thursday, June 30, 2005
Sender Name: Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging (K VIV)
Vergeet u de transparantie niet?
Open brief aan Frank Vandenbroucke,Vlaams minister van Onderwijs - BaMa-omvorming van ingenieursopleidingen
Vanuit de Ingenieursfaculteiten en de K VIV (Koninklijke Vlaamse
Ingenieursvereniging)
30 juni 2005
Vlaanderen is binnen Europa één van de koplopers om het politieke
akkoord rond de omvorming van de Europese hoger onderwijsruimte (de
BaMa-omvorming) concreet gestalte te geven. Hierdoor is er een grote
dynamiek ontstaan bij de verschillende aanbieders van opleidingen.
Het is zeer positief dat er zowel over de inhoudelijke als over de
organisatorische aspecten van de opleidingen grondig nagedacht wordt.
We stellen echter vast dat door de wildgroei aan nieuwe denkpistes de
transparantie van het aanbod vervaagt. Was dit nochtans niet één van
de grote argumenten om de BaMa-omvorming op te starten? Ook binnen de
ingenieursopleidingen is er dringend nood aan verduidelijking,
reflectie over de maatschappelijke noden en een visie op de
toekomstige ontwikkeling van de opleidingen. Indien dit niet gebeurt
dreigen we het overzicht snel te verliezen.
BEHOUD VAN TWEE INGENIEURSPROFIELEN, ZOWEL IN BACHELOR- ALS IN
MASTERFASE
Internationaal bestaat er een hoge waardering voor de Vlaamse
ingenieurs en de ingenieursopleidingen aan de Vlaamse universiteiten.
Om een bijkomende impuls te geven aan innovatie is er op Vlaams
niveau, zowel vanuit maatschappelijk als industrieel oogpunt, nood
aan beide profielen: de universitair gevormde ingenieur (ir.) en de
hogeschoolingenieur (ing.). Deze types ingenieur hebben hun
intrinsieke, vaak complementaire kwaliteiten en werken in de praktijk
harmonieus samen op de 'werkvloer'. Zowel de industrie als de
betrokken beroepsverenigingen, de Koninklijke Vlaamse
Ingenieursvereniging (K VIV) voor de ir.'s en de Vlaamse
Ingenieurskamer (VIK) voor de ing.'s, erkennen deze realiteit.
De universitair ingenieur
De opleiding aan de universiteiten (burgerlijk ingenieur en
bio-ingenieur) richt zich tot talentvolle studenten met een
technisch-wetenschappelijke interesse die de ingenieursdisciplines
benaderen vanuit een sterk uitgebouwde fundamenteel wetenschappelijke
kennis en een sterk analytische aanpak. Het opleidingsprofiel hiertoe
kent een studietraject dat zeer veeleisend is en vertrekt van een
fundamentele wetenschappelijke onderbouw en een kritische benadering.
De opleiding is multidisciplinair en generisch van aard, en laat toe
grensverleggende opdrachten met strategische dimensies aan te pakken.
M.a.w. de student leert hoe problemen uit een bepaalde specialisatie
of toepassingsdomein op te lossen, waarom een bepaalde methodiek
gevolgd wordt en wanneer een methodiek mag aangewend worden. Hierbij
ligt de klemtoon van de opleiding zowel op een grondige analyse als
op een synthese van hoog niveau. De opleiding volgt een steil traject
en bevat een beperkt pakket van praktijkactiviteiten. Het
afstudeerwerk sluit aan bij de onderzoeks- en
ontwikkelingsactiviteiten van de vakgroepen die de opleiding
verzorgen.
De hogeschoolingenieur
De opleiding aan de hogescholen (industrieel ingenieur) richt zich op
talentvolle studenten met een technisch-wetenschappelijke interesse
die de ingenieursdisciplines vanuit een meer praktische
ingesteldheid
en met het oog op directe toepasbaarheid benaderen. Bij dit profiel
is het studietraject minder steil en sluit dichter aan bij de
toepassingsdomeinen. Vanuit een polyvalente technologische en
wetenschappelijke basis leert de student in deze opleiding
technologische en organisatorische problemen uit een bepaalde
specialisatie of toepassingsdomein herkennen en oplossen. De klemtoon
van de opleiding ligt op industriële ontwikkeling en vertaling van
technologie, kortom op de bekwaamheid om goede oplossingen te
selecteren en toe te passen. De opleiding laat toe een gedegen en
bruikbare know-how uit te bouwen en tactisch in te zetten. De
opleiding wordt gekarakteriseerd door een groter pakket van
toepassingsgerichte activiteiten. Het afstudeerwerk sluit aan bij de
industriële realiteit en gebeurt in bedrijven of
onderzoeksinstellingen.
Inspelen op individuele aanleg
Beide opleidingsprofielen laten zo een differentiatie toe in de
aanpak van de studies die beantwoordt aan de verschillende talenten
van de studenten. Bovendien worden tussen de verschillende
opleidingen bruggen en schakelprogramma's voorzien, die flexibele
overgangen mogelijk maken in functie van de motivatie en de
intellectuele evolutie van de student.
Diversiteit als troef bij het aantrekken van studenten
Het aan de gang zijnde academiseringsproces mag niet leiden tot een
nieuw, hybride type ingenieur. De K VIV en de Faculteiten
Ingenieurswetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen van de
KULeuven, de Universiteit Gent, de Vrije Universiteit Brussel en de
Universiteit Antwerpen vragen aan de beleidsverantwoordelijken te
waken over het behoud van afzonderlijke bachelor- en
masteropleidingen aan de universiteiten en aan de departementen
industriële wetenschappen en biowetenschappen van de hogescholen.
Alleen op die manier kan gegarandeerd worden dat alle studenten, met
verschillende achtergronden en interesses, die zich aangetrokken
voelen tot een technisch-wetenschappelijke opleiding, een aangepast
aanbod vinden. Dit is van bijzonder belang om het aantal afstuderende
ingenieurs op peil te houden. Bovendien is het bedrijfsleven helemaal
geen vragende partij voor zo'n hybride type.
Logisch gevolg = Transparantie in titulatuur
Het verschil in profielen moet logischerwijze zijn afspiegeling
vinden in de diploma- en titulatuurbenaming die zowel nationaal als
internationaal herkenbaar is.
Studieduurverlenging ing. met behoud van profiel
Indien een verlenging van de studieduur voor de hogeschoolingenieur
wordt overwogen dient deze met het oog op het versterken van het
eigen profiel voornamelijk door een industriële stage te worden
ingenomen.
NAAR EEN REALISTISCHE ACADEMISERING VAN HOGESCHOLEN
De decreetgever onderkent de nood om het onderwijs aan de hogescholen
op een meer structurele manier te laten voortbouwen op het onderzoek.
Binnen associatieverband wordt van de universiteiten verwacht dat zij
in dit proces een actieve rol spelen.
Competitief onderzoek aan de universiteiten vereist aangehouden en
zelfs bijkomende financiële ondersteuning
In de voorbije jaren hebben de universitaire ingenieursfaculteiten,
gesteund door belangrijke financiële inspanningen van de overheid,
een sterke internationale positie opgebouwd in diverse domeinen van
het fundamenteel onderzoek, het strategisch basisonderzoek en het
toegepast onderzoek in samenwerking met de industrie. Dit resulteerde
enerzijds in een hoge wetenschappelijke output (b.v. publicaties in
gerenommeerde tijdschriften, doctoraten) maar ook in maatschappelijk
en industrieel relevante praktische realisaties b.v. spin offs. De
overheid, de K VIV en de ingenieursfaculteiten zijn er zich van
bewust dat aangehouden en zelfs bijkomende inspanningen op dit vlak
noodzakelijk zijn om de competitiviteit van Vlaanderen te vrijwaren.
Eén onderzoeksomgeving - geen duplicering van onderzoekssystemen of
versnippering van onderzoeksmiddelen!
In dit licht leidt het opzetten van parallelle onderzoekssystemen,
financieringskanalen of structuren aan universiteiten en hogescholen
enkel tot onefficiënt gebruik van de toch al schaarse middelen.
Gezien de verschillende profielen ligt de opportuniteit juist in het
samenbrengen van performante universitaire onderzoeksgroepen en
academiserende groepen aan de hogescholen in thematische
onderzoeksverbanden. Het recent opgerichte Industrieel
Onderzoeksfonds (IOF) is een belangrijk instrument om de resultaten
van het basisonderzoek aan de universiteiten om te zetten in
industriële toepassingen via samenwerking met bestaande bedrijven of
via spin-offs. In het kader van het samenbrengen van het onderzoek
aan universiteiten en hogescholen kunnen de hogescholen hierbij o.a.
een belangrijke faciliterende rol vervullen in de contacten met de
KMO's. Het heeft echter geen zin om de inspanningen te versnipperen
door het IOF aan de hogescholen toe te kennen.
Eén doctoraat: aan de universiteit
De samenwerking tussen complementaire onderzoeksgroepen met een
gemeenschappelijke interesse zal ook een katalysator zijn voor het
opstarten en succesvol afronden van doctoraatsonderzoek waarbij de
inhoudelijke klemtoon in een ingenieursdoctoraat kan variëren van
eerder toepassingsgericht tot fundamenteel. Ook op dit punt bestaat
er geen nood aan dupliceren van bestaande systemen. Zoals voorzien in
het structuurdecreet blijft het behoud van één doctoraat, begeleid en
uitgereikt door de universiteiten, binnen de hoger beschreven context
de meest efficiënte weg om industrieel ingenieurs toe te laten om een
doctoraat te behalen.
Voor de K VIV
ir.Norbert Van Belle
algemeen voorzitter
Voor de universiteiten
De decanen van de Faculteiten Ingenieurswetenschappen en
Bio-ingenieurswetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven,
Universiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel en Universiteit
Antwerpen
prof.dr.ir.Y.Willems
prof.dr.ir.P.Coppin
prof.dr.ir.D.De Zutter
prof.dr.ir.H.Van Langenhove
prof.dr.R.Willem
prof.T.D'Hondt
prof.dr.E.Esmans
Meer weten?
Saskia Poppelier
Communicatieverantwoordelijke
Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging
K VIV vzw - Ingenieurshuis
Desguinlei 214 - B-2018 Antwerpen
Tel.: +32 (0)3 260 08 53
Fax: +32 (0)3 216 06 89
e-mail: saskia.poppelier@kviv.be
www.kviv.be
www.ti.kviv.be
Over de K VIV:
De K VIV werd opgericht in 1928 en verdedigt de belangen van
universitair ingenieurs. De vereniging telt ongeveer 11.000
individuele leden. In de loop der jaren is de K VIV uitgegroeid tot
een stevig gestructureerde en steeds actievere vereniging die nu ook
op Europees vlak een voortrekkersrol speelt. De K VIV is erkend als
de Vlaamse vertegenwoordiger van bio- en burgerlijk ingenieurs. De
werking steunt op de belangeloze inzet van een duizendtal leden die
borg staan voor voortdurende vernieuwing, creativiteit en kwaliteit.
URL: http://www.kviv.be