PERSCOMMUNIQUE nr. 61/05
30 juni 2005
Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-537/03
Katja Candolin e.a. / Vahinkovakuutusosakeyhtiö Pohjola en Jarno Ruokoranta
EEN REGELING INZAKE VERPLICHTE MOTORRIJTUIGENVERZEKERING
KRACHTENS WELKE DE SCHADELOOSSTELLING VAN DE INZITTENDE DIE
TOT DE SCHADE HEEFT BIJGEDRAGEN, OP ONEVENREDIGE WIJZE WORDT
GEWEIGERD OF BEPERKT, IS IN STRIJD MET HET GEMEENSCHAPSRECHT
Het feit dat de inzittende de eigenaar is van het voertuig waarvan de bestuurder het ongeval
heeft veroorzaakt, is niet relevant
In 1997 reden T. Candolin, de moeder van K. Candolin, alsmede Viljaniemi en Paananen mee
in de auto van laatstgenoemde, die bij die gelegenheid werd bestuurd door Ruokoranta.
Tijdens deze rit gebeurde er een ongeval, met de dood van T. Candolin alsook ernstige
verwondingen van de andere inzittenden tot gevolg. De bestuurder en alle andere inzittenden
waren dronken.
Aan Ruokoranta is een gevangenisstraf en de verplichting tot het schadeloosstellen van
K. Candolin, Viljaniemi en Paananen opgelegd. Omdat zij van oordeel waren dat de
inzittenden de staat van dronkenschap van de bestuurder hadden moeten waarnemen, hebben
de rechterlijke instanties die van de zaak kennis dienden te nemen, evenwel geoordeeld dat
geen van hen - overeenkomstig de Finse wet motorrijtuigenverzekering1 - aanspraak kon
maken op schadevergoeding van de verzekeringsmaatschappij.
In die context heeft de Korkein oikeus (het Finse hooggerechtshof) het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen gevraagd of het gemeenschapsrecht zich verzet tegen een
nationale regeling krachtens welke de door de verplichte motorrijtuigenverzekering uit te
keren schadevergoeding kan worden geweigerd of beperkt op grond dat de inzittende heeft
bijgedragen tot de door hem opgelopen schade, en of het antwoord op deze vraag anders ligt
indien de inzittende de eigenaar van het voertuig is.
1 Wet 279/1959 van 26 juni 1959.
Het Hof stelt allereerst vast dat de richtlijnen betreffende de verzekering tegen de wettelijke
aansprakelijkheid2 er niet toe strekken de wettelijke aansprakelijkheidsregelingen van de
lidstaten te harmoniseren, en dat de lidstaten bij de huidige stand van het
gemeenschapsrecht bevoegd blijven te bepalen, welke wettelijke aansprakelijkheidsregeling
geldt voor ongevallen op de weg.
De lidstaten moeten hun bevoegdheden evenwel uitoefenen in overeenstemming met het
gemeenschapsrecht en, in het bijzonder, met deze richtlijnen, die beogen te waarborgen dat
alle inzittenden die het slachtoffer zijn van een door een voertuig veroorzaakt ongeval, op
grond van de verplichte motorrijtuigenverzekering schadeloosstelling voor de door hen
opgelopen schade kunnen verkrijgen.
De nationale bepalingen die de vergoeding van schade veroorzaakt door verkeersongevallen
regelen, kunnen dus niet tot gevolg hebben dat deze bepalingen geen nuttig effect sorteren.
Dit zou met name het geval zijn indien een nationale regeling aan de hand van algemene en
abstracte criteria, louter op grond van het feit dat de inzittende tot de schade heeft
bijgedragen, hetzij hem het recht zou ontzeggen om door de verplichte
motorrijtuigenverzekering te worden vergoed, hetzij dit recht op onevenredige wijze zou
beperken.
Slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan - op basis van een individuele beoordeling -
de omvang van de schadevergoeding van het slachtoffer worden beperkt.
De beoordeling of deze omstandigheden aanwezig zijn en of de beperking van de
schadevergoeding evenredig is, behoort tot de bevoegdheid van de nationale rechter. Het feit
dat de inzittende die moet worden vergoed, de eigenaar is van het voertuig waarvan de
bestuurder het ongeval heeft veroorzaakt, is niet relevant.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
Beschikbare talen: DE, EN, FR, NL, FI
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina
van het Hof
http://curia.eu.int/jurisp/cgI-bin/form.pl?lang=nl
vanaf ongeveer 12.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught.
Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656
2 Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der
lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer
van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid
(PB L 103, blz. 1); de Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid
waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB 1984, L 8, blz. 17); de
Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de
wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe
deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 129, blz. 33).
European Union