Gemeente Utrecht


Commissiebrief Toezicht en handhaving Utrecht


| |Postadres: Postbus 16200, 3500 CE Utrecht
Bezoekadres: Korte Minrebroederstraat 2, Utrecht
Telefoon: 030 - 286 10 00
Fax: 030 - 286 12 24
Internet: www.utrecht.nl | |
|aan de leden van de Commissie       |         |                               |
|Bestuur en Veiligheid aan de leden  |         |                               |
|van de Commissie Bestuur en         |         |                               |
|Veiligheid en de Commissie Verkeer  |         |                               |
|en Beheer                           |         |                               |
|                                    |         |                               |
|                                    |         |                               |
|                                    |         |                               |
|                                    |         |                               |
|                                    |         |                               |
|Behandeld |Henk Knol Henk Knol       |Datum:  |                               |
|door:     |                          |        |28-06-05 \@ "d MMMM yyyy" 28   |
|          |                          |        |juni 2005                      |
|Doorkiesnu|286 1436 \# "## ##" 14 36 |Ons     |                               |
|mmer:     |                          |kenmerk:|                               |
|E-mail:   |h.knol@utrecht.nl         |Onderwer|Toezicht en handhaving in de   |
|          |h.knol@utrecht.nl         |p:      |openbare ruimte Toezicht en    |
|          |                          |        |handhaving in de openbare      |
|          |                          |        |ruimte                         |
|Bijlage(n)|rapport Andersson Elffers |        |                               |
|:         |Felix (ter inzage in de   |        |                               |
|          |leeskamer)  rapport       |        |                               |
|          |Andersson Elffers Felix   |        |                               |
|          |(ter inzage in de         |        |                               |
|          |leeskamer)                |        |                               |
|Uw        |                          |Verzonde|                               |
|kenmerk:  |                          |n:      |                               |
|Uw brief  |                          |Bij antwoord datum, ons kenmerk en      |
|van:      |                          |onderwerp vermelden                     |

Geachte dames en heren,

Hierbij willen wij u informeren over de besluiten die het college op 21 juni 2005 heeft genomen over toezicht en handhaving voor schoon, heel en veilig in de openbare ruimte. Deze besluiten zijn gebaseerd op adviezen van het bureau Andersson Elffers en Felix (AEF), die dit bureau in opdracht van het college heeft opgesteld. Het rapport ligt ter inzage in de leeskamer. De aanleiding voor deze opdracht was de noodzaak om het beleid op het gebied van toezicht en handhaving voor schoon, heel en veilig in de openbare ruimte opnieuw onder de loep te nemen. Deze heroriëntatie was nodig vanwege het einde van de ID-regeling en als gevolg daarvan het "witten" van de ID-medewerkers van Stadszicht, het extra geld dat in het kader van de herijking is vrijgemaakt voor toezicht en handhaving en de komst van de Wet Bestuurlijke Boete. De commissie Bestuur en Veiligheid is hierover eerder geïnformeerd (brief van 9 november 2004).

Hieronder presenteren we de beslissingen 1 tot en met 8 (cursief weergegeven), inclusief de inhoudelijke onderbouwing.

1. Toezicht en handhaving voor schoon, heel en veilig in de openbare ruimte wordt gebundeld door de toezichthouders van Stadstoezicht, de bos- en hondenwachters van de DSB en de reinigingspolitie van de RHD in één nieuwe organisatie-eenheid onder te brengen, waarbij de boswachters in ieder geval in het bos werkzaam en gehuisvest zullen blijven.

2. Deze nieuwe organisatie-eenheid, samen met de vergunningverlening voor de openbare ruimte onder te brengen bij de gemeente als afdeling binnen de Dienst Stadsbeheer/Dienst Publieke Werken, waarbij een vraaggerichte sturing het uitgangspunt is.

Iedereen wil dat doortastend en effectief wordt opgetreden tegen vervuiling, verloedering, overlast en kleine criminaliteit. Om dit te realiseren is het van belang dat toezichthouders effectiever en efficiënter ingezet worden.
Nu zijn de toezicht- en handhavingsfuncties versnipperd over verschillende organisaties. De algemene en objecttoezichthouders bij Stadstoezicht, de bos- en hondenwachters bij de DSB, de reinigingspolitie bij de RHD en de parkeercontroleurs bij de politie. Deze medewerkers richten zich op hun eigen specifieke en beperkte werkterrein. Dit is niet effectief en efficiënt.

Daarom hebben we besloten de functies voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte te bundelen. Het betreft:
- de algemene toezichthouders en objecttoezichthouders van Stadstoezicht (130 fte).
- de bos- en hondenwachters van de DSB (8 fte).
- de reinigingspolitie van de RHD (12 fte).
De twee laatste categorieën zijn bijzondere opsporingsambtenaar (BOA).

Tevens is besloten dit nieuwe organisatieonderdeel als afdeling onder te brengen bij de Dienst Publieke Werken en niet onder te brengen bij de Stichting Stadstoezicht. Hiervoor hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld:
. De verantwoordelijkheid voor verbetering van leefbaarheid en veiligheid ligt principieel in het publieke domein.
. Ook de huidige taken op het terrein van vergunningverlening door DSB/Bijzonder Gebruik Openbare ruimte (BGO) kunnen dan in deze afdeling worden ondergebracht.
. De Wet bestuurlijke boete stelt als voorwaarde dat de bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's) direct in dienst moeten zijn van de gemeente.
. De sturing op strategisch, tactisch en operationeel niveau wordt eenduidiger en kan daardoor worden verbeterd. De beheerder van de openbare ruimte is namelijk ook verantwoordelijk voor het toezicht en handhaving in de openbare ruimte.

We zijn van opvatting dat met dit model (het samenvoegen van toezichthouders van Stadstoezicht en BOA's van DSB en RHD in een afdeling onder de Dienst Publieke Werken) de grootste bijdrage wordt geleverd aan een integraal, krachtig optreden van de gemeente in de openbare ruimte. Bovendien ontstaat er in de geest van Utrecht 2010 een krachtige dienst die integraal aanspreekbaar is voor burger en bestuur op 'schoon, heel en veilig'. Dit past in een gemeentelijk organisatiebeeld, waarbij sectorale activiteiten binnen vakdiensten worden afgestemd.

Rol politie in de aansturing
Het uitgangspunt is dat de expertise van de politie op het gebied van toezicht en veiligheid voor de gemeentelijke organisatie behouden moet blijven. De politie is immers verantwoordelijk voor handhaving van openbare orde en veiligheid. Bovendien beschikt de politie over operationele informatie waarmee toezichthouders en BOA's gerichter, en dus effectiever, ingezet kunnen worden. Tot slot moeten toezichthouders en BOA's er van op aankunnen dat bij escalaties de politie direct beschikbaar is. Een actieve betrokkenheid van de politie bij de prioritering en de inzet van de toezichthouders en handhavers is dan ook noodzakelijk.

3. Toezicht en handhaving voor schoon, heel en veilig in de openbare ruimte in deze collegeperiode te brengen onder de gezamenlijke bestuurlijke verantwoordelijkheid van de Burgemeester en de wethouder Openbare ruimte.

Programmatisch bevinden deze activiteiten zich het grensvlak van de Programma's Openbare Orde en Veiligheid (OOV) en Beheer Openbare Ruimte (BOR). Besloten is deze activiteiten (in deze collegeperiode) onder gezamenlijke verantwoordelijk te brengen van de burgemeester en de wethouder Openbare Ruimte.

4. De beslissing over de positionering van parkeerbeheer te nemen tegen de beëindiging van het parkeerconvenant met de politie in 2007.

Omdat momenteel de laatste hand wordt gelegd aan een nieuw parkeerconvenant met de politie, is besluitvorming over de positionering van het parkeerbeheer actueel tegen het einde van het convenant. Naar verwachting is dat over 2 jaar. We hebben besloten om tegen het einde van het parkeerconvenant een beslissing te nemen over de positionering van de parkeerpolitie.
Het toevoegen van parkeerpolitie aan deze afdeling is een optie, waarbij op het moment van daadwerkelijke oprichting van zo'n dienst hieraan nadere invulling zal worden gegeven. Voor deze optie geldt als voorwaarde dat de Mulder-feiten onder de bestuurlijke boete vallen.

5. Voor de personeelscapaciteit van deze nieuwe afdeling uit te gaan van 165 medewerkers aan uitvoerend personeel (150 fte), waarvan de helft toezichthouders op schaalniveau 1 en de helft bijzondere opsporingsambtenaren op schaalniveau 5.

De effectiviteit van toezicht en handhaving kan ook worden vergroot door gebruik te maken van de Wet bestuurlijke boete. Toezichthouders mogen niet bekeuren. Met de Wet Bestuurlijke Boete mogen bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's) wel bekeuren. De functie van BOA wordt in vrijwel alle gemeenten ingeschaald op niveau 5 (omdat het een functie op MBO-niveau betreft). Zie onderdeel Wet bestuurlijke boete.

We hebben besloten om voor de personeelscapaciteit van het nieuwe organisatie-onderdeel uit te gaan van 165 uitvoerende medewerkers (150 fte) structureel voor toezicht en handhaving. Hiermee wordt in flinke stap gezet naar de ambities uit de herijking van 200 medewerkers.
De helft van de 165 directe medewerkers wordt aangesteld als toezichthouders in schaal 1 en de helft als bijzonder opsporingsambtenaar in schaal 5. Waar mogelijk worden de huidige toezichthouders van Stadstoezicht omgeschoold tot BOA. De toezichthouders en bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's) gaan in koppels op straat opereren. De boswachters zullen in het bos werkzaam blijven.

In het budgetneutrale model kunnen 154 medewerkers (140 fte) structureel gefinancierd worden. Hierbij is rekening gehouden met de implementatie van de Wet Bestuurlijke Boete. De 11 extra medewerkers (10 fte), bovenop het budget neutrale model, kosten jaarlijks EUR 500.000. Deze kosten kunnen tot 2010 worden gedekt uit incidenteel budget dat bestaat uit de premies voor het regulier maken van de ID-medewerkers bij Stadstoezicht (zie punt 6). Ook in dit model is rekening gehouden met de implementatie van de Wet Bestuurlijke Boete.
Wanneer na de beëindiging van deze incidentele financiering geen structurele financiering mogelijk is, wordt het aantal toezichthouders en handhavers naar evenredigheid verlaagd.

Sociale doelstelling als nevendoelstelling
De consequentie van de professionalisering van toezicht en het aanstellen van BOA's is dat de huidige sociale doelstelling van Stichting Stadstoezicht in plaats van een hoofddoelstelling een nevendoelstelling wordt.
De praktijk wijst uit dat er in zijn algemeenheid een discrepantie bestaat tussen de instroomeisen voor de functie van BOA en het kwalificatieniveau van bijstandsgerechtigden. Zelfs voor de functie van toezichthouder in schaal 1 blijkt het lastig bijstandsgerechtigden met loonkostensubsidie te werven. Ook zonder de opschaling naar BOA-niveau is slechts beperkt een sociale doelstelling te realiseren.

In de nieuwe situatie blijven deze aspecten van de sociale doelstelling overeind:
. Regulier maken ID-medewerkers Stichting Stadstoezicht (reeds gebeurd).
. Bevordering doorstroom van de huidige toezichthouders naar BOA.
. 75 banen op schaal 1 niveau. Bij vacatures zal met voorrang gebruikt wordt gemaakt van bijstandsgerechtigden met loonkostensubsidie.

6. Voor onderbesteding op de subsidie aan de Stichting Stadstoezicht (EUR 3.000.000) een bestemmingsreserve te creëren om de 11 medewerkers boven het budgetneutrale model tot en met 2010 te kunnen financieren.

Stichting Stadstoezicht ontvangt in 2005 en 2006 stimuleringspremies voor het regulier maken van de voormalige ID-medewerkers. Deze premies zijn afkomstig van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze premies brengen we in mindering op de subsidie voor de Stichting. Hierdoor ontstaat een onderbesteding van EUR 2,5 miljoen. Ook staat er nog een vordering van teveel uitgekeerde subsidie aan Stadstoezicht in 2003 van EUR 500.000. Die is ontstaan door achterblijvende aantallen toezichthouders vanwege de vacaturestop op de ID-banen die in dat jaar is ingesteld.
Besloten is deze bedragen toe te voegen aan een bestemmingsreserve "Toezicht en handhaving".
De omvang van bestemmingsreserve bedraagt EUR 3 miljoen. Vooralsnog valt deze bestemmingsreserve onder het programma OOV.

Voor deze bestemmingsreserve bestaan vier bestedingsdoeleinden:
. De frictiekosten voor de afbouw van de Stichting Stadstoezicht. Deze bedragen naar verwachting EUR 800.000.
. De financiering van de extra kosten (EUR 500.000 per jaar) van de 10 extra fte bovenop de budgetneutrale variant van 140 fte tot en met 2010.
. De kosten van de implementatie van de nieuwe afdeling, inclusief de werkprocessen in de frontoffice en backoffice voor de Wet Bestuurlijke boete. Hoeveel deze kosten zullen bedragen is nu nog niet aan te geven.
. Tegenvallende inkomsten uit de Wet Bestuurlijke Boete kunnen financieren. Er is een raming gemaakt van het aantal boetes per BOA, voor het soort overtredingen dat onder de wet gaat vallen. Dit is om een aantal redenen onzeker:
- de "feitenlijst" (de lijst van overtredingen die onder de WBB gaan vallen) is nog niet bekend.
- er zijn geen ervaringscijfers (de wet bestaat immers nog niet).

7. De directeur DSB toestemming te geven om voor de vormgeving van het nieuwe dienstonderdeel en de afbouw van Stichting Stadstoezicht een externe organisatie in te schakelen.

Dit vanwege de omvang, complexiteit en juridische consequenties vooral voor Stichting Stadstoezicht.

8. De directeur DSO opdracht te geven een plan van aanpak op te stellen om toezicht, handhaving en vergunningverlening in de gebouwde omgeving te stroomlijnen.

Ook in de gebouwde omgeving kan efficiencywinst worden behaald door bundeling van toezicht, handhaving en vergunningverlening. Met name in de frontoffice van de vergunningaanvraag en in toezicht en handhaving is veel synergie te behalen, zeker als de regelgeving rond vergunningverlening beter op elkaar wordt afgestemd, zoals nu beoogd wordt.

Wet Bestuurlijke boete

Met het besluit de helft van het uitvoerende personeel aan te stellen in de functie van BOA zijn we goed voorbereid op de komst van de Wet Bestuurlijke boete. Begin mei is het wetsvoorstel Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte ingediend bij de Tweede kamer (samen met de Wet Bestuurlijke boete foutparkeren en stilstaan). Vooralsnog wordt uitgegaan van 1 januari 2006 als ingangsdatum.
De lijst van overtredingen van de wet (de zogenaamde feitenlijst) beperkt zich in het huidige voorstel tot lichte overtredingen uit de plaatselijke verordeningen. Feiten uit de bouw- en milieuregelgeving en de horecaregelgeving zijn uitgesloten. Voor dit soort overtredingen is een bestuurlijke boete echter een uitermate geschikt instrument. Dit geldt in het bijzonder voor de eenmalige en lichte overtredingen, waarvoor de inzet van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom geen geschikte middelen zijn. We wijzen in dit verband op overtredingen van de openings- en sluitingstijden in de horeca en andere horecaregelgeving, overtredingen van voorschriften bij evenementen en van gebruikseisen bij bouwwerken. Verder kan gedacht worden aan illegale onderverhuur.
De doelstelling van het kabinet is dat gemeenten met deze wet overtredingen aanpakken waarvoor thans geen toereikend bestuurlijk instrument voorhanden is of die nu te weinig prioriteit genieten. Gelet op deze doelstelling is de reikwijdte van de feitenlijst volstrekt onvoldoende. Dit is het belangrijkste bezwaar van de VNG/gemeenten tegen deze wet. Deze feitenlijst wordt overigens niet in de wet, maar in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) geregeld.
Een andere consequentie is dat de wet in deze vorm gemeenten geen financieel voordeel oplevert. Er moeten extra investeringen worden gepleegd, bijvoorbeeld voor het organiseren van de verplichte 24-uurs dienstverlening en het opzetten van de back-office voor het afhandelen van de beroeps- en bezwaarprocedures. Berekeningen van AEF tonen aan dat de kosten jaarlijks EUR 100.000 hoger uitvallen dan de inkomsten.
Het ministerie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is echter van plan om EUR 10 miljoen te korten op het gemeentefonds, vanwege de te verwachten inkomstenderving bij het ministerie van Justitie wanneer deze wet in werking treedt.
Utrecht blijft zich de komende maanden, gezamenlijk met de andere G4 en de VNG inzetten om de feitenlijst te verbreden en andere wensen gehonoreerd te krijgen.

Reacties


1. Stichting Stadstoezicht

Stichting Stadstoezicht is betrokken geweest bij de totstandkoming van dit nieuwe beleidskader. De Stichting heeft aangegeven niet blij te zijn met dit besluit. De Stichting zal formeel reageren op de collegebesluiten.

Het uitgangspunt is dat er voor directe medewerkers in principe plaats is in de nieuwe organisatie. Wel wordt een marginale toets ingebouwd op basis van geschiktheid van functie van toezichthouder. Wanneer dat mogelijk is worden toezichthouders opgeleid tot BOA. Ook wordt bepaald voor welke medewerkers in ondersteunende functies een plek is. De subsidie voor de Stichting Stadstoezicht wordt per 1 januari 2007 stopgezet. Er zullen gesprekken gevoerd moeten worden over de wijze waarop de verplichtingen worden overgenomen, dan wel afgebouwd, en de condities waaronder. Vanzelfsprekend worden in het vervolgtraject de beginselen van zorgvuldig en behoorlijk bestuur in acht genomen.

2. Politie

Ook de politie is betrokken bij dit traject. De politie reageert positief. Wel is het zaak afspraken te maken met de politie over de betrokkenheid bij toezicht en handhaving op strategisch, tactisch en operationeel niveau.

3. Gemeenten Amersfoort en Zeist

Stichting Stadstoezicht werkt ook voor de gemeenten Amersfoort (16 toezichthouders) en Zeist (6 toezichthouders). Deze gemeenten kunnen geconfronteerd worden met de consequenties van de keuze die de gemeente Utrecht maakt. Er kan voor deze gemeenten het probleem ontstaan dat de inzet van toezichthouders te kleinschalig is om een eigen organisatie op te zetten (denk bijvoorbeeld aan de meldkamer). Het college is uiteraard bereid om mee te denken over de oplossingen van de schaalproblematiek.

De komende periode zal een plan van aanpak worden opgesteld voor de vormgeving van de nieuwe organisatie-eenheid. Uiterlijk 1 januari 2007 moet het implementatietraject zijn afgerond. Aanvankelijk van de werkelijke ingangsdatum van de Wet Bestuurlijke Boete zal in het implementatietraject een tussensituatie gecreëerd worden om eerder met de Wet aan de slag te gaan.


Hoogachtend,

Burgemeester en Wethouders van Utrecht,


de Secretaris, de Burgemeester,


---- --