Rijksuniversiteit Groningen

077 - Drank, diefstal en smokkel: het criminele gehalte van Drentse turfstekers

Datum: 22 juni 2005

Arm waren ze, de turfstekers die begin twintigste eeuw het Drentse land bevolkten. Arm, weg van hun geboortegrond en zonder toekomstperspectief. Dit is het traditionele beeld van de veenarbeider en het zijn, althans dat beweren de misdaadtheorieën, dé ingrediënten voor een criminele loopbaan. De Drentse criminaliteitscijfers behoorden inderdaad tot de hoogste van het land. Toch kan hun schijnbaar zwakke sociaal-economische positie hiervoor niet de enige verklaring zijn, meent historicus Albert Eggens. Hij hoopt op donderdag 30 juni 2005 te promoveren aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Eggens zocht het antwoord in bijna zesduizend rechtbankdossiers van zo'n vierduizend Drentse verdachten, die tussen 1911 en 1918 een misdrijf hadden gepleegd. Hij vergeleek de vonnissen van beklaagden uit de veenderijen met die uit oude zanddorpen, reeds afgegraven veengebieden en het stadje Coevorden. En wat blijkt: "De venen in Zuidoost-Drenthe staken er met kop en schouders bovenuit."

Turfdiefstal

"Hebben armoede en een gebrek aan sociale controle zo'n grote invloed gehad op de hoge criminaliteitscijfers onder de inwoners van het veengebied?", vroeg Eggens zich af. De genoemde factoren alleen geven hiervoor geen goede verklaring. Uit de cijfers blijkt dat er vooral turf werd gestolen. Bijna vijftig procent van het totale aantal diefstallen tussen 1911 en 1918 betrof turf, tegen tien procent geld en sieraden, en zeven procent voedsel. Daarbij gold: de gelegenheid maakte de dief. "Het turf lag voor het grijpen. Bovendien beschouwde de bevolking turfdiefstallen niet als bijzonder ernstig, omdat er genoeg van was en ze de turven zelf gestoken had." Voedsel, voornamelijk aardappelen, maar bijvoorbeeld ook fruit uit boomgaarden, werd vooral ontvreemd in de oogstperiode als het op het land lag te wachten op transport. Gemiddeld ging het in de periode 1911-1918 jaarlijks om zo'n twintig vermogensdelicten per tienduizend inwoners uit de venen van Zuidoost-Drenthe. Eggens: "Als de armoede zo groot was, dan zou je verwachten dat er vaker werd gestolen."

Dronkemansgeweld

De hoge misdaadcijfers zijn daarnaast te wijten aan alcoholmisbruik. Bij vrijwel alle geweldsdelicten was drank in het spel. Bijna de helft van de verdachten was tussen de 15 en 24 jaar. "Haantjesgedrag in de uitgaanssfeer," zegt Eggens. Vechtpartijen, messen trekken, "zelfs een meisje in de rug steken omdat ze niet wil dansen." De daders en slachtoffers waren meestal bekenden van elkaar. Mishandelingen vonden plaats in de relatiesfeer en zelfs binnen het gezin. "Dit, en het gegeven dat buren en omstanders de daders soms ter verantwoording riepen, wijst erop dat ook in het veengebied sprake was van sociale controle."

Smokkel

Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond het merendeel van de beklaagden terecht voor smokkel. Nederland was neutraal. Smokkel bracht de nationale veiligheid in gevaar, stelde de regering, omdat de strijdende partijen Nederland dan als `partijdig' land bij de oorlog konden betrekken. Daarnaast dreigde er een tekort aan voedsel en goederen te ontstaan. De overheid gaf daarom de hoogste prioriteit aan het opsporen en berechten van smokkelaars. Eggens: "Met een pakje brood onder de arm in de grensstreek lopen was al verboden". Smokkelaars lieten zich er niet door afschrikken. Er viel met de illegale handel namelijk veel geld te verdienen, stelt de historicus. Bovendien beschouwde de Drentse bevolking smokkel niet als een ernstig vergrijp.

Steenbergen Stipendium

Albert Eggens won met zijn doctoraalscriptie Zuidenveldse strafzaken, 1911-1918. Een studie naar de aard en omvang van de misdaad in Zuidoost-Drenthe voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog in 2003 het Steenbergen Stipendium. Dit is een tweejaarlijkse prijs, die wordt toegekend aan jonge historici die zich hebben toegelegd op een Drents onderwerp. Naast een bedrag van vijfduizend euro kreeg hij de mogelijkheid zijn onderzoek te publiceren. Het proefschrift Van daad tot vonnis. Door Drenten gepleegde criminaliteit voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog verschijnt in de Drents Historische Reeks. De uitreiking van het stipendium vindt plaats op vrijdag 1 juli 2005 in Coevorden.

Curriculum Vitae

Albert Eggens (Groningen, 1975) studeerde geschiedenis in Groningen. Hij verrichte zijn promotieonderzoek als extern promovendus bij de vakgroep Economische en Sociale Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen. Momenteel werkt hij als docent geschiedenis bij de RSG Ter Apel. Eggens promoveert tot doctor in de Letteren bij prof.dr. M.G.J. Duijvendak. De titel van het proefschrift luidt: Van daad tot vonnis. Door Drenten gepleegde criminaliteit voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog (Uitgeverij Van Gorcum te Assen), ISBN: 90 232 4146 0, prijs: EUR 34,95).

Noot voor de pers

Meer informatie: Albert Eggens, e-mail alberteggens@hotmail.com