VVD



29869 Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen inhoudende verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag.

Bijdrage Van Heukelum aan debat subsidiëring politieke partijen

Bijdrage aan het plenaire debat op dinsdag 28 juni 2005

VVD-fractie
Woordvoerder J.J. van Heukelum

Mevrouw de voorzitter,

Als je eens terugkijkt in de geschiedenis van het thema van het voorliggende wetsvoorstel en je leest nog eens de diverse op dit thema betrekking hebbende stukken, zoals Memories van Toelichting, Verslagen, Nota's naar aanleiding van die verslagen, Handelingen enz.. enz. dan is één van de eerste zaken die, in deze context, opvalt de vaak lyrische bewoordingen waarin op nut en noodzaak van politieke partijen wordt gewezen. De toenmalige minister van BZK, de heer De Vries stelde tijdens een plenair debat in de Tweede Kamer over financiering van politieke partijen op 12 december 2000 (ik citeer): Er kan geen verschil van mening zijn over de betekenis van politieke partijen. Deze zijn in onze democratie cruciaal en we moeten er alles aan doen om dit vitale organisaties te laten blijven.(einde citaat). We worden dus geacht het hierover eens te zijn. De eerlijkheid gebied echter te zeggen dat alle betreffende sprekers of schrijvers lid waren of zijn van het parlement, dan wel deel uitmaakten van een kabinet, en dat allen lid waren of zijn van een politieke partij. Dat maakt de desbetreffende uitspraken niet per definitie minder waar maar het betekent nog niet dat deze mening gemeengoed is onder de gehele bevolking. Al het water van de zee kan immers niet uitwissen dat slechts zo'n 300.000 Nederlanders het de moeite waard vinden lid te zijn van een politieke partij.

Mijn fractie onderschrijft de stelling van de minister zoals hij die heeft verwoord in de Memorie van Toelichting dat het niet redelijk en ook niet verstandig is om alleen partijleden te belasten met de financiering van het partijenstelsel. Want tijdens de verkiezingen blijkt telkenmale dat het aantal leden van politieke partijen niet in verhouding staat tot het aantal kiesgerechtigden, dat zijn stem op kandidaten van die politieke partijen uitbrengt. Overigens moet ik eerlijkheidshalve opmerken dat ook binnen de politieke stroming waarvan ik lid ben genuanceerd en verschillend gedacht wordt over het subsidiëren van politieke partijen door de overheid. Er kunnen bij de stelling van de minister echter wel enkele vragen worden gesteld. Hoe ver mag of moet de overheid gaan met het subsidiëren van politieke partijen. De taken en functies van politieke partijen komen steeds meer onder druk te staan en de belangstelling voor een lidmaatschap neemt bij de meeste partijen niet toe, zo niet af. De discrepantie tussen verwachte inkomsten en gewenste of noodzakelijke uitgaven neemt bijgevolg alleen maar toe. Ziet de minister een grens aan het subsidiëren van politieke partijen, en zo ja, waar trekt hij die grens dan.

Het wetsvoorstel bevat o.m. een wijziging van de verdeelsleutel voor de subsidie. Naast het zetelaantal in de Tweede Kamer speelt nu ook het ledental van de desbetreffende partij een rol bij die verdeelsleutel. Heeft de minister overwogen om ook nog andere criteria bij deze verdeelsleutel te betrekken? Ik denk hierbij b.v. aan de hoogte van de contributie die partijen van hun leden vragen.

Het voorliggende wetsvoorstel loopt vooruit op een breder wetsvoorstel over financiering van politieke partijen. Kan de minister aangeven wanneer wij dit bredere wetsvoorstel kunnen tegemoet zien? Het huidige wetsvoorstel betreft slecht een drietal punten, te weten: het verhogen van de subsidie, de verbreding van het subsidiebudget en de wijziging van de verdeelsleutel voor de subsidie. Mijn fractie kan zich vinden in de argumenten die de minister aandraagt voor deze wijzigingen.

Voorzitter, tot slot: Mijn fractie heeft op dit moment geen behoefte aan een diepgaande principiële discussie over het wel of niet subsidiëren van politieke partijen door de overheid. Die discussie hebben we in het verleden uitvoerig gevoerd en die behoeft wat ons betreft niet herhaald te worden. Dat laat echter onverlet dat er binnen mijn fractie wel behoefte bestaat aan een bredere discussie over nut en noodzaak van politieke partijen, over de vorm en mogelijkheden van financiering van die partijen en over haar plaats in ons politieke bestel nu en in de toekomst. De ontwikkelingen in de samenleving staan niet stil. De tijd van een redelijk aantal gevestigde partijen ligt achter ons. Er komen partijen bij en partijen verdwijnen ook weer. Een ander punt wat aandacht vraagt betreft de verschuiving van een partijen democratie naar een personen democratie. Ex minister De Graaf heeft al eens gesteld dat de partijen democratie zijn beste tijd heeft gehad en dat wij naar een personen democratie gaan. Als deze stelling, geheel of gedeeltelijk waar is wat heeft dit dan, ook op de langere termijn, voor consequenties voor de financiering van politieke partijen. Wellicht biedt het komende wetsvoorstel ons daartoe de gelegenheid. Kan de minister aangeven of deze brede discussie mogelijk is binnen de contouren van dit komende wetsvoorstel?


---- --