Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
Kenmerk 2040516140, d.d. 10 juni jl. W&B/B&K/05/46546

Onderwerp Datum
Kamervragen van mevr. W. van Gent (Groen 28 juni 2005
Links) over armoede en schulden bij ouderen

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van Tweede Kamerlid mevr. W. van Gent (Groen Links) over armoede in Nederland.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


---

2040516140
Vragen van het lid Van Gent (GroenLinks) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over armoede in Nederland. (Ingezonden 9 juni 2005)

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het rapport "Armoede in Nederland"?1 Hebt u daarnaast kennisgenomen van het bericht dat de Stichting Voedselbank Nederland meldt dat steeds meer mensen geen geld hebben om eten te kopen?2

Antwoord vraag 1
Ja

Vraag 2
Kunt u reageren op de inhoud van het rapport "Armoede in Nederland" en op de aanbevelingen die in dit rapport worden gedaan?

Antwoord vraag 2
Het onderzoek laat zien dat de overheid en de kerk elkaar goed kunnen aanvullen als het gaat om de hulp aan de kwetsbaren in onze samenleving. De overheid waarborgt een sluitend systeem van sociale zekerheid, waarin uiteindelijk een beroep op bijstand gedaan kan worden en gemeenten maatwerk kunnen leveren via de (bijzondere) bijstand. De kerk heeft als particuliere organisatie ruimte om persoonlijke aandacht te geven aan individuele mensen in nood.

In het onderzoek zijn een aantal aanbevelingen aan de overheid gericht. Zo beveelt het onderzoek aan om `de sociale zekerheid niet verder af te bouwen'.
Het kabinet hecht aan een toekomstbestendige sociale zekerheid. De sociale zekerheid wordt zodanig ingericht dat er sprake is van een activerend stelsel. Uiteraard heeft het kabinet daarbij oog voor de kwetsbare groepen die in het onderzoek genoemd zijn.
De aanbeveling om regelgeving, uitvoeringspraktijk en voorlichting te verbeteren is een ambitie die gedeeld wordt door het kabinet en veel gemeenten en uitvoeringsinstellingen.

Vraag 3
Herkent u zich in het beeld dat de armoede in Nederland toeneemt, met name bij ouderen, gehandicapten, chronisch zieken en grote gezinnen?

Antwoord vraag 3
De economische recessie heeft voor bijna iedereen geresulteerd in een vermindering van koopkracht. De minima met kinderen en ouderen zijn er minder op achteruit gegaan dan andere inkomensgroepen. Bij de maatregelen in de zorg heeft de regering rekening gehouden met de inkomenspositie van kwetsbare groepen door extra compensatie ter beschikking te stellen. Waar de maatregelen leidden tot onbedoelde effecten, zijn ze verzacht.


1 Rapport van Kerkinactie `Armoede in Nederland', 7 juni 2005, www.pkn.nl
2 ANP, 7 juni jl.


3

Vraag 4
Wat is uw reactie op de stelling van de Raad van Kerken en de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat de toenemende armoede het gevolg is van bewust politiek beleid? Trekt u zich deze kritiek aan?

Vraag 5
Deelt u de mening van de heer Heetderks van de PKN dat de overheid faalt waar het de verplichting betreft om een fatsoenlijk bestaansminimum te garanderen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord vraag 4 en 5
De overheid garandeert een fatsoenlijk bestaansminimum doordat mensen een beroep kunnen doen op voorliggende voorzieningen en algemene en bijzondere bijstand. De WWB heeft deze inkomenswaarborg juist in stand gehouden. Bovendien worden mensen met de WWB meer gestimuleerd om te gaan werken. Werk verbetert het perspectief op de arbeidsmarkt en maakt het verdienen van een hoger inkomen mogelijk. Mede door de prestaties die gemeenten hebben geleverd, is in 2004 is het aantal mensen dat afhankelijk is van een bijstandsuitkering nauwelijks gestegen, ondanks de ongunstige economische omstandigheden.

Vraag 6
Wat is uw oordeel over de explosieve toename van het aantal hulpaanvragen bij de Voedselbank Nederland, waarbij het aantal gebruikers meer dan verdrievoudigd is tot 12.000 mensen?

Vraag 7
Wat is uw reactie op de constatering van de Voedselbank Nederland dat de gebruikers van de Voedselbank Nederland na aftrek van hun vaste lasten niet of nauwelijks geld overhouden om eten te kopen? Trekt u zich dit aan als eerstverantwoordelijke voor het koopkrachtbeleid?

Antwoord vraag 6 en 7
In koopkracht zijn de sociale minima er minder op achteruit gegaan dan andere inkomensgroepen. De groep gebruikers van de voedselbank is echter heterogeen. Uit het persbericht van de Voedselbank blijkt wel dat er sprake is van een samenloop tussen een hulpaanvraag bij de Voedselbank en schuldenproblematiek. Het kan voorkomen dat huishoudens door het aangaan van leningen of een plotselinge inkomensterugval bij bijvoorbeeld een echtscheiding in acute geldnood komen. Hierdoor kunnen in sommige situaties de vaste lasten een probleem worden, vooral wanneer de vaste lasten niet in overeenstemming zijn met de draagkracht van een huishouden.

Vanuit lokale overheden dan wel via de Wsnp worden burgers geholpen hun problematische schulden aan te pakken en zo mogelijk op te lossen. Het is mogelijk dat deze mensen, ook in de periode waarin gewerkt wordt aan het oplossen van de problematische schulden, bij een voedselbank of kerk aankloppen.


4

Vraag 8
Kunt u aangeven welke conclusies u verbindt aan de onderzoeken van Kerkinactie en de Voedselbank Nederland?

Antwoord vraag 8
Het onderzoek laat een heterogeen beeld zien van de problematiek van het rondkomen. Juist door deze verscheidenheid aan individuele probleemsituaties is maatwerk de manier om deze mensen te helpen. Gemeenten hebben hiervoor de mogelijkheid, o.a. door het verlenen van bijzondere bijstand en bijstand in natura. Bovendien is het belangrijk dat achterliggende oorzaken van deze problemen met rondkomen worden verholpen. Bijvoorbeeld door toeleiding naar werk, budgethulp, zorg, educatie of een combinatie van deze instrumenten. Hiertoe ontplooien gemeenten diverse initiatieven die mede door de Rijksoverheid vanuit het Innovatieprogramma WWB (IPW) worden ondersteund.

Vraag 9
Deelt u de mening dat grote groepen mensen als rechtstreeks gevolg van het kabinetsbeleid onder het bestaansminimum terecht zijn gekomen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord vraag 9
Zie antwoorden vraag 4 en 5.

Vraag 10
Bent u bereid om nog dit jaar maatregelen te nemen om de koopkracht van mensen met een laag inkomen, waaronder ouderen, gehandicapten, chronisch zieken en grote gezinnen, te verhogen, zodat zij voldoende geld hebben om in hun primaire levensbehoeften te voorzien?

Vraag 11
Welke mogelijkheden ziet u om via een aanvullend pakket bij de Voorjaarsnota de koopkracht voor mensen met een laag inkomen weer op een aanvaardbaar niveau te brengen?

Antwoord vraag 10 en 11
Het Kabinet ziet in het inkomensbeeld 2005 geen aanleiding nadere maatregelen te nemen. Daarbij geldt dat aanpassingen gedurende het jaar in bijvoorbeeld belastingen of premies tot hoge uitvoeringskosten leiden. De noodzaak van eventuele maatregelen op het terrein van koopkrachtondersteuning in 2006 worden in het kader van de begrotingsvoorbereidingen besproken.

Vraag 12
Bent u bereid de koppeling tussen lonen en uitkeringen te herstellen?

Antwoord vraag 12
De koppeling tussen lonen en uitkeringen wordt met ingang van 1 januari 2006 hersteld.