| | | |
|RAAD VAN | |NL | |DE EUROPESE UNIE | | |10285/05 (Presse 156)
(OR. fr,en)
PERSMEDEDELING
Betreft:
PERSMEDEDELING
2671e zitting van de Raad
Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Luxemburg, 27-28 juni 2005
Voorzitter de heer Jeannot KRECKE
minister van Economische Zaken en Buitenlandse handel
de heer Lucien LUX
minister van Vervoer en minister van Milieubeheer
de heer Jean-Louis SCHILTZ
gedelegeerd minister van Communicatie
van Luxemburg
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting | |De Raad: | |heeft een politiek akkoord bereikt over het gemeenschappelijk standpunt | |over de trans-Europese energienetwerken | |heeft een politiek akkoord bereikt over het gemeenschappelijk standpunt | |over energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten | |heeft een politiek akkoord bereikt over het gemeenschappelijk standpunt | |over een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders; | |heeft conclusies aangenomen over het in de steigers zetten van een | |communautair beleid inzake de externe luchtvaartbetrekkingen | |heeft conclusies aangenomen over de Wereldtop over de | |informatiemaatschappij. | |Voorts heeft de Raad: | |het schema van algemene tariefpreferenties voor de periode 2005-2008 | |vastgesteld voor de handel met de ontwikkelingslanden | |het EU-drugsactieplan (2005-2008) aangenomen | |een politiek akkoord bereikt over het gemeenschappelijk optreden inzake de | |oprichting van een "Europese veiligheids- en defensieacademie" (EVDA) | |een richtlijn aangenomen betreffende de erkenning van door de lidstaten | |afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden |INHOUD1
DEELNEMERS 6
BESPROKEN PUNTEN
TELECOMMUNICATIE 9
- "i2010" 9
- Wereldtop over de informatiemaatschappij - Raadsconclusies 10
INLANDTRANSPORT 16
- Rijbewijs 16
- Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer 17
- Verkeersveiligheid 18
LUCHTVAART 19
- Externe betrekkingen in de luchtvaartsector - Conclusies van de Raad 19
- Overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten met Chili 24
- Onderhandelingen EU-VS inzake een overeenkomst betreffende het luchtvervoer 25
- Communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders 26
ENERGIE 27
- Trans-Europese energienetwerken 27
- Energie-efficiëntie 29
- Groenboek over energie-efficiëntie 30
- Internationale betrekkingen op energiegebied 31
DIVERSEN 34
- EU-OPS 34
- Digitale tachograaf 34
- Verlaging van het alcoholgehalte bij jonge automobilisten tot nul 34
- IMO en ICAO: deelneming van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van deze organisaties 34
- Slopen van schepen 34
- Luchtkwaliteit 34
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
VERVOER
River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap * 35
Erkenning van beroepsbekwaamheid van zeevarenden, 35
Enkelwandige olietankschepen - Internationale Maritieme Organisatie 36
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
Stabiliteitspact - Buitensporigtekortprocedure 36
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Handel met ontwikkelingslanden * 36
EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
Europese veiligheids- en defensieacademie 37
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
EU-drugsactieplan (2005-2008) 37
Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden 38
HANDELSBELEID
Goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of de doodstraf * 39
Associatie met Roemenië 39
Rusland - Staal 39
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Telecommmuncatie - Wijziging van EER-Overeenkomst 39
Energie - Wijziging van EER-Overeenkomst 40
ATOOMVRAAGSTUKKEN
Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal 40
DOUANE-UNIE
Schorsing van douanerechten - industrie-, landbouw- en visserijproducten 40
HOF VAN JUSTITIE
Wijzigingen van het reglement voor de procesvoering * 41
STATISTIEKEN
Bij- en nascholing in ondernemingen * 41
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
de heer Renaat LANDUYT minister van Mobiliteit de heer Marc VERWILGHEN minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid
Tsjechische Republiek
de heer Milan ?IMONOVSKÝ vice- minister-president en minister van Verkeer de heer Milan URBAN minister van Industrie en Handel mevrouw Dana B?ROVÁ minister van Informatica mevrouw Daniela KOVAL?ÍKOVÁ vice-minister van Verkeer, departement Wetgeving, Strategie en EU-zaken de heer Martin PECINA vice- minister van Industrie en Handel
Denemarken:
de heer Flemming HANSEN minister van Verkeer en Energie
Duitsland:
de heer Manfred STOLPE minister van Verkeer en Bouw- en Woonbeleid de heer Georg Wilhelm ADAMOWITSCH Staatssecretaris van Economische Zaken en Arbeid
Estland:
De heer Tiit NABER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Griekenland:
de heer Mihail-Georgios LIAPIS minister van Verkeer de heer Georgios SALAGOUDIS staatssecretaris van Ontwikkeling de heer Anastasios NERATZIS staatssecretaris van Verkeer
Spanje:
de heer Fernando PALAO TABOADA secretaris-generaal van Verkeer de heer Antonio Joaquin FERNANDEZ SEGURA secretaris-generaal van Energie
Frankrijk:
de heer Dominique PERBEN minister van Verkeer, Infrastructuur, Toerisme en Maritieme Zaken De heer François LOOS gedelegeerd minister van Industrie
Ierland:
de heer Martin CULLEN minister van Verkeer de heer Peter GUNNING plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Italië:
de heer Pietro LUNARDI minister van Infrastructuurvoorzieningen en Vervoer
de heer Mario LANDOLFI minister van Communicatie de heer Lucio STANCA minister zonder portefeuille, bevoegd voor Innovatie en Technologie de heer Mario VALDUCCI staatssecretaris van Productieve Activiteiten
Cyprus:
de heer Harris THRASSOU minister van Communicatie en Openbare Werken
Letland:
de heer Jânis REIRS minister, speciaal belast met e-Overheid de heer Vigo LEGZDI?? staatssecretaris, Ministerie van Verkeer
de heer Kaspars GERHARDS staatssecretaris, Ministerie van Economische Zaken
Litouwen:
de heer Valdemaras ?ALAUSKAS staatssecretaris, ministerie van Verkeer
Luxemburg:
de heer Jean-Louis SCHILTZ minister van Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Acties, gedelegeerd minister van Communicatie de heer Lucien LUX minister van Milieubeheer, minister van Vervoer
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel, minister van Sport
Hongarije
de heer Mihály JAMBRIK bestuurlijk staatssecretaris, Ministerie van Informatica en Communicatie de heer Gyögy HATVANI toegevoegd Staatssecretaris van Economische Zaken en Verkeer de heer Egon DIENES-OEHM plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Malta:
de heer Censu GALEA minister van Concurrentievermogen en Communicatie de heer Ninu ZAMMIT minister van Hulpbronnen en Infrastructuur
Nederland:
mevrouw Karla Maria Henriëtte PEIJS minister van Verkeer en Waterstaat de heer Laurens Jan BRINKHORST Minister van Economische Zaken
Oostenrijk:
de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economische Zaken en Arbeid
de heer Hubert GORBACH vice- kanselier en minister van Verkeer, Innovatie en Technologie de heer Walter GRAHAMMER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Polen:
de heer Piotr RUTKOWSKI onderstaatssecretaris, Ministerie van Economische Zaken en Arbeid de heer W?odzimierz MARCI?SKI onderstaatssecretaris, Ministerie van Wetenschappen en Informatisering de heer Grzegorz M?DZA onderstaatssecretaris, Ministerie van Infrastructuur
Portugal:
mevrouw Ana Paula VITORINO staatssecretaris van Verkeer de heer Manuel HEITOR staatssecretaris van Wetenschappen, Technologie en Hoger Onderwijs de heer Paulo CAMPOS toegevoegd staatssecretaris van Openbare Werken en Communicatie de heer Domingos FEZAS VITAL plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Slovenië:
de heer Janez BO?I? minister van Verkeer
mevrouw Mary Veronica TOV?AK plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Slowakije:
de heer Pavol PROKOPOVI? minister van Verkeer, Post en Telecommunicatie de heer László POMOTHY staatssecretaris, Ministerie van Economische Zaken
Finland:
mevrouw Leena LUHTANEN minister van Verkeer de heer Mauri PEKKARINEN Minister van Handel en Industrie
Zweden:
de heer Jonas BJELFVENSTAM staatssecretaris bij het Ministerie van Industrie, Werkgelegenheid en Verkeer mevrouw Ingrid HJELT AF TROLLE plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Verenigd Koninkrijk:
de heer Alistair DARLING minister van Verkeer en minister voor Schotland de heer Alun MICHAEL onderminister van Plattelandszaken en Kwaliteit van het lokale milieu de heer Malcolm WICKS onderminister van Energie
Commissie:
de heer Jacques BARROT vice- voorzitter mevrouw Viviane REDING lid de heer Andris PIEBALGS lid
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:
Bulgarije de heer Miroslav SEVLIEVSKI minister van Energie en Hulpbronnen de heer Angel MINEV onderminister van Energie en Hulpbronnen de heer Nedelcho NEDELCHEV minister van Verkeer
Roemenië: de heer Zoltán NAGY minister van Communicatie en Technologische Informatie de heer Ioan- Codru? ?ERE? minister van Economische Zaken en Handel
BESPROKEN PUNTEN
TELECOMMUNICATIE
"i2010"
De Raad heeft de presentatie beluisterd van de mededeling "i2010 - Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid" door Viviane Reding, Europees Commissaris voor Informatiemaatschappij en media, en vervolgens over dit initiatief van gedachten gewisseld op basis van door het voorzitterschap opgestelde richtsnoeren (10009/05).
Tijdens die gedachtewisseling hebben de delegaties met instemming gereageerd op dit voorstel. Onder het Britse voorzitterschap zullen de werkzaamheden terzake worden voortgezet.
De nieuwe i2010-strategie van de Commissie moet gezien worden in het kader van de herziening van de Lissabon-strategie, te meer daar het huidige actieplan e-Europa 2005 aan het eind van het jaar afloopt . Tevens wordt ermee beoogd de kans op economische groei en banen in Europa te baat te nemen door een open en concurrerende digitale economie te stimuleren. Als hoofdelement in de vernieuwde Lissabon-strategie is i2010 gericht op een alomvattende strategie voor informatie en communicatietechnologie (ICT) met drie prioriteiten:
de voltooiing van één Europese informatieruimte ter bevordering van een open, concurrerende en inhoudelijk rijke interne markt voor elektronische communicatie, media en inhoud;
versterking van innovatie en investeringen in ICT om groei en banen te bevorderen;
totstandbrenging van een inclusieve Europese informatiemaatschappij waarin prioriteit wordt gegeven aan betere openbare-dienstverlening en levenskwaliteit.
Wereldtop over de informatiemaatschappij - Raadsconclusies
De Raad heeft in aanwezigheid van mevrouw Viviane Reding, Commissaris voor Informatiemaatschappij en media, aan de hand van een door het voorzitterschap opgestelde vragenlijst van gedachten gewisseld over internetbeheer in de context van de Wereldtop over de informatiemaatschappij.
De eerste fase van de Wereldtop over de informatiemaatschappij vond in december 2003 in Genève plaats. Er zijn toen twee documenten goedgekeurd: de beginselverklaring ("Construire la société de l'information: un défi mondial pour le nouveau millénaire") en het actieplan .
De tweede fase vindt plaats van 16 tot en met 18 november 2005 in Tunesië; bij die gelegenheid zal hoofdzakelijk worden gesproken over de uitvoering van het actieplan van Genève en over de twee vraagstukken die na de eerste fase nog resteren, namelijk internetbeheer en financiering. De voorbereidingen voor de tweede fase bevinden zich thans in een beslissend stadium. De volgende bijeenkomst van het voorbereidend comité zal van 19 tot en met 30 september 2005 plaatsvinden in Genève.
In het licht van dit beraad heeft de Raad de volgende conclusies aangenomen:
"DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE:
HERINNERT AAN:
de resolutie van de Raad van 3 oktober 2000 betreffende de organisatie en het beheer van internet en de daaruit voortvloeiende richtsnoeren voor de besprekingen van 23 oktober 2002 over het internationaal beheer van het internet en ICANN-hervormingen, gevolgd door de op 13 oktober 2004 aangenomen richtsnoeren voor de besprekingen in het kader van de WSIS;
de resolutie van de Raad van 6 december 2002 betreffende een Europese aanpak ten behoeve van een cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging;
de Raadsconclusies van 8 maart 2004 over de follow-up van de Top van Genève van de WSIS;
de conclusies van de Raad van 8 maart 2004 over ongevraagde communicatie voor directmarketingdoeleinden of "spam";
de conclusies van de Raad van 26/27 april 2004 inzake de Wereldtop over de informatiemaatschappij;
de richtsnoeren voor de besprekingen over het internetbeheer in het kader van de WSIS van 13 oktober 2004;
de conclusies van de Raad van 9 december 2004 over ongevraagde communicatie voor directmarketingdoeleinden of "spam";
de conclusies van de Raad van 9 december 2004 over de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS);
de conclusies van de Raad van 17 februari 2005 over de financiële mechanismen;
de conclusies van de Raad van 24 mei 2005 over sneller vooruitgang boeken in de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.
NEEMT NOTA VAN:
de mededeling van de Commissie "Naar een mondiaal partnerschap in de informatiemaatschappij: de bijdrage van de EU aan de tweede fase van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS)" , die een vervolg is op de eerdere mededeling over de inhoudelijke uitvoering van de beginselen van Genève;
het in Genève opgerichte niet-gouvernementele digitale solidariteitsfonds, met nadruk op het vrijwillige en aanvullende karakter ervan.
HERHAALT DAT HIJ ZICH INZET:
(a) om ervoor te zorgen dat de beginselen van de verklaring en het actieplan volledig worden nageleefd en niet opnieuw ter discussie worden gesteld. Men moet zich blijven toeleggen op de uitvoering van de Geneefse toezeggingen, en zich daarbij vooral wijden aan een beperkt aantal prioriteiten op reeds in de conclusies van december 2004 omschreven gebieden, namelijk een bevorderlijk klimaat, een beperkt aantal prioritaire toepassingen, met name e-inclusie, e- overheid, e-leren, e-gezondheid en e-business, een ruim gebruik van de resultaten van Onderzoek en Ontwikkeling, met inbegrip van innovatie voor ontwikkeling en de uitbreiding van communicatie- en onderzoeksinfrastructuren naar partners in de gehele wereld.
(b) om de sinds de eerste WSIS-fase gemaakte vooruitgang te evalueren en verdere acties te stimuleren op gebieden zoals:
de verbetering van de toegang op basis van de vooruitgang die in de opkomende economieën is waargenomen en die te danken is aan het creëren van het juiste, bevorderlijke klimaat;
de ontwikkeling van creatieve inhoud en toepassingen middels alomvattende strategieën voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, met nadruk op inclusie, een beter leven voor de burgers, ICT ten dienste van de democratie, en een voortvarender crisisbeheersing en rampenpreventie.
(c) voor de beginselen in de Conclusies van de Raad over de financiële mechanismen die op 17 februari 2005 zijn aangenomen en waarin nogmaals wordt gesteld dat bestaande mechanismen voor ontwikkelingssamenwerking op doeltreffende wijze dienen te worden gebruikt.
Voorts zijn de lidstaten en de Europese Gemeenschap het op 24 mei 2005 eens geworden over een nieuw collectief EU-streefcijfer van 0,56% officiële ontwikkelingshulp (ODA)/Bruto nationaal inkomen(BNI) vóór 2010, hetgeen moet leiden tot 20 miljard euro extra per jaar aan ODA.
d) voor het standpunt over internetbeheer, vervat in de op 13 oktober 2004 aangenomen Richtsnoeren inzake Internetbeheer die in december 2004 door de Raad zijn onderschreven. In het kader van deze richtsnoeren heeft de Raad zijn ideeën over de internationalisering van het internetbeheer verder uitgewerkt. De internationalisering van het beheer van de kernbestanddelen van het internet, namelijk het systeem van de domeinnamen, de IP-adressen, alsmede het "root server system", is het belangrijkste onderwerp van dit debat.
De Raad bepleit een nieuw samenwerkingsmodel dat concreet gestalte moet geven aan de bepalingen in de beginselverklaring van de WSIS over de cruciale rol van allen die met internetbeheer te maken hebben, met inbegrip van de regeringen, de particuliere sector, de civiele samenleving en de internationale organisaties. De bestaande mechanismen voor internetbeheer moeten worden gebaseerd op een solidere, doorzichtige en multilaterale democratische basis, met een nadruk op het belang dat alle regeringen hebben bij de openbare orde. Duidelijk moet worden gemaakt welke rol de internationale en intergouvernementele organisaties op het gebied van het internetbeheer moeten vervullen.
De Raad erkent in dit verband de bijdrage van internationale en intergouvernementele organisaties en moedigt samenwerking op dit gebied aan. Het nieuwe samenwerkingsmodel moet gebaseerd zijn op het huidige publiek-private partnerschap van onderop; tevens moet het een platform bieden voor een beleidsdialoog ten behoeve van alle regeringen, met een lichte, flexibele aanpak die een snelle respons garandeert.
Het nieuwe model moet worden gedragen door onderstaande beginselen:
het komt niet in de plaats van bestaande mechanismen of instellingen, maar bouwt voort op de bestaande structuren voor internetbeheer, met bijzondere nadruk op de complementariteit van allen die in dit proces een rol spelen, met inbegrip van de regeringen, de particuliere sector, de civiele samenleving en internationale organisaties;
het nieuwe publiek-private samenwerkingsmodel draagt bij tot de duurzame stabiliteit en degelijkheid van het internet door op passende wijze in te gaan op vraagstukken betreffende openbare orde die te maken hebben met essentiële aspecten van het internetbeheer.
BENADRUKT:
(a) Regeringen hebben een specifieke taak en verantwoordelijkheid jegens hun burgers, en hun rol in dit nieuwe samenwerkingsmodel moet worden toespitst op de kernvraagstukken inzake openbare orde, zonder dat zij op enigerlei wijze betrokken worden bij de dagelijkse leiding.
(b) Het belang van de grondslagen waarop internet is gebouwd, zoals interoperabiliteit, openheid en het end-to-end-beginsel.
(c) Stabiliteit, betrouwbaarheid en degelijkheid van het internet blijven een hoge prioriteit genieten; beveiliging en spam blijven belangrijke aandachtspunten op dit gebied.
Er moet een wereldwijde gemeenschappelijke omschrijving komen van wat onder de beveiliging van het internet wordt verstaan. Dit omvat met name het uitvoering geven aan een beveiligingsbeleid in het algemeen op alle relevante niveaus.
Er moeten gemeenschappelijke actiebeginselen komen voor de samenwerking op het gebied van spam. De inspanningen om spam te bestrijden moeten niet alleen worden gebaseerd op wetgeving en grensoverschrijdende handhaving, maar ook op zelfregulering van de sector, technische oplossingen, partnerschappen tussen regeringen en de internetgemeenschap, alsmede op bewustmakingscampagnes.
d) ICT is belangrijk voor het concurrentievermogen van de Europese industrie, en de particuliere sector moet derhalve worden aangespoord actief deel te nemen aan de debatten over internetbeheer tijdens de tweede fase van de WSIS.
e) De Europese Gemeenschap zal zich inzetten voor een positief resultaat van de debatten over internetbeheer in het kader van de WSIS. Ook zal zij aansporen tot uitvoering van de resultaten van Tunis op een wijze die de betrokkenheid mogelijk maakt van hen die uiteenlopende belangen hebben. In dit verband zal de Europese Gemeenschap rekening houden met de toekomstige ontwikkeling van het internet, inclusief de technologische aspecten en de gebruiksaspecten ervan.
f) Om ervoor te zorgen dat het resultaat van de WSIS na afloop van de Top van Tunis op duurzame wijze wordt uitgevoerd, moeten de regeringen, de VN-organisaties en andere belanghebbenden om te beginnen de resultaten van de WSIS verwerken in hun beleid en strategieën. Er moet specifieke aandacht worden geschonken aan de bijdrage die ICT levert aan het bereiken van de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, waaronder die van de Millenniumverklaring.
Voorts zou de Raad graag zien dat de secretaris-generaal van de VN via ECOSOC regelmatig aan de Algemene Vergadering verslag uitbracht over de uitvoering van de resultaten van de WSIS.
g) Het belang van een follow-up op basis van de vooruitgang in de uitvoering van het resultaat van de WSIS, waarbij wordt aangegeven welke beperkingen en obstakels er zijn in verband met de uitvoering. Voorts moeten in de follow-up nieuwe uitdagingen en zich aandienende vraagstukken worden gesignaleerd. Een en ander moet gebeuren in het VN-kader voor een geïntegreerde en gecoördineerde uitvoering en follow-up van de resultaten van de belangrijkste VN-conferenties en
-toppen op economisch en sociaal gebied, overeenkomstig Resolutie 57/270B van de VN-Veiligheidsraad.
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OM:
(a) een constructieve en dynamische rol te blijven spelen in het voorbereidingsproces dat naar de Top van Tunis voert;
(b) met het oog op PrepCom-3 en de Top zelf:
ervoor te zorgen dat de Top van Tunis de overeenstemming over het financieel mechanisme, dat tijdens PrepCom-2 in februari 2005 is bereikt, bekrachtigt;
te blijven participeren in de debatten over internetbeheer, en
hun standpunt over vraagstukken in verband met uitvoering en follow-up van de WSIS te blijven bijwerken;
(c) nogmaals te verklaren dat zij zich inzetten voor de eerbiediging van de mensenrechten en in het bijzonder het recht om een mening te hebben en deze te uiten;
d) de volledige en daadwerkelijke deelneming van de civiele samenleving aan het WSIS-proces te blijven steunen;
e) voort te bouwen op de positieve resultaten van hun nauwe samenwerking inzake internetbeheer, en deze samenwerking te intensiveren zodat de weg wordt vrijgemaakt voor een positief resultaat in de WSIS;
f) te blijven bijdragen tot het opmaken van de inventaris waarmee het uitvoerend secretariaat van de WSIS is begonnen, zodat de activiteiten van de Europese Gemeenschap op een geconsolideerde wijze in het WSIS-proces worden opgenomen."
INLANDTRANSPORT
Rijbewijs
De Raad heeft nota genomen van het voortgangsverslag van het voorzitterschap over het voorstel voor een richtlijn betreffende het rijbewijs . Dit voorstel beoogt een wijziging van Richtlijn 91/439/EEG .
De voornaamste doelstellingen van dit richtlijnvoorstel zijn het vrije verkeer van de burgers te verbeteren door de onderlinge erkenning van alle rijbewijzen te waarborgen en te vergemakkelijken, de mogelijkheden tot fraude te beperken en de verkeersveiligheid te verhogen.
Rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer
De Raad heeft nota genomen van het voortgangsverslag van het voorzitterschap over het voorstel voor een verordening betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer (derde spoorwegpakket).
Dit verordeningsvoorstel beoogt de rechten en verplichtingen van deze reizigers vast te stellen teneinde de doeltreffendheid en de aantrekkelijkheid van het internationale reizigersvervoer per spoor te vergroten. De regeling die de Commissie wenst in te stellen, is gebaseerd op de bepalingen van het COTIF (Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer) en de CIV-bijlage daarbij (Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers en bagage) enerzijds, en op de communautaire voorschriften voor luchtvaartpassagiers anderzijds; daarnaast worden nieuwe maatregelen voorgesteld.
Het voorstel bevat met name bepalingen betreffende:
de invoering van een internationaal geïntegreerd informatie- en boekingssysteem;
een grotere aansprakelijkheid van spoorwegmaatschappijen in geval van overlijden of letsel van reizigers dan in het stelsel van het COTIF/CIV het geval is;
een ruimere schadeloosstelling dan in het COTIF/CIV bij vertraging, gemiste aansluiting of annulering van diensten;
bijstand voor personen met een verminderde mobiliteit.
De Raad heeft in de samenstelling Vervoer, Telecommunicatie en Energie op 21 april 2005 een oriënterend debat gevoerd waarin de lidstaten hun standpunten ten aanzien van de kernpunten van het voorstel bekendgemaakt hadden. Op basis daarvan heeft het Luxemburgse voorzitterschap een nieuwe tekst voor de verordening opgesteld, waar de Raadsinstanties verder aan werken.
Verkeersveiligheid
De Raad heeft op initiatief van het voorzitterschap aan de hand van de vragenlijst over het Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid een uitgebreide gedachtewisseling gevoerd, in aanwezigheid van de heer Jacques BARROT, vice-voorzitter van de Commissie belast met vervoer.
De Europese Commissie heeft in juni 2003 een Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid ingediend . Dat programma bevat gerichte maatregelen die in de periode tot 2010 moeten worden uitgevoerd opdat in dat jaar het aantal verkeersslachtoffers in de Europese Unie is gehalveerd. In juni 2003 heeft de Raad, bij wijze van politieke reactie op dit actieprogramma, conclusies aangenomen.
In dit actieprogramma kondigt de Commissie aan dat zij in 2005 een tussenbalans zal opmaken waarin zij met name de gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie voor de verkeersveiligheid zal evalueren. De Commissie behoudt zich het recht voor om, op basis van deze balans, wetgevende maatregelen voor te stellen.
LUCHTVAART
Externe betrekkingen in de luchtvaartsector - Conclusies van de Raad
De Raad heeft conclusies aangenomen naar aanleiding van de mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap van maart 2005. De Commissie heeft verklaard zich achter de conclusies van de Raad te scharen.
"DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE:
gezien de mededeling van de Commissie betreffende de "Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap" (COM(2005) 79 def.),
Met betrekking tot zaken van algemeen beleid
MEMOREERT het akkoord over een pakket maatregelen met betrekking tot het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap dat tijdens de zitting van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 5/6 juni 2003 is bereikt;
ERKENT
dat het luchtvervoer een cruciale rol speelt in de Europese economie en van vitaal belang is voor de internationale handel en samenwerking en dat de luchtvaartsector een grote bijdrage kan leveren aan de verbetering van het concurrentievermogen van de Europese economie, als vervat in de agenda van Lissabon;
dat de in de interne luchtvaartmarkt van de Gemeenschap behaalde resultaten zowel aanzienlijke voordelen voor de consumenten als aanzienlijke mogelijkheden voor de exploitanten hebben opgeleverd die kunnen worden geëxploreerd ten behoeve van de luchtvaartbetrekkingen van de Gemeenschap met derde landen en die nuttige referenties voor derde landen kunnen bieden;
dat de onderhandelingen over nieuwe en wijzigingen van bestaande luchtvaartovereenkomsten met derde landen vanuit een streven naar wederzijds gunstige resultaten moeten worden gevoerd;
dat verschillen in de ontwikkelingsstadia van bilaterale luchtvaartovereenkomsten van de lidstaten met derde landen op bepaalde internationale markten in de praktijk tot ongelijke kansen voor vervoerders uit de Gemeenschap kunnen leiden;
dat de belanghebbenden, zowel consumenten als bedrijven en met name de Europese luchtvaartmaatschappijen, een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap;
BENADRUKT dat de lidstaten en de Gemeenschap met betrekking tot onderhandelingen met derde landen een belangrijke en elkaar aanvullende rol spelen;
IS INGENOMEN MET de mededeling van de Commissie, die een duidelijk en samenhangend beeld schetst van de visie van de Commissie op de toekomstige ontwikkeling van het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap en de prioriteiten daarvan;
Met betrekking tot bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen
ONDERSTREEPT dat het systeem van bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen voorlopig nog de belangrijkste basis voor de internationale betrekkingen in de luchtvaartsector blijft. Deze overeenkomsten spelen een cruciale rol bij het waarborgen van de continuïteit van de dienstverlening aan de gebruikers en van een stabiel exploitatieklimaat voor de sector, die de economie in haar geheel ten goede komen;
ERKENT dat de zogenoemde "open skies"-arresten van 5 november 2002 van het Europees Hof van Justitie de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en de Gemeenschap op het vlak van de externe luchtvaartbetrekkingen hebben verduidelijkt;
BEKLEMTOONT BIJGEVOLG dat de lidstaten en de Commissie hun samenwerking en coördinatie verder moeten intensiveren en elkaar ten volle moeten steunen bij het nastreven van het gemeenschappelijk doel al deze bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten zo spoedig mogelijk in overeenstemming te brengen met het Gemeenschapsrecht, en daarbij de rechtszekerheid voor luchtvervoerders uit de Gemeenschap en uit derde landen op internationale routes te herstellen;
ONDERSTREEPT in dit verband dat de Commissie en de lidstaten eensgezind moeten samenwerken, en daarbij van alle beschikbare middelen gebruik moeten maken om onderbrekingen in de bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en derde landen te voorkomen;
IS INGENOMEN MET
de aanzienlijke vooruitgang die door de Commissie is geboekt met betrekking tot de "horizontale" onderhandelingen, waardoor een toenemend aantal "horizontale" overeenkomsten met derde landen kon worden geparafeerd;
de aanzienlijke resultaten die de lidstaten in de context van hun bilaterale betrekkingen hebben behaald bij het streven hun bilaterale overeenkomsten in overeenstemming te brengen met het Gemeenschapsrecht;
de overeenstemming die is bereikt over de communautaire standaardbepalingen die in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten moeten worden opgenomen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 847/2004;
ERKENT dat er weliswaar goede vooruitgang is geboekt, maar dat de aanpassing van het grote aantal bestaande bilaterale overeenkomsten aan het Gemeenschapsrecht nog enige tijd zal vergen en dat de vervoerders uit de Gemeenschap gedurende die tijd hun internationale activiteiten moeten kunnen verrichten en ontwikkelen teneinde hun commerciële positie ten opzichte van concurrenten niet in gevaar te brengen;
BENADRUKT DERHALVE dat de lidstaten en de Commissie Verordening (EG) nr. 847/2004, en met name de artikelen 1 en 4 daarvan, zodanig moeten toepassen dat de continuïteit van de luchtdiensten wordt gevrijwaard en deze verder kunnen worden ontwikkeld; in dit verband dient evenzeer aandacht te worden besteed aan de overeenkomsten en afspraken die de lidstaten met derde landen hebben gesloten c.q. gemaakt tussen 5 november 2002 en de datum van vaststelling van Verordening (EG) nr. 847/2004;
Algemene beginselen inzake overeenkomsten/onderhandelingen tussen de Gemeenschap en derde landen
IS INGENOMEN met de algemene beginselen die met betrekking tot alomvattende overeenkomsten aan de mededeling van de Commissie ten grondslag liggen, namelijk dat er twee onderling onlosmakelijk verbonden doelstellingen voor alomvattende overeenkomsten inzake een open luchtvaartruimte moeten zijn: enerzijds het openstellen van markten, waardoor nieuwe economische en investeringskansen worden geschapen, en anderzijds een proces van convergentie van de regelgeving waardoor een bevredigend kader met eerlijke en billijke concurrentievoorwaarden gegarandeerd wordt;
BEKLEMTOONT dat het voor bedrijven en consumenten in de EU van belang is dat het de lidstaten is toegestaan om, parallel met de onderhandelingen op communautair niveau, tijdens de overgang naar de sluiting van overeenkomsten inzake een open luchtvaartruimte of andere overeenkomsten, met derde landen te blijven onderhandelen over verkeersrechten en daaraan gerelateerde commerciële vraagstukken, en benadrukt in dit verband dat de Commissie, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, bij de toepassing van de artikelen 1 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/2004 rekening moet houden met de behoefte van de lidstaten om te onderhandelen over aanvullende verkeersrechten en daaraan gerelateerde commerciële vraagstukken;
VERZOEKT de Commissie om bij onderhandelingen met derde landen alle relevante belanghebbenden, waaronder met name de Europese luchtvaartsector, in de loop van de onderhandelingen ten volle te informeren en te raadplegen;
Met betrekking tot bestaande mandaten voor alomvattende overeenkomsten/onderhandelingen tussen de Gemeenschap en derde landen
DRINGT ER bij de Commissie OP AAN de lopende onderhandelingen met de Verenigde Staten zo spoedig mogelijk tot een succesvol en voor beide partijen bevredigend einde te brengen, rekening houdend met de besprekingen die de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie in juni 2004, oktober 2004 en april 2005 heeft gehouden;
IS VERHEUGD OVER de bemoedigende en snelle vooruitgang die wordt geboekt met de ontwikkeling van een bredere Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte (streefdatum: 2010) waarin de buurlanden van de EU worden opgenomen, met name:
in de onderhandelingen over overeenkomsten van het ECAA-type met de landen van de Westelijke Balkan en
in de onderhandelingen met het oog op een Euromediterrane luchtvaartovereenkomst met Marokko;
Met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van het beleid inzake onderhandelingen op communautair niveau met derde landen
BEKLEMTOONT dat, alvorens er mandaten worden verleend voor onderhandelingen over verdere alomvattende overeenkomsten met derde landen, de meerwaarde van iedere daaruit voortvloeiende overeenkomst op communautair niveau in elk afzonderlijk geval duidelijk dient te worden aangetoond, met name wat betreft de vooruitzichten voor het verkrijgen van aanzienlijke nieuwe mogelijkheden voor exploitanten en consumenten in de EU en de totstandbrenging van een grotere mate van convergentie van de regelgeving met het oog op het waarborgen van eerlijke concurrentievoorwaarden;
BENADRUKT dat in het kader van de toetreding van de Russische Federatie tot de Wereldhandelsorganisatie bij prioriteit een bevredigende oplossing moet worden gevonden voor de geleidelijke afschaffing van de vergoedingen voor het vliegen over Siberisch grondgebied per 31 december 2013, en dat die oplossing het volgende dient te omvatten:
de bevestiging dat alle huidige vergoedingen per 31 december 2013 afgeschaft zijn;
de geleidelijke vermindering van de vergoedingen gedurende een overgangsperiode tussen nu en 2013;
het beginsel van onbeperkte frequenties voor het overvliegen van het grondgebied;
dit is een noodzakelijk voorwaarde voor verdere vooruitgang met de Russische Federatie ten aanzien van dit dossier;
VERBINDT ZICH ERTOE om in het licht van het in punt 17 genoemde "meerwaarde"-beginsel alsook van de overwegingen in punt 13, met belangstelling de mededelingen en de bijbehorende aanbevelingen van de Commissie te bestuderen betreffende de ontwikkeling van betrekkingen op luchtvaartgebied tussen, respectievelijk, de Gemeenschap en de Russische Federatie en de Gemeenschap en de Volksrepubliek China; wat betreft deze landen en ieder ander derde land waarvoor een nieuw mandaat voor alomvattende onderhandelingen wordt verleend, is de Raad van mening dat de aanvaarding van de communautaire bepalingen, via bilaterale onderhandelingen of onderhandelingen op communautair niveau, het noodzakelijke uitgangspunt voor communautaire onderhandelingen moet zijn;
NEEMT er met belangstelling NOTA van dat in de Commissiemededeling andere belangrijke derde landen worden genoemd als mogelijke kandidaten voor toekomstige verzoeken om alomvattende onderhandelingsmandaten, waaronder Australië, Nieuw-Zeeland, India, Chili en Zuid-Afrika, en onderstreept dat deze verzoeken door de Raad zullen worden beoordeeld door voor ieder land de meerwaarde te evalueren die deze communautaire onderhandelingen kunnen opleveren."
Overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten met Chili
De Raad heeft twee besluiten aangenomen over de overeenkomst tussen de Gemeenschap en Chili inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten. Dankzij de aanneming van deze twee besluiten, kan de overeenkomst waarover de Commissie heeft onderhandeld, worden ondertekend en voorlopig toegepast, en vervolgens gesloten worden.
De Raad heeft de Commissie op 5 juni 2003 gemachtigd met derde landen te onderhandelen over de vervanging van een aantal bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst.
Overeenkomstig de mechanismen en richtsnoeren in het onderhandelingsmandaat, heeft de Commissie namens de Gemeenschap met de Republiek Chili onderhandeld over een overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten.
Doel van deze overeenkomst is het met het communautaire recht in overeenstemming brengen van de bepalingen van de tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en de Republiek Chili gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die met dit recht in strijd zijn, om een degelijke rechtsgrond voor luchtdiensten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Chili tot stand te brengen en om de continuïteit van dergelijke luchtdiensten te garanderen.
In de tekst van de overeenkomst staat uitdrukkelijk dat niet wordt beoogd het totale volume aan luchtverkeer tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Chili te doen toenemen, noch om het evenwicht tussen communautaire luchtvervoerders en luchtvervoerders uit de Republiek Chili te wijzigen, en evenmin om te onderhandelen over wijzigingen van de bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten inzake verkeersrechten.
Onderhandelingen EU-VS inzake een overeenkomst betreffende het luchtvervoer
De Raad heeft een korte gedachtewisseling gehouden na de informatie te hebben gehoord van de heer Jacques Barrot, vice-voorzitter en Commissielid belast met vervoer, over de contacten die er de afgelopen maanden met de Amerikaanse autoriteiten zijn geweest.
De Commissie heeft op 5 juni 2003 van de Raad een mandaat gekregen om met de Verenigde Staten te onderhandelen over een luchtvaartovereenkomst. Sedertdien hebben zes formele onderhandelingsrondes plaatsgevonden alsmede andere bijeenkomsten op technisch niveau.
Sedert juni 2004, toen de Raad geweigerd heeft de Commissie het groene licht te geven voor de sluiting van een "first step"-overeenkomst met de Verenigde Staten, is niet meer onderhandeld op formeel niveau, en de onderhandelingen zijn ook vertraagd door de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten.
Communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over het richtlijnvoorstel betreffende een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders. Na bijwerking van de tekst door de juristen-vertalers zal de Raad tijdens een komende zitting zijn gemeenschappelijk standpunt formeel vaststellen en dit in het kader van de medebeslissingsprocedure toezenden aan het Europees Parlement.
In de door de Raad aanvaarde compromistekst is, na informele contacten tussen het voorzitterschap en het Parlement over dit dossier, rekening gehouden met de standpunten van het Europees Parlement. Daarmee zou een snelle aanneming van deze richtlijn in tweede lezing mogelijk moeten zijn, zonder dat de tekst verder wordt gewijzigd.
Dit voorstel heeft als doel de veiligheidsnormen te verhogen en daarnaast de mobiliteit van luchtverkeersleiders binnen de Gemeenschap te verbeteren. De communautaire vergunning is gebaseerd op een geharmoniseerde opleiding van leerling-luchtverkeersleiders en luchtverkeersleiders die hun taken uitoefenen onder de verantwoordelijkheid van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die hun diensten hoofdzakelijk aanbieden voor bewegingen van luchtvaartuigen in het algemene luchtverkeer.
In haar voorstel van 12 juli 2004 stelde de Commissie voor, een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders in te stellen ter aanvulling van de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Een dergelijke vergunning zou een belangrijke bijdrage leveren tot de veiligheid, vooral in het kader van de grensoverschrijdende functionele luchtruimblokken die in het gemeenschappelijk luchtruim zullen worden gecreëerd, en het vrije verkeer van luchtverkeersleiders binnen de Gemeenschap bevorderen.
Over het algemeen is in de tekst rekening gehouden met de terechte zorg om de veiligheid te vergroten alsmede met de mobiliteit en het vrije verkeer van de luchtverkeersleiders. In aansluiting op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, voert de compromistekst strenge communautaire normen in betreffende de voorwaarden voor toegang tot het beroep, de kwalificatiestructuur, de inhoud van de basisopleiding en de talenkennis.
ENERGIE
Trans-Europese energienetwerken
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector (TEN-E) en houdende intrekking van Beschikkingen nr. 96/391/EG en nr. 1229/2003/EG. Na bijwerking van de tekst door de juristen-vertalers zal de Raad tijdens een komende zitting zijn gemeenschappelijk standpunt formeel vaststellen en dit in het kader van de medebeslissingsprocedure aan het Europees Parlement toezenden.
De Commissie heeft erop gewezen dat zij veel belang hecht aan de Europese coördinator. Dit standpunt wordt door het Europees Parlement in zijn advies onderschreven.
Het voornaamste doel van dit voorstel is de in juni 2003 aangenomen richtsnoeren voor de trans-Europese netwerken (TEN) aan te passen, teneinde met name rekening te houden met de nieuwe lidstaten en de financiering mogelijk te maken van projecten die voor de uitgebreide Unie van gemeenschappelijk belang zijn. De aangepaste richtsnoeren omvatten projecten die de integratie van de nieuwe lidstaten in de interne markt voor elektriciteit en gas zullen bevorderen. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat moet worden voorzien in projecten betreffende de "buurlanden".
In de ontwerp-beschikking worden de aard en de strekking van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese energienetwerken omschreven en richtsnoeren gegeven omtrent de doelstellingen, de prioriteiten en de hoofdlijnen van het Gemeenschapsbeleid op dat gebied. In die richtsnoeren worden projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van de trans- Europese elektriciteits- en gasnetwerken geïnventariseerd, waaronder ook prioritaire projecten.
Ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel, beoogt de tekst waarover de Raad een politiek akkoord heeft bereikt de structuur van de beschikking te vereenvoudigen (wat betreft prioriteitenniveaus en het aantal bijlagen) en deze zoveel mogelijk af te stemmen op Beschikking nr. 1229/2003.
In de tekst worden twee nieuwe, door de Commissie voorgestelde bepalingen betreffende de opstelling en uitvoering van de prioritaire projecten geschrapt, nl. de projecten van Europees belang en de mogelijkheid dat de Commissie een Europese coördinator aanwijst voor een bepaalde prioritaire as of een prioritair project. In de huidige tekst wordt evenwel benadrukt dat prioriteit moet worden verleend aan projecten die onder bijlage I vallen (te weten projecten die onderdeel zijn van een van de prioritaire assen) en moet worden gezorgd voor betere coördinatie tussen de lidstaten, teneinde de uitvoering van bepaalde, met name grensoverschrijdende, projecten te optimaliseren.
In de laatste tekst van het voorzitterschap blijven de "alkeengas- netwerken" onder het toepassingsgebied van het voorstel vallen, maar wordt verduidelijkt dat die projecten niet voldoen aan de criteria om aanspraak te kunnen maken op communautaire financiering op grond van Verordening nr. 2236/95.
Energie-efficiëntie
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een richtlijn betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten, met het oog op de vaststelling van zijn gemeenschappelijk standpunt in het kader van de medebeslissingsprocedure. Na bijwerking van de tekst door de juristen-vertalers zal de Raad tijdens een komende zitting zijn gemeenschappelijk standpunt formeel vaststellen en dit in het kader van de medebeslissingsprocedure toezenden aan het Europees Parlement.
De Commissie heeft erop gewezen dat zij veel belang hecht aan de handhaving van bindende streefwaarden. Dit standpunt wordt door het Europees Parlement in zijn advies onderschreven.
Het oorspronkelijke Commissievoorstel was gericht op de bevordering van energie-efficiëntie door voor de lidstaten bindende streefwaarden inzake energiebesparing op te stellen en maatregelen te nemen die zullen bijdragen tot de ontwikkeling van een markt voor energiediensten. Het richt zich op de vraagzijde (dus op de eindgebruiker en de detailhandelaars) en kan dus worden beschouwd als een aanvulling op eerdere communautaire wetgeving die op de aanbodzijde betrekking had. Het voorstel heeft tot doel de EU te helpen de Kyoto-doelstellingen inzake emissiereductie te bereiken en zal een positieve invloed hebben op de continuïteit van de voorziening.
Anders dan in het oorspronkelijke Commissievoorstel worden in de door het voorzitterschap ingediende en door de Raad aangenomen compromistekst de bindende streefwaarden voor energiebesparing voor elke lidstaat door indicatieve waarden vervangen. De lidstaten worden echter verplicht maatregelen te nemen die ertoe leiden dat de indicatieve streefwaarde (6% over een periode van 6 jaar) worden bereikt. In de tekst worden bij wijze van voorbeeld enkele toegelaten maatregelen voor verbetering van de energie- efficiëntie genoemd, en wordt een algemeen kader gegeven voor de meting en controle van de energiebesparing.
Voorts had de Commissie voor de overheidssector een hogere streefwaarde van
1,5% voorgesteld. In de huidige tekst staat dat "De lidstaten er zorg voor dat de publieke sector in het kader van deze richtlijn een voorbeeldrol vervult". Deze maatregelen voor de overheidssector worden op elk passend nationaal, regionaal en/of lokaal niveau genomen, en kunnen wetgevende initiatieven en/of vrijwillige overeenkomsten of andere regelingen met een vergelijkbaar effect omvatten.
Groenboek over energie-efficiëntie
De Raad beluisterde de presentatie door de heer Andris Piebalgs, Commissaris voor energie, van het onlangs door de Commissie aangenomen groenboek over energie-efficiëntie of hoe beter te consumeren met minder. Dit groenboek vormt het begin van een brede consultatie die vóór eind 2005 moet zijn afgerond. De delegaties steunen voorshands het initiatief van de Commissie.
Internationale betrekkingen op energiegebied
(a) Dialoog EU-OPEC-Conclusies van de Raad
De Raad beluisterde informatie van het voorzitterschap en de Commissie over de eerste vergadering van de vertegenwoordigers van de OPEC en EU-leiders in Brussel op 9 juni 2005 en de volgende conclusies over de voortzetting van deze dialoog genomen:
"De Raad
IS INGENOMEN met de vergadering die op 9 juni 2005 plaatsvond in het kader van de energiedialoog tussen de EU en de OPEC en NEEMT NOTA van de elementen die vermeld stonden in het na de vergadering verspreide persbericht , met name het werkprogramma 2005-2006,
MEMOREERT het belang dat hij hecht aan dialoog en samenwerking met derde landen op het gebied van energie en aan de beginselen waarop deze dialoog gebaseerd dient te zijn, zoals deze zijn neergelegd in zijn in mei 2003 aangenomen conclusies inzake internationale betrekkingen op energiegebied ,
BENADRUKT in dit verband de essentiële bijdrage die de energiedialoog tussen de EU en OPEC kan leveren tot de continuïteit van de energievoorziening en de transparantie en voorspelbaarheid van de markt,
VERZOEKT de komende voorzitterschappen en de Commissie deze dialoog in nauwe samenwerking voort te zetten en ervoor te zorgen dat alle lidstaten daar naar behoren bij zijn betrokken."
(b) Dialoog EU-Rusland-Conclusies van de Raad
De Raad beluisterde de presentatie door de heer Andris Piebalgs, Commissaris voor energie, van de recente ontwikkelingen in de dialoog tussen de EU en Rusland naar aanleiding van de Top EU-Rusland op 10 mei 2005 in Moskou (8799/05 ADD 1), en heeft de volgende conclusies aangenomen over de voortzetting van de dialoog en de uitvoering van de routekaart voor de totstandbrenging van de gemeenschappelijke economische ruimte:
"De Raad
NEEMT NOTA van de lopende dialoog tussen de Europese Unie en de Russische Federatie over energie zoals deze uiteengezet wordt in de mededeling van de Commissie over de energiedialoog tussen de Europese Unie en de Russische Federatie in de periode 2000-2004 ,
IS INGENOMEN MET het gedeelte dat betrekking heeft op energie en aanverwante maatregelen in de routekaarten voor de totstandbrenging van de vier gemeenschappelijke ruimtes, die tijdens de 15e Top EU-Rusland op 10 mei 2005 zijn aangenomen,
ROEPT de lidstaten en de Commissie, in nauwe onderlinge samenwerking, alsmede de Russische Federatie, OP te bewerkstelligen dat de dialoog wordt voortgezet, met name door middel van de vier in 2005 opgerichte themagroepen, en zo te zorgen voor een snelle uitvoering van de energiegerelateerde maatregelen die in de routekaarten zijn opgenomen,
VERZOEKT de komende voorzitterschappen en de Commissie de Raad regelmatig op de hoogte te houden. "
(c) Regionaal samenwerkingsverband op het gebied van energie in het Oostzeegebied (BASREC)
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Poolse delegatie, die thans het orgaan van het samenwerkingsverband op het gebied van energie in het Oostzeegebied voorzit, over de lopende werkzaamheden in die organisatie.
d) Verdrag tot oprichting van een Energiegemeenschap tussen de Europese Gemeenschap en Zuidoost-Europa
De Raad heeft nota genomen van informatie van de heer Andris Piebalgs, Commissaris voor energie, over de voortgang van de onderhandelingen met de landen van Zuidoost-Europa over de totstandbrenging van een geïntegreerde energiemarkt in Zuidoost-Europa.
In aansluiting op de politieke toezeggingen van de Europese Raad (Thessaloniki 2003) ten aanzien van de landen van Zuidoost-Europa, met inbegrip van Turkije, zijn memoranda van overeenstemming gesloten tussen de Gemeenschap, die landen van Zuidoost-Europa en verscheidene lidstaten (Oostenrijk, Griekenland, Hongarije, Italië en Slovenië). Ook is in mei 2004 aan de Commissie een onderhandelingsmandaat verleend en zijn de in najaar 2004 aangevatte onderhandelingen zover gevorderd dat de Commissie het moment gekomen acht ze af te sluiten. De betrokken lidstaten hebben echter gewezen op de problemen die zij met sommige bepalingen van deze memoranda hebben, en ook Turkije handhaaft dienaangaande voorbehouden.
DIVERSEN
EU-OPS
De Raad heeft nota genomen van informatie van het voorzitterschap over de vorderingen m.b.t. het voorstel voor een verordening tot harmonisering van de technische voorschriften en administratieve procedures voor de exploitatie van luchtvaartuigen voor commercieel vervoer.
In dit voorstel worden de tot dusverre niet-bindende JAR-OPS (Joint Aviation Requirements - Operational Standards for aeroplanes), die zijn opgesteld door de gezamenlijke internationale luchtvaartautoriteiten, omgezet in bindend Gemeenschapsrecht.
Digitale tachograaf
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Commissie en van de opmerkingen van verscheidene delegaties over de voorbereiding van de uitvoering van Verordening nr. 3821/85.
Verlaging van het alcoholgehalte bij jonge automobilisten tot nul
De Raad heeft akte genomen van de nota van de Duitse delegatie over het opnemen in de wetgeving van de lidstaten van een alcoholgehalte van nul voor jonge automobilisten.
IMO en ICAO: deelneming van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van deze organisaties
De Raad heeft nota genomen van het verzoek van de Commissie over de deelname van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van de IMO en de ICAO alsmede van de opmerkingen van verscheidene delegaties over dit punt.
Slopen van schepen
De Raad heeft nota genomen van de informatie van het voorzitterschap en de bijdrage van de Nederlandse delegatie over het slopen van schepen, een onderwerp waarover de Raad Milieu van 24 juni 2005 conclusies heeft opgesteld.
Luchtkwaliteit
De Raad heeft nota genomen van het verzoek van de Nederlandse delegatie aan de Commissie over de toepassing van het communautaire recht inzake luchtkwaliteit.
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
VERVOER
River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap *
De Raad heeft een richtlijn aangenomen betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (3612/05, 10065/05 ADD 1 + COR 1).
Bij deze richtlijn wordt een kader vastgesteld voor de invoering en het gebruik van geharmoniseerde River Information Services (RIS) in de EU, teneinde het vervoer over de binnenwateren te ondersteunen door de veiligheid, doeltreffendheid en milieuvriendelijkheid van deze vervoerswijze te verbeteren en de koppeling met andere vervoerswijzen te vergemakkelijken.
Bij deze richtlijn wordt een kader vastgesteld voor de vaststelling en verdere ontwikkeling van technische vereisten, specificaties en voorwaarden voor geharmoniseerde RIS op de binnenwateren in de Gemeenschap.
De Commissie, bijgestaan door een comité dat met de vaststelling en ontwikkeling is belast, houdt rekening met de maatregelen die zijn genomen door bevoegde internationale organisaties, zoals de Internationale Scheepvaartorganisatie (PIANC), de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCNR) en de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE).
De lidstaten met binnenwateren moeten deze richtlijn 24 maanden na de inwerkingtreding ervan in hun nationaal recht omzetten.
Erkenning van beroepsbekwaamheid van zeevarenden,
De Raad heeft een richtlijn aangenomen betreffende de wederzijdse erkenning van door de lidstaten afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden en tot wijziging van Richtlijn 2001/25/EG (PE-CONS 3613/05).
De richtlijn beoogt vooral het vereenvoudigen van de erkenning door alle lidstaten van binnen de Unie afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden, en het waarborgen van volledige en voortdurende naleving van de huidige EU-eisen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst die overeenkomstig het Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978 (STCW- Verdrag) zijn ingevoerd.
De procedure voor de erkenning van deze bewijzen volgens de bestaande communautaire wetgeving wordt beschouwd als zwaarder dan de procedure die in het STCW-Verdrag wordt voorgeschreven, waardoor zeevarenden die in een lidstaat gekwalificeerd zijn, worden benadeeld ten opzichte van zeevarenden die in het bezit zijn van buiten de Unie afgegeven bewijzen. Deze richtlijn moet deze scheve situatie rechttrekken.
Voorts bevat zij bepalingen om het toenemend aantal gevallen van diplomafraude te bestrijden en aldus bij te dragen tot een grotere veiligheid op zee.
Enkelwandige olietankschepen - Internationale Maritieme Organisatie
De Raad heeft een kennisgevingsbrief gestuurd naar de Internationale Maritieme Organisatie over de toepassing van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (10446/05).
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
Stabiliteitspact - Buitensporigtekortprocedure
De Raad heeft een verordening aangenomen over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, die onderdeel is van de hervorming van het stabiliteits- en groeipact van de EU (9818/05).
Deze verordening wijzigt Verordening (EG) nr. 1467/97.
De Raad heeft op 13 juni jl. een politiek akkoord over de tekst van de verordening bereikt.
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Handel met ontwikkelingslanden *
De Raad heeft een verordening aangenomen houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (SAP) voor de handel met de ontwikkelingslanden in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 december 2008. De Duitse delegatie heeft zich onthouden (zie persmededeling 10601/05).
De verordening, die gebaseerd is op de beleidslijnen die zijn vastgesteld voor de voortzetting van de regeling in de periode 2006-2015, is bedoeld om het SAP te vereenvoudigen en transparanter te maken, conform de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie.
EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
Europese veiligheids- en defensieacademie
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een gemeenschappelijk optreden inzake de oprichting van een Europese veiligheids- en defensieacademie (EVDA).
De EVDA krijgt de vorm van een netwerk van nationale instituten, hogescholen, academies en instellingen in de EU die zich bezighouden met vraagstukken inzake veiligheids- en defensiebeleid (EVDB), en het Instituut voor veiligheidsstudies van de EU.
De doelstellingen van de EVDA zijn:
de Europese veiligheidscultuur in het kader van het EVDB verder versterken;
een beter inzicht in het EVDB als essentieel onderdeel van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid bevorderen;
de EU-instanties de beschikking te geven over deskundig personeel op EVDB- gebied;
de administraties en de staven van de EU-lidstaten de beschikking te geven over deskundig personeel, dat vertrouwd is met het EU-beleid en de EU- instellingen en -procedures; en
professionele contacten en contacten tussen deelnemers aan de opleidingen helpen bevorderen.
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
EU-drugsactieplan (2005-2008)
De Raad heeft een EU-drugsactieplan voor de periode 2005-2008 aangenomen (8652/1/05 + COR 1).
Het drugsactieplan heeft dezelfde structuur en doelstellingen als de Europese drugsstrategie 2005-2012, dat door de Raad is goedgekeurd in december 2004 en waarin het kader, de doelstellingen en de prioriteiten inzake drugsbestrijding worden geschetst, te weten:
een hoog niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang bereiken door het optreden van de lidstaten ter voorkoming en beperking van drugsgebruik aan te vullen;
een hoog niveau van veiligheid voor het grote publiek bereiken door maatregelen te nemen tegen drugsproductie, grensoverschrijdende illegale drugshandel en het misbruik van precursoren, en door de preventieve actie tegen drugsgerelateerde criminaliteit te intensiveren;
de coördinatiemechanismen van de EU versterken, om ervoor te zorgen dat de maatregelen op nationaal, regionaal en internationaal niveau elkaar aanvullen.
Het actieplan is bedoeld als kader voor een evenwichtige aanpak, gericht op het terugdringen van de vraag en het verminderen van het aanbod van drugs en bestrijkt tevens een aantal overkoepelende thema's: internationale samenwerking, onderzoek, informatie en evaluatie.
Het zal worden uitgevoerd door de Commissie, het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving en Europol. De Commissie zal in 2008 een effectstudie uitvoeren, ten einde voor de periode 2009-2012 een tweede actieplan voor te stellen.
Verdrag van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden
De Raad heeft de Commissie verzocht een studie uit te voeren met het oog op de ondertekening van het Verdrag van Den Haag van 2002 inzake het recht dat van toepassing is op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden.
De studie van de Commissie zal in hoofdzaak betrekking hebben op:
de werkingssfeer;
de omvang van de rechten van derden;
de gevolgen voor het materieel en het publiek recht; en
de gevolgen van de uiteenlopende wetgeving voor de effectenafwikkelingssystemen en de toezichtstelsels.
HANDELSBELEID
Goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of de doodstraf *
De Raad heeft een verordening aangenomen die beperkingen stelt aan de handel met derde landen in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (8888/05, 8887/05).
Associatie met Roemenië
De Raad heeft ermee ingestemd dat de Associatieraad EU-Roemenië een besluit aanneemt betreffende de verbetering van de handelsregelingen voor verwerkte landbouwproducten, als neergelegd in de Europa-overeenkomst (10248/05, 1802/05).
Die wijzigingen hebben ten doel de economische convergentie met het oog op de toetreding te verbeteren en voorzien voor sommige verwerkte landbouwproducten in concessies in de vorm van een volledige liberalisering van de handel, verlaging van invoerrechten, dan wel tariefcontingenten.
Rusland - Staal
De Raad heeft een besluit inzake de sluiting van een overeenkomst met de Russische Federatie betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten en een verordening betreffende het beheer van deze overeenkomst aangenomen (8038/05 en 8736/05).
Deze nieuwe overeenkomst stelt kwantitatieve beperkingen aan de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten en is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding tot en met 31 december 2006, of tot de toetreding van Rusland tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO), indien die eerder plaatsvindt. Zij komt in de plaats van de vorige overeenkomst, die gold voor de jaren 2002-2004.
Deze nieuwe overeenkomst houdt rekening met de handelsbetrekkingen tussen de twee partijen in die sector en met het feit dat de Europese Gemeenschap na het verstrijken van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in 2002 de rechten en verplichtingen van dat verdrag heeft overgenomen.
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Telecommmuncatie - Wijziging van EER-Overeenkomst
De Raad heeft een besluit aangenomen tot goedkeuring van het ontwerp- besluit van het Gemengd Comité van de Europese Economische Ruimte (EER) tot wijziging van de EER-Overeenkomst ten einde het kader vast te stellen voor de deelname van de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de EER aan het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (9281/05).
Het Gemengd Comité van de EER integreert alle relevante communautaire wetgeving in de EER-Overeenkomst, zodat in de interne markt de nodige rechtszekerheid en juridische homogeniteit kan heersen.
Energie - Wijziging van EER-Overeenkomst
De Raad heeft een ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER goedgekeurd tot wijziging van de EER-Overeenkomst, waarbij het nieuwe communautaire acquis op het gebied van energie aan die overeenkomst wordt toegevoegd (9277/05).
Voor Noorwegen en IJsland worden referentiewaarden voor het aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in het bruto- elektriciteitsverbruik in 2010 opgenomen. Het besluit bevat tevens een afwijking voor Liechtenstein, omdat het land ongeveer 75% van zijn elektriciteit uit Zwitserland invoert.
Het Gemengd Comité van de EER heeft tot taak, alle relevante communautaire wetgeving in de EER-overeenkomst te integreren, zodat in de interne markt de nodige rechtszekerheid en juridische homogeniteit kan heersen.
ATOOMVRAAGSTUKKEN
Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal
De Raad heeft een besluit aangenomen houdende richtsnoeren voor de Commissie voor de onderhandelingen over wijzigingen van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal.
DOUANE-UNIE
Schorsing van douanerechten - industrie-, landbouw- en visserijproducten
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/96 houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie-, landbouw- en visserijproducten (9844/05).
Bij die verordening wordt een aantal producten die zijn opgenomen in Verordening nr. 1255/96 van de lijst in de bijlage geschrapt, omdat schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief niet langer in het belang van de Gemeenschap is. Van de lijst verdwijnen ook producten waarvan de omschrijving moet worden aangepast als gevolg van technische productontwikkelingen en economische tendensen op de markt
De aldus gewijzigde verordening is van toepassing vanaf 1 juli 2005.
HOF VAN JUSTITIE
Wijzigingen van het reglement voor de procesvoering *
De Raad heeft vijf wijzigingen van het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie goedgekeurd (9636/05, 9464/05).
Die wijzigingen hebben tot doel de behandeling van zaken die bij het Hof aanhangig zijn te vereenvoudigen en te bespoedigen, met name in verband met de uitbreiding van de EU.
Het Hof zal deze wijzigingen definitief vaststellen en ze op een latere datum in het Publicatieblad bekendmaken.
STATISTIEKEN
Bij- en nascholing in ondernemingen *
De Raad heeft een verordening aangenomen betreffende de statistiek van bij- en nascholing in ondernemingen teneinde bij te dragen tot de ontwikkeling van strategieën voor onderwijs en opleiding op Europees niveau (PE-CONS 3607/05, 9657/05 + ADD 1).
Doel van de verordening is ook de invoering van gemeenschappelijke statistische normen die de productie van geharmoniseerde gegevens van scholing in de ondernemingen mogelijk maken.
Met het oog op de opstelling van communautaire statistieken ten behoeve van de analyse van bij- en nascholing in ondernemingen zullen de lidstaten gegevens moeten verzamelen op de volgende gebieden:
scholingsbeleid en scholingsstrategieën van ondernemingen ten behoeve van de ontwikkeling van de kwalificaties van hun personeel;
beheer, organisatie en vormen van bij- en nascholing in ondernemingen;
rol van de sociale partners bij het waarborgen van bij- en nascholing op de werkplek;
toegang tot, alsmede omvang en inhoud van bij- en nascholing, met name in de context van economische activiteit en de omvang van de onderneming;
specifieke maatregelen van ondernemingen op het gebied van bij- en nascholing ter verbetering van de ICT-vaardigheden van hun personeel;
kansen voor werknemers in de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) om nieuwe vaardigheden te verwerven, en de specifieke behoeften van het MKB bij het geven van scholing;
de weerslag van overheidsmaatregelen op bij- en nascholing in ondernemingen;
gelijke kansen op bij- en nascholing in ondernemingen voor alle werknemers;
specifieke maatregelen ten aanzien van bij- en nascholing voor groepen die op de arbeidsmarkt achtergesteld zijn;
maatregelen voor bij- en nascholing afgestemd op diverse vormen van arbeidscontracten;
de uitgaven voor scholing: omvang van de financiering en financieringsbronnen, stimulansen voor bij- en nascholing; en
procedures voor evaluatie en toezicht.
In de verordening wordt speciale aandacht besteed aan alles wat verband houdt met scholing op de werkplek en tijdens werkuren.
De opstelling van specifieke communautaire statistieken valt onder Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek (PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1; gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1)).
---
De Europese Raad van 22 en 23 maart 2005 verklaarde in zijn conclusies dat bij het Initiatief i2010 de klemtoon komen te liggen op onderzoek en innovatie op ICT-gebied, ontwikkeling van de inhoudsindustrie, netwerk- en informatiebeveiliging en convergentie en interoperabiliteit met het oog op het scheppen van een informatieruimte zonder grenzen."
Deze documenten zijn beschikbaar op de website: www.itu.int/wsis PB C 293 van 14.10.2000, blz. 3.
Doc. 9848/05.
De Raad heeft op 7 oktober 2004 een algemene oriëntatie over dit voorstel vastgesteld. Het Europees Parlement heeft op 23 februari 2005 advies in eerste lezing uitgebracht.
PB L 237 van 24.08.1991, blz. 1.
Doc. 9713/03.
Doc. 10753/1/03 REV 1.
Besluit 1229/2003/EG, EURATOM - PB L 176 van 15.07.2003. De financiële tegemoetkomingen van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken zijn geregeld in Verordening EG nr. 2236/95, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2004 van 21 april 2004.
Voor de EU waren aanwezig: de heer Krecké, minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel van Luxemburg, de heer Brinkhorst, minister van Economische Zaken van Nederland, de heer Wicks, minister van Energie van het Verenigd Koninkrijk,de heer Piebalgs, lid van de Commissie. Voor de OPEC: Sjeik Al Sabah, voorzitter van "#$9ADFTU]^¬Æde OPEC-Conferentie en minister van Energie van Koeweit, Dr. Edmund Maduabebe Daukoru, presidentieel raadsman voor energie van Nigeria et Dr. Adnan Shihab-Eldin, secretaris-generaal van de OPEC.
Zie gemeenschappelijke verklaring:
http://www.eu2005.lu/fr/actualites/communiques/2005/06/09opec Doc. 9955/05.
Doc. 8879/03.
Doc. 6101/05.
Richtlijn 2001/25/EG inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden, alsmede de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG betreffende een algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen.