Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van het lid Wilders over de Europese Grondwet

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister-president, de minister van Financiën en de staatssecretaris voor Europese Zaken, de antwoorden aan op schriftelijke vragen van het lid Wilders (Groep Wilders) over de Europese Grondwet. Deze vragen werden ingezonden op 14 juni 2005 met kenmerk 2040516410.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Balkenende, minister-president, de heer Zalm, minister van Financiën en de heer Nicolaë, staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van het lid Wilders (Groep Wilders) over de Europese Grondwet.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht 'Rejected by two nations, but the bureaucracy rumbles on'? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Is het waar dat de Europese Unie (EU) reeds begonnen is met de voorbereiding en implementatie van de Europese Grondwet alhoewel deze niet in werking is getreden en niet in werking zal treden? Is het waar dat de EU is begonnen met het opzetten van de EU diplomatieke dienst ("Europese dienst voor extern optreden")? Is het waar dat de EU is begonnen met het opzetten van het Europees Defensieagentschap? Is het waar dat de EU is begonnen met het opzetten van het Europees Ruimtevaartprogramma? Is het waar dat de EU het kantoor van de Europese president reeds heeft ingericht?

Vraag 3
Heeft de EU de Nederlandse regering gevraagd om stappen te zetten met betrekking tot deze voorbereidingen en implementatiehandelingen? Heeft u de Kamer daarover geïnformeerd?

Antwoord
De lidstaten van de Europese Unie hebben bij ondertekening van de slotakte van de Intergouvernementele Conferentie op 17 en 18 juni 2004, besloten dat ten aanzien van een aantal onderdelen van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, na ondertekening van het Verdrag, begonnen diende te worden met de voorbereidingen voor de uitvoering van betrokken onderdelen van het Verdrag, om op het moment van inwerkingtreding meteen operationeel te kunnen zijn.

De lidstaten van de Europese Unie hebben onder meer besloten dat voorbereidingen getroffen dienden te worden voor de Europese dienst extern optreden (EDEO). Dit is aan het parlement medegedeeld in bijlage V bij het verslag van de bijeenkomst van de Europese Raad en de laatste onderhandelingszitting van de Intergouvernementele Conferentie, die op 17 en 18 juni 2004 in Brussel plaatsvonden (kamerstuk 21 501-20, nr. 252). De Europese Raad van december 2004 sprak voorts zijn waardering uit over de voorbereidingen van de EDEO. Het verslag van de Europese Raad van december 2004, met daarbij gevoegd de conclusies van het voorzitterschap (onder meer over de EDEO), ging het parlement toe (kamerstuk 21 501-20, nr.268).

Het Europese Defensie Agentschap (EDA) is ingesteld in het kader van het Europees Veiligheids- en Defensie Beleid (EVDB) en staat los van het grondwettelijk verdrag. Het EDA heeft zijn rechtsbasis in Gemeenschappelijk Optreden 2004/551/CFSP van 12 juli 2004. Deze rechtsbasis zou zijn overgenomen in het grondwettelijk verdrag, in artikelen I-41.3 en III-311, maar de oprichting en voortzetting van het EDA zijn hier niet van afhankelijk. Over het EDA is het parlement diverse malen geïnformeerd, onder meer in de Staat van de Unie, de EVDB-brief en het verslag van het Nederlands EU-voorzitterschap (18 januari 2005, 29361 Nr 11). Het EDA is inmiddels operationeel en richt zich op zijn vier taken; Verbetering van militaire capaciteiten van de lidstaten, betere samenwerking tussen lidstaten bij verwerving, betere samenwerking tussen lidstaten bij Research and Technology en verbetering van de werking van de Europese Defensiemarkt.

Het opzetten van het Europees Ruimtevaart Programma komt voort uit de afspraken van de Europese Raad van Thessaloniki en het Witboek ruimtevaart. De kamer is daarover regelmatig geïnformeerd in het kader van voorbereidingen van de concurrentiekrachtraad.

Voor wat betreft de kantoren in Brussel wordt reeds langere tijd gewerkt aan huisvesting van de Europese Raad. De Europese Raad vergadert immers sinds enige tijd alleen nog in Brussel. Van inrichting van het kantoor van de permanente voorzitter van de Europese Raad is echter thans geen sprake.

Vraag 4
Deelt u de mening dat in veel gevallen deze handelingen van de EU geen of een twijfelachtige wettelijke basis hebben in het Europese recht?

Antwoord
Nee. Deze handelingen hebben hun rechtsbasis in besluiten van de Europese Raad of in een Gemeenschappelijke Actie van de Europese Unie. Dit zijn adequate bases voor de ondernomen activiteiten.

Vraag 5
Deelt u de mening dat de EU geen stappen dient te zetten in de richting van het implementeren van een grondwet die niet in werking is getreden? Zo neen, waarom niet?

Vraag 6
Deelt u de mening dat, nu deze concept-Grondwet er na het Franse en Nederlandse 'neen' niet zal komen, iedere implementatie van de Grondwet ogenblikkelijk dient te worden stopgezet en teruggedraaid? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De Regering deelt de mening dat de Europese Unie thans niet verder moet gaan met voorbereidingen van de implementatie van het Grondwettelijk Verdrag.

Vraag 7
Indien u deze meningen deelt, bent u dan bereid de Nederlandse onvrede over dit EU-optreden in Brussel duidelijk te maken? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De Regering zal zich er op Europees niveau voor sterk maken dat geen verdere voorbereidingen worden getroffen voor de inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag.


---- --