Ministerie van Buitenlandse Zaken

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling van de Commissie betreffende de stand van de voorbereidingen van Servië en Montenegro op de onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Europese Unie
2. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 tot instelling van een Garantiefonds
3. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011)
4. Community Programmes Customs 2013 and Fiscalis 2013 - Communication from the Commission to the Council and the European Parliament (niet in het Nederlands beschikbaar)
5. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief


6. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bestrijding van aardappelcysteaaltjes
7. Mededeling van de Commissie - Herstructureringen en werkgelegenheid - Anticiperen op en begeleiden van herstructureringen met het oog op de ontwikkeling van de werkgelegenheid: de rol van de Europese Unie

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï
Fiche 1: Mededeling betreffende stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servie en Montenegro Titel:
Mededeling van de Commissie betreffende de stand van de voorbereidingen van Servië en Montenegro op de onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Europese Unie


Datum Raadsdocument: 12 mei 2005
Nr Raadsdocument: 8884/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 476
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. FIN, EZ, SZW en LNV

Behandelingstraject in Brussel: COWEB, RAZEB.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In de mededeling over Servië en Montenegro (SeM) geeft de Commissie aan dat SeM voldoende voorbereid is om onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) te starten. De Commissie zal daartoe een onderhandelingsmandaat ter goedkeuring aan de Raad voorleggen. Naar verwachting zal dit mandaat vergelijkbaar zijn met de mandaten die eerder voor Kroatië, Macedonië en Albanië werden opgesteld. Naar verwachting zal de Commissie niet eerder dan in het najaar een concept-onderhandelingsmandaat aan de Raad voorleggen.

In de mededeling staat de Commissie kort stil bij twee complicerende factoren: de status van Kosovo en de gespannen verhouding tussen de deelrepublieken met als gevolg de 'twin-track approach' van de EU (separate handelsakkoorden met Servië en met Montenegro onder een overkoepelende SAO met SeM).

Ten aanzien van Kosovo geeft de Commissie aan dat de toekomstige SAO onder de huidige omstandigheden niet op Kosovo van toepassing kan zijn en op geen enkele wijze vooruit zal lopen op de toekomstige status van Kosovo. Desalniettemin stelt de Commissie vast dat de constructieve opstelling van Belgrado t.a.v. Kosovo het Europese perspectief van SeM zal helpen, en vice versa.

Ten aanzien van de 'twin-track approach' geeft de Commissie aan welke onderdelen in onderhandelingen onder de competentie van de respectieve deelrepublieken vallen (zoals handel, douane, economische en fiscale zaken, landbouw, energie, transport, milieu, politie, wetgeving) en welke onderdelen tot de federale competenties behoren (zoals politieke samenwerking, internationale verplichtingen/ICTY (Joegoslavië tribunaal), mensenrechten en minderheden en regionale samenwerking).

Bij de beoordeling van SeM heeft de Commissie voorts gekeken naar de politieke en economische criteria die de EU heeft vastgesteld voor het openen van SAO-onderhandelingen.

Ten aanzien van de politieke criteria concludeerde de Commissie dat de samenwerking met ICTY recentelijk sterk is verbeterd, met name door de 'vrijwillige' overgang van enkele Servische aangeklaagden naar het Tribunaal. De voortdurende druk, ook via het Kroatië-dossier, heeft resultaat gehad. De Commissie heeft hierbij aangegeven dat de eis van volledige samenwerking met het ICTY nog fier overeind staat als een voorwaarde van de Unie voor verdere Europese integratie. Mocht gedurende de SAO-onderhandelingen blijken dat de samenwerking van SeM met het ICTY verslechtert, dan kunnen de onderhandelingen elk moment worden stilgezet. De EU heeft dus geenszins aan geloofwaardigheid ingeboet. Naarmate de onderhandelingen vorderen, worden de belangen voor SeM groter en groeit daarmee ook de druk vanuit de EU op SeM tot volledige samenwerking met het ICTY.

Voorts gaat de mededeling in op:

- het functioneren van democratische instituties en de rechtsstaat: dit is verbeterd, maar de politieke erfenis van Milosevic vergiftigt het politieke en ambtelijke apparaat nog steeds tot in de wortels, hetgeen een cultuur van corruptie en nepotisme in stand houdt. Herziening van het Constitutionele Charter is een goede ontwikkeling, maar parlement en uitvoerende macht dienen verder te worden versterkt.
- Mensenrechten en bescherming van minderheden: verbetering is aanzienlijk, maar wetgeving en handhaving dienen verder te worden versterkt. De rechterlijke macht, maar ook de politie en de veiligheidsdiensten zijn dringend aan hervorming toe. Georganiseerde misdaad moet harder worden aangepakt.

Ten aanzien van de economische criteria stelt de Commissie het volgende vast: goede vooruitgang op het gebied van macro-economische stabiliteit, met name als gevolg van beter fiscaal en monetair beleid, maar van echte stabiliteit is nog geen sprake. Inflatie is teruggedrongen en investeringen zijn gegroeid, maar ook op die terreinen is er nog veel te doen. Liberalisaties ten aanzien van handel, prijzen en buitenlandse valuta zijn doorgevoerd. Overheidsfinanciën moeten verder gerationaliseerd worden, export moet worden vergroot. WTO-lidmaatschap is nog niet binnen handbereik.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU-begroting:
Geen. De middelen voor SeM zijn onderdeel van categorie 4 van de EU-begroting (extern-beleid). De middelen hiervoor zijn t/m 2006 geplafonneerd. De omvang van de middelen voor 2007-2013 (en het aandeel van SeM daarin) zijn onderdeel van de FP-onderhandelingen. SeM heeft al toegang tot de relevante programma's onder het stabilisatie- en associatieproces. Het openen van onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst brengt hier als zodanig geen verandering in. Kandidaat-lidmaatschap brengt in zijn algemeenheid een intensivering van de EU-hulp met zich mee. De vraag op welk moment dit plaats zou kunnen vinden is thans in het geheel nog niet aan de orde.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is gebaat bij stabiliteit op de Balkan. Het openen van onderhandelingen van de EU met SeM brengt dit land een stap dichter de EU en draagt zo bij aan politieke en economische stabiliteit in de regio. Nederland heeft in het voortraject aangegeven dat het van belang is dat voordat onderhandelingen geopend kunnen worden SeM moet voldoen aan een aantal crietria, waaronder samenwerking met het ICTY.

Nederland volgt de Commissie in haar beoordeling dat SeM thans voldoet aan die voorwaarden, maar tekent daarbij aan dat ten aanzien van de samenwerking met het ICTY de lat steeds hoger zal komen te liggen naarmate de relaties met de EU verder worden ontwikkeld. Het wachten is nu op het concept-onderhandelingsmandaat dat naar verwachting in het najaar door de Commissie aan de Raad zal worden voorgelegd.

Fiche 2: Verordening tot instelling van een Garantiefonds Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 tot instelling van een Garantiefonds


Datum Raadsdocument: 7 april 2005
Nr Raadsdocument: 7872/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)130
Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. BZ

Behandelingstraject in Brussel: Groep Financiële Raden, Ecofin

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Garanties die de Unie verleent voor EIB-leningen, Euratom-leningen en macro-financiële leningen aan derde landen worden gedekt door de begroting van de Europese Unie. Het Garantiefonds is ingesteld om te voorkomen dat de begroting onder druk komt te staan bij het honoreren van garanties als debiteuren hun verplichtingen niet nakomen. Het Garantiefonds hanteert een streefwaarde van 9% van het totaalbedrag aan garantiestellingen. Als er minder middelen in het fonds aanwezig zijn dan deze streefwaarde dan moet het fonds worden aangevuld en als de middelen de streefwaarde overtreffen, worden de extra middelen geboekt als ontvangsten in de begroting.

Dit voorstel heeft tot doel om de voorzieningsregeling voor het Garantiefonds te wijzigen. De Commissie stelt dat door de huidige manier waarop het Garantiefonds gevoed wordt er niet optimaal gebruik wordt gemaakt van de allocatie budgettaire middelen. Bovendien zorgt de huidige voorzieningsregeling er ook voor dat - om de middelen in het Garantiefonds op peil te houden - er regelmatig overschrijvingen moeten worden gedaan hetgeen tot meer bureaucratie leidt dan volgens de Commissie nodig is.

De huidige regeling schrijft voor dat vooraf (ex ante) stortingen van/naar het Garantiefonds plaatsvinden. Het thans voorliggende voorstel houdt in dat er achteraf (ex post) gestort wordt en dan nog maar een keer per jaar.

Ook wordt er een "afvlakkingsmechanisme" voorgesteld om de overdracht vanuit de begroting naar het Fonds te temperen wanneer een groot bedrag aan garanties zou worden ingeroepen en de middelen in het Fonds niet toereikend zouden zijn. Op deze wijze worden verliezen gespreid over meerdere jaren.

Rechtsbasis van het voorstel:
Art. 308 EG en art. 203 EURATOM.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met eenparigheid, adviesrecht EP.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Het voorstel wijzigt een bestaande begrotingsprocedure. Proportionaliteit: positief. Een verordening is het geëigende instrument om een verordening te wijzigen.

Consequenties voor de EU-begroting:

- Overdrachten tussen EU begroting en Garantiefonds worden met een jaar vooruit geschoven.
- Indien het bedrag dat vanuit de begroting naar het Fonds moet worden overgemaakt groter is dan wat wordt beschouwd als een "normaal" jaarlijks voorzieningsbedrag (E 100 mln.), wordt dit bedrag over de volgende jaren uitgespreid.
- Indien de middelen in het Garantiefonds onder 50% van de streefwaarde komen, worden zij per direct uit de EU begroting aangevuld. In dat geval zijn extra middelen nodig en wordt de EU begroting voor mogelijk meer dan E 200 mln. belast. NB: In de huidige regeling is de daadwerkelijke overdracht uit de begroting op voorhand per jaar gelimiteerd tot E 200 mln. Wel kan onder bijzondere omstandigheden meer benodigd zijn indien debiteuren dusdanig in gebreke blijven dat het Fonds niet over voldoende middelen zou beschikken. Juist door de prudente wijze van garanderen vooraf is dat tot nu toe nooit het geval geweest.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De nieuwe voorzieningsregeling zou 1 januari 2006 van start moeten gaan. Indien deze datum niet haalbaar is dan wordt de startdatum 1 januari van het jaar volgende op de goedkeuring ervan door de Raad.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen. Het voorstel betreft een technische voorzieningsregeling voor het Garantiefonds. Het leningenbeleid van de EIB, Commissie (Euratom) en de Raad (Macrofinanciële assistentie) wordt hierdoor niet gewijzigd.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Voor Nederland is het belangrijk dat a) de uitgaven t.l.v. de EU begroting voorspelbaar zijn en de EU begroting voor verrassingen wordt behoed en b) het Garantiefonds over voldoende middelen beschikt om uitstaande garanties te dekken (namelijk wanneer wordt verzocht om uitbetaling bij niet-nakoming van debiteuren). Indien het Garantiefonds over onvoldoende middelen beschikt, komen uitbetalingen ten laste van de Europese begroting waardoor andere uitgaven in het gedrang kunnen komen. Nederland kan het huidige voorstel niet steunen omdat het negatieve gevolgen zou kunnen hebben op de EU begroting:


- Ten eerste worden er geen beperkingen opgelegd aan de hoogte van het leningbedrag dat in een jaar wordt aangegaan. Dit is een fundamentele breuk met het door Nederland voorgestane prudente beleid op dit moment dat op voorhand de ruimte bepaalt waarbinnen leningen verstrekt mogen worden. In de huidige regeling geldt de reserve als plafond voor de toename van de streefwaarde en zo het nieuwe leningenbedrag. Door ex ante toetsing van de overdracht kan overschrijding van het reserveplafond verhinderd worden. In de nieuwe regeling is de toetsing ex post. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat het totaal aan nieuwe leningen een grotere overdracht naar het Garantiefonds eist dan in de reserve begroot is.


- Ten tweede is er het bezwaar dat de daadwerkelijke overdracht pas plaatsvindt een jaar na de vaststelling van een tekort/overschot in het Fonds. Als er binnen een jaar relatief grotere uitgaven uit het Fonds worden gedaan zal het Fonds een jaar lang onder de streefwaarde zitten. Er bestaat dan een groter risico dat het Fonds onvoldoende middelen bezit om te voldoen aan de aanspraken en dat er extra uitgaven uit de begroting gedaan moeten worden.


- Als derde bezwaar geldt dat het voorgestelde "afvlakkingsmechanisme" in de nieuwe voorzieningsregeling haaks staat op het principe van zorgvuldig begroten. Verliezen moeten na vaststelling van de hoogte daarvan volgens Nederland zo snel mogelijk worden genomen, d.w.z. ten laste gebracht van de begroting. In de voorgestelde voorzieningsregeling is dit niet het geval omdat a) de overdracht minimaal een jaar na de vaststelling plaatsvindt en b) verliezen van meer dan E 100 mln. per jaar worden uitgesmeerd over de jaren daarna afhankelijk van de grootte van het verlies. Hoe groter het verlies, des te langer het duurt voordat het Garantiefonds zijn streefwaarde bereikt en des te langer de EU begroting belast wordt met uitgaven die het gevolg zijn van activiteiten in het verleden.

Het argument van de Commissie - jammer van de ongebruikte middelen in het Garantiefonds - wordt door Nederland dan ook niet gedeeld; het Garantiefonds is nu eenmaal ingesteld om risico's af te dekken en die risico's moeten niet via de voorgestelde wijziging weer verhoogd worden. Ook de suggestie van de Commissie dat het voorstel een grote administratieve besparing op zal leveren is overtrokken. In de praktijk vinden slechts enkele overschrijvingen per jaar plaats, te weinig om grotere risico's voor de EU-begroting te aanvaarden.

Fiche 3: Besluit betreffende het 7e kaderprogramma voor atoomenergie (Euratom) Titel:
Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011)


Datum Raadsdocument: 15 april 2005
Nr Raadsdocument: 8087/05

Nr. Commissiedocument: COM(2005) 119 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken in nauwe samenwerking met Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap i.o.m. SZW, BZ, FIN en DEF

Behandelingstraject in Brussel:
Gemengde Raadswerkgroep Onderzoek / Atoomaangelegenheden, Raad voor Concurrentievermogen. De horizontale aspecten van dit voorstel, dat deel uitmaakt van het pakket voorstellen in het kader van de Financiële Perspectieven 2007-2013, worden behandeld in de Ad Hoc Groep Financiële Perspectieven en de RAZEB.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Dit voorstel maakt deel uit van het pakket voorstellen in het kader van de nieuwe Financiële Perspectieven 2007-2013. De Commissie publiceerde een overkoepelende mededeling over dit pakket (COM 2004/487). Over deze overkoepelende mededeling is het parlement separaat geïnformeerd door middel van een Kamerbrief betreffende "Reactie op voorstellen van de Commissie inzake de nieuwe Financiële Perspectieven 2007-2013" (Kamerstuk 2003-2004, 21501-20, nr. 259 TK).

Het huidige zesde kaderprogramma Euratom voor nucleair onderzoek en trainingsactiviteiten (2002-2006) loopt eind 2006 af. Op 6 april jl. heeft de Commissie een voorstel voor het Zevende Kaderprogramma (KP7), getiteld 'Building the Europe of Knowledge for Growth', vastgesteld.

Het document met het voorstel voor een besluit over KP7 bevat tevens een voorstel voor het Zevende Kaderprogramma (2007-2011) van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM). Dit fiche behandelt, in vervolg op het eerdere KP7 fiche over het niet-nucleaire onderzoek, specifiek het voorstel voor een besluit over het Euratom onderdeel van KP7 met betrekking tot nucleair onderzoek.

De looptijd van het meerjaren onderzoeksprogramma voor nucleair onderzoek en trainingsactiviteiten bedraagt 5 jaar, hetgeen overeenkomt met de maximumperiode die het Euratom verdrag toestaat. KP7 Euratom bestaat uit 2 verschillende programmaonderdelen.

Het eerste programmadeel omvat:

- Kernfusie onderzoek, met als doel de technologie voor een veilige, duurzame, milieuvriendelijke en economisch haalbare energiebron te ontwikkelen;
- Onderzoek naar kernsplijting en stralingsbescherming dat tot doel heeft het veilig gebruik van kernsplijting ten behoeve van elektriciteitsopwekking en andere toepassingen van straling in de industrie en in de geneeskunde te bevorderen. Het tweede programmadeel omvat de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO, ofwel Joint Research Centre: JRC) op kernenergiegebied.

Programmaonderdeel 1 (indirecte actielijn)

- Kernfusie
Als eerste prioriteit onder KP7 Euratom geldt de ontwikkeling van de kennisbasis alsmede de realisatie van ITER. ITER is een internationaal project voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van energie uit kernfusie. ITER heeft tot doel de wetenschappelijke en technische haalbaarheid van kernfusie als toekomstige duurzame energiebron aan te tonen. De achtergrond hiervan is de noodzaak om de energievoorziening binnen Europa op de zeer lange termijn (meer dan 50 jaar) zeker te stellen bij een te verwachten continuering van de economische groei.


- Kernsplijting en stralingsbescherming
Binnen de EU wordt een derde van alle elektriciteit door middel van kernenergie opgewekt. Kernenergie levert daarmee van alle brandstoffen de grootste bijdrage aan de elektriciteitsvoorziening. Er wordt groot belang gehecht zowel aan een voortdurende verbetering van de veiligheidsstandaards van bestaande centrales als aan de ontwikkeling van innovatieve en efficiëntere reactorontwerpen.

Een van de oorzaken van de voortdurende controverse over de verdere toepassing van kernenergie is het feit dat nog geen oplossing voor de definitieve berging van radioactief afval is gevonden. Dit komt mede door de nog steeds aanwezige onzekerheden met betrekking tot de stabiliteit van een diepe ondergrondse berging, gemeten op een geologische tijdschaal. Radioactief afvalopslag en -beheer wordt daarom wederom als een van de kernthema's voor onderzoek onder KP7 beschouwd.

Een andere veelbelovende onderzoekslijn, bedoeld om het radioactief afval probleem meer beheersbaar te maken en waarmee onder eerdere kaderprogramma's veel vooruitgang is geboekt, is die van Partitioning and Transmutation (P&T). Het doel van deze technologie is om de langlevende radionucliden (transuranium elementen en langlevende splijtingsproducten) uit het radioactieve afval in de vorm van bestraalde splijtstof af te scheiden (partitioning) en om deze langlevende radionucliden vervolgens door bestraling met neutronen en/of protonen in speciale reactoren om te zetten in radionucliden met een kortere halveringstijd (transmutation).

Tevens wordt continuering van onderzoek naar de risico's van lage stralingsdosis, naar medische toepassingen en naar beheersing van ongevallen voorgesteld om de wetenschappelijke basis te verschaffen voor een rechtvaardig en maatschappelijk aanvaard systeem van bescherming, dat de nuttige stralingstoepassingen niet onevenredig beperkt.

Programmaonderdeel 2 (directe actielijn)

- Nucleaire activiteiten van het GCO
Het doel hiervan is klantgedreven wetenschappelijke en technische ondersteuning te leveren aan de EU beleidsmakende organen op nucleair gebied. De desbetreffende GCO-activiteiten liggen op de gebieden:
- Radioactief afvalbeheer en de invloed daarvan op het milieu


- Nucleaire Veiligheid (zowel oude Oost-Europese als toekomstige Westerse kerncentrales)


- Nucleaire voorzieningszekerheid (incl. misbruik van nucleair materiaal, safeguards)

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 7 Euratom

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met eenparigheid, advies EP. Overkoepelende besluitvorming over het gehele pakket voorstellen in het kader van de Financiële Perspectieven 2007-2013 geschiedt door de Europese Raad met unanimiteit.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit:
Positief, evenals bij voorgaande Kaderprogramma's wordt uitgegaan van een gezamenlijke actie van de Europese instellingen, (kandidaat)lidstaten en deelnemers aan het Kaderprogramma voor het bereiken van doelstellingen die onvoldoende door de lidstaten zelf kunnen worden gerealiseerd. Proportionaliteit:
Positief, het voorgestelde optreden van de Unie is in overeenstemming met hetgeen nodig is om de Verdragsdoelstelling op het gebied van onderzoek te bereiken. Een besluit is het geëigende middel om het Zevende Kaderprogramma te realiseren.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie gaat uit van ruim een verdubbeling van het onderzoeksbudget om de vastgestelde doelstellingen te bereiken. Voor de looptijd van 5 jaar (2007 - 2011) is een budget van E 3.119 miljoen begroot. Deze middelen zijn als volgt verdeeld:

|Kernfusie research                           |2.159 mln   |
|Kernsplijting en Stralingsbescherming        |   394 mln  |
|Nucleaire Activiteiten van het GCO/JRC       |   539 mln  |
|Adminstratieve uitgaven                      |     27 mln |
Ook worden volgens het Commissievoorstel middelen gereserveerd voor de rest van de periode van de toekomstige Financiële Perspectieven (2007 - 2013). De middelen voor 2012 en 2013 bedragen E 1.654 miljoen. Over verlenging van het programma en inzet van deze middelen moet te zijner tijd een beslissing worden genomen. Voor de gehele periode van de Financiële Perspectieven gaat het dus om E 4.773 miljoen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De activiteiten van KP7 zullen worden gefinancierd op basis van verschillende financieringsmechanismen: De eerste categorie zal zijn gebaseerd op calls for proposals. Dit geldt voor de Samenwerkingsprojecten (inclusief Integrated Projects), Excellente Netwerken, coördinatie en ondersteunende acties en acties om menskracht te ontwikkelen en mobiliteit te bevorderen. Een tweede categorie zal zijn gebaseerd op Raadsbesluiten. Dit betreft enerzijds Gezamenlijke Ondernemingen, waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verkregen op basis van de artikelen 45-51, Hoofdstuk 5 van Titel II van het Euratom Verdrag, anderzijds voor nieuwe infrastructuren van Europees belang (inclusief Integrated Infrastructure Initiatives, I3)

Het grootste deel van KP7, de onderzoeksconsortia, gaan uit van het principe van een bijdrage (subsidie) aan de kosten (budget) van een onderzoeksproject. Aanvragers (onderzoekinstellingen, universiteiten, bedrijven en particuliere organisaties) zijn zelf verantwoordelijk voor de financiering van het resterende deel. Deelname van overheden hierin is niet vereist, en er zijn daarom geen directe financiële consequenties voor de (rijks)overheid, tenzij een betrokken overheid daar zelf toe zou besluiten.

Met betrekking tot de bouw van ITER gaat de Commissie ervan uit dat de Gemeenschapsbijdrage niet meer zal bedragen dan de al voorziene 40% van de geschatte kosten voor de bouw van ITER. De toekomstige Gemeenschapsbijdrage zal de reeds getroffen voorzieningen voor fusie in het huidige zesde Kaderprogramma (het zogenaamde "accompanying programme") respecteren. Indien dit niet gebeurt zal de kennisbasis voor de bouw en exploitatie van ITER in gevaar komen. Een eventueel financieringstekort dient opgevangen te worden door vrijwillige, additionele bijdragen van de deelnemende landen. Dit zal afhangen van de nog goed te keuren begroting van het zevende Kaderprogramma.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het kabinetsstandpunt ten aanzien van de nieuwe Financiële Perspectieven (2007 - 2013) is bij de in te nemen standpunten en onderhandelingen leidend. Op basis van het subsidiariteitsbeginsel en de verwachte toegevoegde waarde op EU-niveau is het kabinet van mening dat indien binnen een reëel constant totaalkader middelen door besparingen elders vrijkomen, de nadruk van mogelijke intensiveringen binnen categorie 1a op onderzoek en TENS moet liggen, en in mindere mate onderwijs.

Het belang van KP7 Euratom voor Nederland houdt verband met de Nederlandse nucleaire onderzoeksinfrastructuur, d.w.z. zowel het kernsplijtingsonderzoek als het kernfusieonderzoek.. Wat betreft het kernsplijtingsonderzoek bestaat deze uit de instituten Nuclear Research and Consultancy Group (NRG, voormalig ECN), Reactor Instituut Delft (RID, het voormalig Interfacultair Reactor Instituut, IRI), naast een aantal universitaire onderzoeksgroepen. Daarnaast is grenzend aan het ECN-terrein in Petten een GCO-instituut gehuisvest, het Instituut voor Energie. Op het GCO-terrein staat de Hoge Flux Reactor (HFR), waarvan GCO de eigenaar is. NRG is de vergunninghouder van HFR.

De inkomsten voor HFR uit het lopende KP6 zijn laag. Daarom zijn er thans onderhandelingen gaande tussen Nederland en Euratom over de toekomstige financiering (incl. KP7). Het KP7 Euratomvoorstel bevat passages die de mogelijke speelruimte van Euratom voor een stuk EU-financiering faciliteren.

Van belang is voorts dat Nederland en met name NRG bij de acquisitie van projectmiddelen uit KP6 Euratom op de derde plaats eindigde (na Frankrijk en Duitsland). Daar het kernsplijtingonderzoek in KP7 Euratom op veel terreinen te zien is als een voortzetting van KP6 Euratom, is het voor Nederland van belang dat de voorliggende teksten niet (te veel) gewijzigd worden.

Het Kernfusieonderzoek vindt voornamelijk plaats bij het FOM-instituut voor Plasmafysica "Rijnhuizen". Enig materialenonderzoek ten behoeve van ITER wordt uitgevoerd door NRG met behulp van de HFR. Wereldwijd is er vanuit het oogpunt van de toekomstige energievoorziening een grote belangstelling en steun voor de realisatie van ITER ontstaan. Op dit moment wordt de discussie tot een eind gebracht over de vestigingsplaats van de reactor: in Europa of in Japan. De Commissie is gemandateerd onderonderhandelingen namens de EU te voeren met als doel vestiging in Frankrijk. Gezien het streven van de Europese Raad van 22/23 maart 2005 om de bouw van ITER eind 2005 te starten, is afronding van de internationale onderhandelingen voor juli 2005 noodzakelijk.

Fiche 4: Mededeling over Customs en Fiscalis
Titel:
Community Programmes Customs 2013 and Fiscalis 2013 - Communication from the Commission to the Council and the European Parliament (niet in het Nederlands beschikbaar)


Datum Raadsdocument: 20 april 2005
Nr. Raadsdocument: 8189/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)111
Eerstverantwoordelijk ministerie: Financiën i.o.m. BZ, EZ en DEF

Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Douane-unie, Ecofin / Raad Concurrentievermogen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling van de Commissie loopt vooruit op een nog in te dienen voorstel van de Commissie voor de actieprogramma's Douane 2013 en Fiscalis 2013. Dit zijn de opvolgers van de lopende actieprogramma's Douane 2007 en Fiscalis 2007. In de mededeling schetst de Commissie de voortgang van de huidige actieprogramma's. De evaluatie hiervan dient nog plaats te vinden. Vervolgens schetst de Commissie op hoofdlijnen de doelstellingen voor de vervolgprogramma's Douane 2013 en Fiscalis 2013. Voor wat betreft het programma Douane 2013 noemt de Commissie als voornaamste uitdagingen voor de nabije toekomst: de gemeenschappelijke implementatie van de communautaire douanewetgeving, de rol van de douane bij het waarborgen van de veiligheid van het grensoverschrijdende goederenverkeer, het gebruik van gemeenschappelijk risicomanagement, het bestijden van namaak en piraterij, het moderniseren en vereenvoudigen van douanewetgeving (zoveel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden van de ICT, electronic customs). Ten aanzien van Fiscalis geeft de Commissie aan dat het wegwerken van belastingbelemmeringen bij grensoverschrijdende economische activiteiten prioriteit heeft, alsook de strijd tegen belastingfraude en schadelijke belastingconcurrentie. Het Fiscalis 2013 programma is gericht op de verdere versterking van de administratieve bijstand. Daarnaast streeft het naar een beter begrip en implementatie van het gemeenschapsrecht, betere samenwerking, verdergaande verbetering van administratieve procedures voor administraties en belastingplichtigen, het verspreiden van goede uitvoeringspraktijk en de strijd tegen fraude.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

e. Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Hoewel de grootste verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van het accijns- en BTW-stelsel bij de lidstaten zelf ligt, zijn aanvullende maatregelen van de Gemeenschap nodig voor (de bevordering van) bepaalde vormen van samenwerking tussen de belastingadministraties van lidstaten. De coördinatie van de uitwisseling van ambtenaren, EU-brede seminars en het beschikbaar stellen van de nodige infrastructuur voor de uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten, kunnen het beste op het niveau van de Gemeenschap worden verwezenlijkt (gecoördineerd). Met betrekking tot de Douane betreft het materie die tot de exclusieve bevoegdheden van de Gemeenschap behoort. Proportionaliteit: in beginsel positief. De mededeling gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen van de goede werking van de interne markt te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting:
Totale budget Douane 2013: E 323,8 miljoen over 6 jaar als volgt verdeeld over de jaren 2008- 2013: 2008: E 46,5 miljoen; 2009: E 51 miljoen; 2010: E 54,65 miljoen; 2011: E 55,9 miljoen; 2012: E 57,2 miljoen; 2013 E 58,55 miljoen. Totale budget Fiscalis 2013: E 175,3 miljoen over 6 jaar als volgt verdeeld over de jaren 2008 - 2013: 2008: E 22,9 miljoen; 2009: E 27,45 miljoen; 2010: E 30,3 miljoen; 2011: E31,1 miljoen; 2012: E31,1 miljoen; 2013: E32,45.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: In beginsel geen verandering ten opzichte van de huidige situatie. EMCS kan leiden tot een vermindering van de personele en administratieve lasten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): vooralsnog geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het Nederlandse belang is gediend bij harmonisatie van douaneoptreden in de EU naar de hoogste standaard, rekening houdend met strategische doelstellingen van de douane-unie ("level playing field" op de interne markt, versterking concurrentievermogen EU, bescherming van de samenleving tegen oneerlijke internationale handelspraktijken en tegen schade vooral waar het financiële, commerciële, volksgezondheids-, culturele en milieubelangen betreft, waarborgen veiligheid van het grensoverschrijdende goederenverkeer, modernisering en vereenvoudiging van douanewetgeving). Nederland staat dan ook positief tegenover het actieprogramma Douane 2013. Wel dient de verdubbeling van het budget voor Douane 2013 duidelijker te worden gemotiveerd.

Nederland staat ook positief tegenover verlenging van het Fiscalis programma. Seminars, projectgroepen en uitwisselingen op het gebied van Europese belastingen waar ambtenaren aan deelnemen die voor belastingheffing verantwoordelijk zijn, leveren hun bijdrage aan het beter functioneren van de interne markt. De administratieve samenwerking tussen belastingadministraties op het gebied van de BTW en accijns wordt op deze wijze bevorderd en draagt positief bij aan kennisontwikkeling en verbreding op het gebied van het Europese fiscale recht. Ook de instandhouding en verbetering van de infrastructuur voor communicatie en gegevensuitwisseling op het gebied van de BTW als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1798/2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW) vormt een essentieel onderdeel van de werking van het Europese BTW-systeem. In het voorstel voor Fiscalis 2013 wil Nederland meer aandacht vragen voor instrumenten die de Wederzijdse Bijstand bevorderen (waaronder bijstand bij invordering). De digitalisering van administratieve verplichtingen op het gebied van accijns worden door Nederland ondersteund. Hiervoor is noodzakelijk dat een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie tussen lidstaten op het gebied van de accijns op communautair niveau wordt opgezet (EMCS, electronic excise movement and control system). Overigens past ook ten aanzien van het voorgestelde Fiscalisbudget een kritische houding. Afgezien van het extra budget dat nodig is voor EMCS, zal Nederland van de Commissie een duidelijke onderbouwing van noodzaak tot verhoging van het budget eisen.

Fiche 5: Richtlijn betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde Titel:
Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief


Datum Raadsdocument: 18 april 2005
Nr. Raadsdocument: 8155/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 136
Eerstverantwoordelijk ministerie: Financiën i.o.m. EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadsgroep Fiscale Vraagstukken, Ecofin Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De heffing van de omzetbelasting is in de Europese Unie in hoge mate geharmoniseerd. Het juridische kader van het communautaire BTW-stelsel wordt gevormd door de Zesde BTW-richtlijn (Richtlijn 77/388/EEG). De algemene bepalingen met betrekking tot de door de lidstaten toe te passen tarieven zijn opgenomen in artikel 12 van die richtlijn. Bij de totstandkoming van de interne markt per 1 januari 1993 is voor de duur van het zogenoemde overgangssysteem van de BTW (toen voorzien van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1996) in lid 3, onder a, van genoemd artikel 12, een minimumtarief van 15% vastgesteld voor het algemene BTW-tarief. Daarna zouden nieuwe bepalingen van kracht moeten worden in verband met het totstandkomen van het definitieve BTW-systeem. Omdat het definitieve systeem niet op korte termijn bleek te kunnen worden gerealiseerd, is de duur van het minimumtarief na 31 december 1996 nog drie keer verlengd, laatstelijk tot en met 31 december 2005. Het onderhavige voorstel regelt een nieuwe verlenging van dit minimumtarief tot en met 31 december 2010.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 93 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met eenparigheid, adviesrecht Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

e. Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: n.v.t.; voor wijzigingen in het BTW-systeem is de Gemeenschap exclusief bevoegd. Proportionaliteit: positief; het beoogde doel - verlenging van een communautaire bepaling - kan alleen met bindende regelgeving worden bereikt. Voor wijziging van een richtlijn is een richtlijn het geëigende instrument.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Nederland heeft reeds een algemeen BTW-tarief van 19% en behoeft de nationale wetgeving derhalve niet aan te passen.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland hecht aan een verlenging van de periode waarin voor het algemene BTW-tarief in de verschillende lidstaten een communautair minimum geldt van 15%. Een dergelijke verlenging kan de werking van de interne markt doen verbeteren en daarnaast bijdragen aan het voorkomen van bepaalde vormen van grensoverschrijdende concurrentieverstoring.

Fiche 6: Richtlijn betreffende de bestrijding van aardappelcysteaaltjes Titel:
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bestrijding van aardappelcysteaaltjes


Datum Raadsdocument: 25 april 2005
Nr Raadsdocument: 8399/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 151
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Landbouwvraagstukken, Landbouw -en Visserijraad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Dit voorstel betreft de herziening en modernisering van de richtlijn 69/465/EG uit 1969 betreffende de bestrijding van aardappelcysteaaltjes. Aardappelcysteaaltjes zijn schadelijke organismen die bij aardappelen de ziekte aardappelmoeheid veroorzaken. Het betreffen zogenaamde quarantaineorganismen, wat inhoudt dat ze in EU-wetgeving als bijzonder schadelijk zijn aangemerkt en iedere lidstaat verplicht is ze te bestrijden en verdere verspreiding te voorkomen.

De bestaande richtlijn is volgens de Commissie ontoereikend en technisch achterhaald. De Commissie streeft naar harmonisering van de uitvoering van de maatregelen door de lidstaten. Met deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld die de lidstaten tegen de aardappelcysteaaltjes (Globodera pallida en Globodera rostochiensis) moeten nemen. Het systeem werkt via het toetsen van grond op de aanwezigheid van aardappelcysteaaltjes, voorafgaand aan de teelt van pootgoed en ander voortkwekingsmateriaal.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de oude richtlijn betreffen: . De reikwijdte van de richtlijn wordt verbreed naar het jaarlijks in kaart brengen van het organisme op percelen die worden gebruikt voor de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen (survey); . Het instellen van een nationaal register waarin onder meer de resultaten van de survey en gegevens over besmette percelen worden opgenomen. De andere lidstaten en de Commissie worden over de resultaten geïnformeerd; . Standaardisering binnen de EU van het grondonderzoek dat voorafgaand aan de teelt vaststelt of een perceel vrij is van aardappelcysteaaltjes. Voor Nederland betekent dit dat er grotere monsters moeten worden genomen. Wel is bepaald dat als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden de monstergrootte verminderd mag worden tot een lager niveau; . Evenals in de oude richtlijn wordt bij een vondst van aardappelcysteaaltjes een besmetverklaring opgelegd op het perceel. Nieuw is dat in de richtlijn staat dat het perceel gedefinieerd moet worden, dit gebeurt door de lidstaten. In de richtlijn staan een aantal voorwaarden waarmee rekening gehouden moet worden bij de omschrijving van het perceel; . De wachtperiode tot het weer mogen bemonsteren van een besmet perceel na bestrijdingsmaatregelen wordt in de richtlijn vastgesteld op minimaal 3 jaar; . De eisen van de richtlijn ten aanzien van ander voortkwekingsmateriaal dan pootaardappelen worden verlaagd. Er gelden alleen nog eisen voor waardplanten (planten die de ziekte ook kunnen krijgen, zoals bijvoorbeeld uien) en planten die in rotatie met aardappelen worden geteeld. De gestelde eisen zijn minder zwaar dan voorheen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 37 EG
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met gekwalificeerde meerderheid, adviesrecht EP.

Instelling nieuw Comitologie-comité: Nee. De Commissie wordt bijgestaan door een bestaand comité, het Permanent Plantenziektekundig Comité.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Als aardappelcysteaaltjes niet gelijktijdig en op dezelfde manier in de hele Gemeenschap werden bestreden, zouden beschermingsmaatregelen om de insleep van deze schadelijke organismen in een lidstaat te voorkomen, slechts een beperkt effect hebben. De lidstaten mogen zo nodig aanvullende of strengere maatregelen treffen, als het verkeer van aardappelen binnen de Gemeenschap daar geen hinder van ondervindt. Proportionaliteit: Twijfelachtig. Nederland heeft twijfels bij de quarantainestatus van de aardappelcysteaaltjes (zeker voor de soort Globodera rostochiensis), gezien de vermoedelijke verspreiding ervan in de EU. Er wordt een aantal extra verplichtingen opgelegd aan de lidstaten t.o.v. de oude richtlijn (onder meer zwaardere bemonsteringsintensiteit, instellen van een nationaal register, instellen van survey, aanvullende notificatieverplichtingen). Het totaalpakket van deze verplichtingen is zwaar in relatie tot wat de extra maatregelen zullen opleveren.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Er zullen extra kosten zijn voor overheid en bedrijfsleven. De kosten voor het bedrijfsleven zijn veelal gevolg van verscherping van bestaand beleid (o.a. hogere bemonsteringsintensiteit) en de consequenties van de zwaardere maatregelen (met name opbrengstderving t.g.v. langdurig niet beschikbaar zijn van teeltareaal voor de pootgoedteelt). Het instellen van een nationaal register kan tot nalevingskosten leiden bij de laboratoria die de grondonderzoeken uitvoeren. Voor de overheid betreffen het enige nieuwe verplichtingen die uitvoeringskosten met zich meebrengen, zoals het instellen van een nationaal register, uitbreiding van de surveyverplichting en het voldoen aan notificatieverplichtingen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Op basis van het huidige voorstel dienen het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991 (AMvB) en de Regeling aanwijzing gebieden, terreinen en planten aardappelmoeheid (Ministeriële Regeling) aangepast te worden.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Per 01-01-2007. Haalbaarheid is twijfelachtig, gezien een lange onderhandelingsperiode wordt verwacht. De Commissie heeft aangegeven flexibel te zijn ten aan zien van de ingangsdatum.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Gezien de vooraanstaande positie van de Nederlandse pootgoedsector in de wereld zijn de Nederlandse belangen groot (de export bedroeg in 2003 710.000 ton, ongeveer de helft daarvan blijft binnen de EU). Het is voor de Nederlandse pootgoedsector van belang een goede naam te houden wat betreft de bestrijding van deze ziekte. Vanwege eisen van een aantal derde landen is ook voor de export van bloembollen en boomkwekerijproducten het bestrijden van deze ziekte van belang. Het organisme kent een wijde verspreiding in Nederland, zeker in de gebieden waar intensief aardappelen worden geteeld. De voorgestelde wijzigingen kunnen voor telers in een aantal gebieden ingrijpende gevolgen hebben. De intensiteit van het grondonderzoek wordt verhoogd waardoor er een grotere kans is dat de aardappelcysteaaltjes worden aangetroffen. De wachtperiode om weer te kunnen bemonsteren na bestrijdingsmaatregelen wordt langer, dit brengt de noodzaak tot verruiming van de vruchtwisseling (wachttijd tot er de volgende keer aardappelen op een zelfde perceel worden geteeld) met zich mee.

Aan het Commissievoorstel is een zeer lange periode van voorbereidingen voorafgegaan. De meningen over en benaderingswijze van de aardappelcysteaaltjes lopen sterk uiteen in de EU. Nederland heeft enige malen de quarantainestatus van de organismen en de noodzaak van het instellen van een aparte bestrijdingsrichtlijn ter discussie gesteld. Hiervoor was echter geen draagvlak te vinden. Daarna is ervoor gekozen om, gezien de belangen die Nederland heeft, toch actief mee te denken over het voorstel. Dit heeft ertoe geleid dat het voorstel op een aantal belangrijke punten meevalt. Het huidige Commissievoorstel tracht een middenweg te vinden tussen de verschillende meningen en benaderingen. Positief aan het huidige voorstel is het streven om meer inzicht te krijgen in de daadwerkelijke verspreiding van het organisme in de lidstaten en verdere harmonisatie van de aanpak in de EU.

Nederland heeft nog vragen over het nut van het instellen van een jaarlijkse survey in de consumptie en zetmeelteelt om de verspreiding van de aardappelcysteaaltjes vast te stellen. Het is de vraag of een jaarlijkse survey niet zijn doel voorbij schiet. Temeer daar de focus van de richtlijn de pootgoedteelt is.

Nederland staat zeer kritisch tegenover de financiële gevolgen en administratieve lasten van het voorstel voor zowel overheid als het bedrijfsleven. Dit blijkt overigens voor meer lidstaten een punt van zorg te zijn. Nederland streeft ernaar de financiële lasten in het voorstel zoveel mogelijk te beperken zonder het evenwicht uit het voorstel te halen (en daarmee het risico te lopen het voorstel nog verder te verzwaren). Daarnaast wordt geanalyseerd in hoeverre bij de implementatie aangesloten kan worden bij bestaande systemen en reeds beschikbare informatie van zowel overheid als bedrijfsleven.

Fiche 7: Mededeling over herstructureringen en werkgelegenheid Titel:
Mededeling van de Commissie - Herstructureringen en werkgelegenheid - Anticiperen op en begeleiden van herstructureringen met het oog op de ontwikkeling van de werkgelegenheid: de rol van de Europese Unie


Datum Raadsdocument: 4 april 2005
Nr Raadsdocument: 7771/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)120
Eerstverantwoordelijk ministerie: Sociale Zaken en Werkgelegenheid i.o.m. EZ, BZK, FIN, BZ, DEF, VWS en VNG

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken; Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Dit voorstel betreft de uitwerking van het eerder in de Sociale Beleidsagenda (COM(2005)33) aangekondigde voornemen van de Commissie om een Strategie met betrekking tot economische herstructurering te formuleren. De strategie valt binnen het kader van de herziene Lissabonstrategie en beoogt enerzijds de kansen die economische herstructurering biedt op te pakken en anderzijds de mogelijke negatieve sociale gevolgen van herstructurering zoveel mogelijk te beperken.

Op communautair niveau zou de strategie moeten bestaan uit de drie volgende beleidslijnen:
1. Aanwending van het horizontale communautaire beleid ten behoeve van economische herstructurering door onder meer: . Bestaand beleid (o.m. de Europese Werkgelegenheidsstrategie) en bestaande financiële instrumenten (o.m. het ESF) op het niveau van de Unie beter af te stemmen op het faciliteren van economische herstructurering; . Het introduceren van de mogelijkheid om binnen de Structuurfondsen een reserve in het leven te roepen voor het mitigeren van onvoorziene sociale crises die voortvloeien uit economische herstructurering; . Het voor hetzelfde doel introduceren van een nieuw fonds ("growth adjustment fund") met een omvang van E 1 miljard per jaar; . hervorming van het communautaire beleid met betrekking tot staatshulp (staatssteun)- vooral met het oogmerk bij te dragen aan implementatie van de Lissabon Agenda - in die zin dat staatssteun meer gericht wordt op die gebieden waar de grootste bijdrage aan economische groei en werkgelegenheid mag worden verwacht; . Een monitoringfaciliteit in het leven te roepen voor het nader in beeld brengen van de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van economische herstructurering met het oogmerk het publieke debat over het onderwerp van de juiste nuance te voorzien.


2. Het versterken van Partnerschappen voor Hervorming met de Europese sociale partners door onder meer:

. Het sterker betrekken van de sociale partners bij ook het debat over economische herstructurering en het versterken van de sectorale sociale dialoog; . Het benadrukken van Corporate Social Responsibility (maatschappelijk verantwoord ondernemen); . De creatie van een Herstructurering Forum.


3. Het aanpassen van wetgevingsarrangementen en overeenkomsten door onder meer: . Het in de context van het door de Commissie nog te publiceren Groenboek over de ontwikkeling van het arbeidsrecht, bestuderen van de rol van arbeidsrecht bij het faciliteren van arbeidsmarkttransities; . Een Commissievoorstel betreffende de portabiliteit van tweede pijler pensioenen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: is strikt genomen niet van toepassing, omdat het een mededeling betreft. Hier kan desondanks worden opgemerkt dat de subsidiariteitsvraag in beginsel negatief moet worden beantwoord. Beleid om enerzijds de negatieve gevolgen van economische herstructurering te beperken en anderzijds de kansen ervan op te pakken, dient overwegend op het niveau van de lidstaten te worden vormgegeven (zie ook onder Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling) Proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland vindt het belangrijk in het debat over economische herstructurering een goed evenwicht tussen de positieve en negatieve aspecten te bewaren. Het voortgaande proces van globalisering biedt Europa - met zijn hoge kennisniveau - belangrijke kansen. De middellange en lange termijn beleidsreactie om enerzijds de negatieve gevolgen van economische herstructurering te beperken en anderzijds de kansen ervan op te pakken, ligt - in lijn met de aanbevelingen in het rapport "Jobs, Jobs, Jobs" van de Europese Werkgelegenheidstaskforce onder leiding van de heer Kok - in het vergroten van het aanpassingsvermogen van de economie. Dit is ook in de Werkgelegenheidsstrategie en de Geïntegreerde Lissabonrichtsnoeren terug te vinden. Hiervoor zijn de lidstaten allereerst zelf verantwoordelijk. Voor zover op de korte termijn in een crisissituatie - bijvoorbeeld in het geval een regio door een eenzijdige samenstelling van de werkgelegenheid relatief hard getroffen wordt door economische herstructurering - aanvullend beleid nodig zou zijn, zal dit echter nauw op de lokale omstandigheden afgestemd beleid betreffen, waarbij de rol van communautair beleid beperkt blijft tot het uitwisselen van "best practices".

Nederland kan het voorstel voor het introduceren van de mogelijkheid om binnen de structuurfondsen een reserve in het leven te roepen voor het mitigeren van onvoorziene sociale crises die voortvloeien uit economische herstructurering alleen steunen als deze reserve optioneel is. Evenmin steunt Nederland het voor hetzelfde doel introduceren van een nieuw fonds ("growth adjustment fund") met een omvang van E 1 miljard per jaar. Met in achtneming van het kabinetsstandpunt inzake de Financiële Perspectieven 2007-2013 zal Nederland zich niet uitlaten over de omvang van de financiële middelen of de verdeling daarvan binnen het programma.

Nederland kan wel die elementen uit de mededeling steunen die betrekking hebben op:
- het in het kader van de open methode van coördinatie uitwisselen van best practices, en het op het niveau van de Unie signaleren van bedrijfssectoren die hun comparatieve voordeel dreigen te verliezen;
- het, ook in het kader van economische herstructurering, nauw afstemmen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie, de financiële instrumenten van de Unie en de wetgeving van de Unie op de noodzaak om het aanpassingsvermogen van de economieën van de Unie te vergroten;
- het benadrukken van het thema economische herstructurering - en daarmee van de noodzaak tot vergroting van het aanpassingsvermogen van de economieën van de EU25 - binnen de sociale dialoog op het niveau van de Unie.


-----------------------
De Mededeling van de Commissie Bouwen aan de Europese onderzoeksruimte (EOR) van kennis voor groei (COM 118) dient net als bij het voorstel voor het 7de Kaderprogramma als een achtergrond te worden gezien. Excise Movement Control System (EMCS) project: automatiseringssysteem voor informatieuitwisseling op het gebied van accijns.


---- --