LEI

persbericht / nr. 1809

27-juni-2005

Landbouw-Economisch Bericht 2005: Grote bedrijven groeien door, voor veel kleine melden zich geen opvolgers meer

Het aantal land-en tuinbouwbedrijven daalde van 2003 op 2004 met 2%. Dat is aanzienlijk minder dan in voorgaande jaren. Tussen 2000 en 2004 was de teruggang in totaal 15%. Alleen in de tuinbouw was het laatste jaar de teruggang net zo sterk als in voorgaande jaren. Vooral in de glastuinbouw gaat de vermindering van het aantal bedrijven (bijna 6% in 2004) gepaard met een sterke schaalvergroting van de blijvende bedrijven. Op 33.000 land- en tuinbouwbedrijven met een bedrijfshoofd ouder dan 50 jaar was in 2004 geen toekomstig opvolger beschikbaar; daarmee gaat het om tweederde van de bedrijven in deze leeftijdscategorie en om zo'n 20% van alle bedrijven. Vooral kleinere bedrijven worden vaak niet meer door een opvolger voortgezet. De matige financiële resultaten van de afgelopen jaren spelen daarbij zeker een rol. Op grote bedrijven is de opvolging in het algemeen echter wel verzekerd, zij tonen in doorsnee een bijna kostendekkende exploitatie en zijn vaak gericht op voortgaande groei. Dat blijkt uit het Landbouw-Economisch Bericht 2005, het jaarlijks rapport over de Nederlandse agrosector uitgebracht door het LEI (onderdeel van Wageningen UR).

Inkomensverschillen
De opbrengstwaarde van de agrarische productie lag in 2004 iets lager dan het jaar daarvoor. Weliswaar steeg het productievolume met 3%, maar de gemiddelde opbrengstprijs daalde met 4%. Het gemiddelde land- en tuinbouwbedrijf leverde in 2004 een inkomen op van 28.000 euro, dat is een kwart minder dan in het voorgaande jaar en ook iets lager dan in 2002. Op veel bedrijven wordt het gezinsinkomen aangevuld uit andere bronnen, bijvoorbeeld arbeid buiten het bedrijf. Gemiddeld leverden deze bronnen 13.000 euro op, waardoor het totale gezinsinkomen uitkwam op 41.000 euro. Maar dit gemiddelde verhult grote verschillen tussen bedrijven: ondanks de inkomsten van buiten het bedrijf bleef de afgelopen jaren zo'n 30% van de gezinnen onder de minimuminkomensgrens steken. Aan de andere kant was er ook in 2004 een aantal ondernemers die meer dan 100.000 euro gezinsinkomen uit hun bedrijf haalden. In de glastuinbouw gaat het daarbij om 10% van de bedrijven, in de varkenshouderij om 9% en in de melkveehouderij om 6%. Naar sector gezien waren vorig jaar vooral in de leghennenhouderij en de vleeskuikenhouderij de inkomens dramatisch laag: gemiddeld respectievelijk 128.000 en 40.000 euro negatief.

Naar een systeem van bedrijfstoeslagen
De komende jaren zal een belangrijk deel van het inkomen op grondgebonden akkerbouw- en melkveebedrijven gaan bestaan uit bedrijfstoeslagen. In het nieuwe EU-landbouwbeleid vervangen deze de bestaande productgebonden toeslagen. De bedrijfstoeslagen zullen in Nederland vanaf 2006 gefaseerd worden ingevoerd. Het LEI verwacht dat de toeslagen in 2008 gemiddeld voor de hele land- en tuinbouw 30% zullen vormen van het inkomen uit bedrijf. Van de melkveebedrijven ontvangt dan bijna 60% meer dan 15.000 euro toeslag, van de akkerbouwbedrijven is dat bijna 30%.

Veranderingen in het agrocomplex
Binnen de EU is Nederland de grootste exporteur van landbouwproducten. Van de agrarische uitvoer gaat ruim 80% naar andere EU-landen, vooral naar Duitsland. Het totale Nederlandse agrocomplex had in 2003 een bruto toegevoegde waarde van bijna 42 miljard euro. Vergeleken met 1995 betekent dat een groei van 29%, maar tegelijkertijd daalde het aandeel in het nationaal product daarmee van 12 naar 10%. De toegevoegde waarde van het agrocomplex hangt steeds meer samen met de verwerking van buitenlandse grondstoffen; in 2003 was dat aandeel gestegen tot zo'n 40%.

De landbouw in de wereld
Wereldwijd groeide de voedselproductie in 2004 fors, en ook per hoofd van de bevolking was er sprake van een groei met ruim 1%. De voedselsituatie verbeterde daardoor relatief, maar het aantal ondervoede mensen, naar schatting zo' 800 miljoen, daalde nauwelijks. De wereldhandel in landbouwproducten groeide de afgelopen decennia met 4% per jaar. Het aandeel van de rijke landen daarin steeg en dat van de arme landen daalde. Het overleg over liberalisering van de handel in het kader van de WTO boekte in 2004 weinig vooruitgang.

Tabel 1. Productiewaarde en toegevoegde waarde van de land- en tuinbouw, 2002-2004

Waarde (mrd. euro)

Index 2004 (2003=100)

2002

2003(v)

2004(r)

Volume(r)

Prijs(r)

Waarde(r)
---

Akkerbouwproducten

2,4

2,5

2,2

105

80

85

Tuinbouwproducten

7,8

8,1

7,8

104

93

96

Rundveehouderijproducten a)

4,4

4,3

4,3


---

102

101

Intensieve veehouderijproducten

3,5

3,2

3,6

109

104

114

Overige landbouw


1,8


1,9


2,0


---

104

103

Totaal

20,0

20,0

19,8

103

96


---

Aankoop goederen en diensten

11,0

10,9

11,0

100

101

101

Bruto toegevoegde waarde

9,1

9,2

8,8

106

91

96

Afschrijvingen


2,6

2,7

2,7

103

Saldo heffingen - subsidies b)

0,2

0,1

0,1


---

Netto toegevoegde waarde

6,1

6,4

6,0

94
---

a) Inclusief producten schapen- en geitenhouderij. b) niet-productgebonden. Bron: CBS; raming 2004 LEI.

Tabel 2 Inkomens en besparingen (1.000 euro per bedrijf) van land- en tuinbouwbedrijven, 2002-2004

Gezinsinkomen uit bedrijf

Besparingen per bedrijf

2002

2003

2004(r)

2002

2003

2004 (r)
---

Glasgroentebedrijven

58

126

16


-5

73


-37

Snijbloemenbedrijven

58

38

43


---


-26


-20

Potplantenbedrijven

92

79

75

29

24

20

Champignonkwekerijen

39

36


---


-9


-11


-36

Opengrondsgroentebedrijven


---

25


-10/0


-10


-32


-50/-60

Fruitteeltbedrijven

16

42

20/30


-6

24

5/15

Bloembollenbedrijven

43

30

25/35


-14


---


-5/5

Boomkwekerijen

58

70

55/65


---

23

10/20

Akkerbouwbedrijven

14

41


---


-16

13


-26

Melkveebedrijven

43

35

35

17

10


---

Fokvarkensbedrijven


-12


-14


---


-42


-40

32

Vleesvarkensbedrijven


-6


-6

46


-26


-13


---

Gesloten varkensbedrijven


-26


-2

86


-68


-32

49

Leghennenbedrijven a)

25

136


-128


-15

114


-158

Vleeskuikenbedrijven a)


-15


-7


-40


-42


-31


-63

Alle land- en tuinbouwbedrijven

31

37

28


-2


---


-3
---

a) In 2003 alleen bedrijven die niet zijn getroffen door de vogelpest Bron: Informatienet LEI.

---

Landbouw-Economisch Bericht 2005. Het rapport bestellen 'rapport PR.05.02'.