Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer

---

Vormgeving medezeggenschap bij Defensie; motie Eijsink c.s.

24-6-2005 10:10:00

In de brief van 20 mei 2005, nr. P/2005008123, bent u in reactie op de motie Eijsink c.s. (29 800 X, nr. 66) geïnformeerd over de visie ten aanzien van mogelijke contacten tussen medezeggenschapscommissies bij Defensie en de Kamer. Graag laten wij u weten hoe in de praktijk binnen Defensie uitvoering zal worden gegeven aan de brief van 20 mei jongstleden.

Het hoofd van de diensteenheid is verantwoordelijk voor een goede werking van de medezeggenschap binnen zijn ressort; hij zorgt voor een open overleg met zijn medezeggenschapscommissie met gebruikmaking van de instrumenten die het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD) hem bieden. Daarbij is het relevant dat hij 'on speaking terms' blijft en mogelijke probleempunten niet uit de weg gaat, ook al is er sprake van een kritische houding van de medezeggenschap.

Als er niettemin na intensief overleg toch fundamentele meningsverschillen bestaan tussen het hoofd van de diensteenheid en de medezeggenschapscommissie, voorziet het huidige BMD in een geschillenregeling waarbij het hoofd van het defensieonderdeel een beslissing neemt na advisering door een onafhankelijk College van geschillen.

Er kunnen zich bijzondere situaties (zoals bij reorganisaties) voordoen waarbij de medezeggenschapscommissie vindt dat zij bij het hoofd van dienst onvoldoende gehoor krijgt voor haar argumenten en de Tweede Kamer of de pers wenst te informeren. In een dergelijk geval zal het hoger managementniveau (het hoofd van een defensieonderdeel) door de medezeggenschapscommissie of het hoofd van de diensteenheid worden benaderd. Wij zullen er op toezien dat het hogere managementniveau zich pro-actief opstelt om tijdig mogelijke problemen in de interactie met de medezeggenschap op te pakken.

Als dit overleg naar het oordeel van de medezeggenschapscommissie te weinig oplevert, wordt de Secretaris-Generaal door het hogere managementniveau ingeschakeld om te beoordelen of er inderdaad sprake is van een vastgelopen overleg. Het is van belang om na te gaan of binnen Defensie op alle niveaus het vereiste open overleg heeft plaatsgevonden.

Indien de interventie van de Secretaris-Generaal evenmin soelaas biedt, zullen wij het contact met de Kamer niet blokkeren (met uitzondering van zaken die vertrouwelijk zijn). Er is derhalve geen sprake van een preventieve toetsing. Wel dient de medezeggenschapscommissie ons hierover vooraf te informeren.

Ten slotte willen wij u meedelen dat het onderzoeksrapport 'Medezeggenschap bij Defensie, een onderzoek naar het huidig functioneren van het BMD en een vergelijking tussen BMD en WOR' uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van prof.dr.ir. R. Goodijk van de Rijksuniversiteit Groningen, 20 juni jl. is aangeboden. Eén element in het rapport lichten wij er, vooraf gaande aan verzending van het rapport met de appreciatie van de staatssecretaris, uit. Het rapport gaat kort in op mogelijke contacten tussen medezeggenschapscommissies en de Kamer. Het rapport geeft aan dat de medezeggenschap geen besluiten van de politiek achteraf ter discussie kan stellen. Wel bestaat voor de medezeggenschap het recht om voorafgaande aan politieke besluitvorming hierover te worden geïnformeerd en zo mogelijk hierop invloed uit te oefenen. Primair aanspreekpunt hiervoor is blijkens het rapport de ambtelijke leiding, en niet de politiek.

De staatssecretaris zal, zoals vermeld, aan het rapport zijn appreciatie toevoegen. Het rapport en de appreciatie zullen op korte termijn aan de Kamer worden aangeboden. Verzending van beide vóór 21 juni, waarom de vaste commissie voor Defensie heeft gevraagd (kenmerk 05-DEF-B-037) is helaas niet haalbaar gebleken.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

DE STAATSSECRETARIS