Kabinet: speciale bevoegdheid bij terreurdreiging noodzakelijk
Om een concrete dreiging van een
terroristisch misdrijf weg te nemen, of om op voorhand de gevolgen
daarvan te beperken, kan het nodig zijn dat maatregelen worden
getroffen die niet tot de bevoegdheid van de minister van Justitie
behoren. De onvoorzienbaarheid van terroristische dreigingen maakt het
bovendien onmogelijk op voorhand uitputtend te bedenken waar en op
welke wijze terroristen kunnen toeslaan en wat vervolgens de reactie
van de overheid zou moeten zijn om dat te voorkomen. De situatie zal
zich dan ook kunnen voordoen dat een terroristische dreiging vraagt om
het onverwijld treffen van maatregelen welke liggen op het terrein van
andere bewindspersonen.
Binnen het kabinet is afgesproken dat iedere minister direct zijn of
haar medewerking verleent ter uitvoering van de maatregelen die
noodzakelijk zijn om een concrete dreiging weg te nemen. Dit betekent
dat de door terrorismebestrijding ingegeven maatregelen normaal
gesproken worden uitgevoerd langs de bestaande gezagslijnen. Het
kabinet heeft de Tweede Kamer toegezegd bij wet te zullen regelen dat
in bedreigende situaties, waar overleg of overeenstemming gezien de
urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort, het uiteindelijk de
minister van Justitie zal zijn die, in zijn hoedanigheid van
coördinerend minister voor terrorismebestrijding, de doorslaggevende
bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen, eventueel met
bevoegdheden die liggen op het terrein van andere ministers.
De verantwoordelijkheid voor het beheersen van de crisis die ontstaat
nadat de aanslag een feit is, blijft berusten bij de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies
aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het
wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas
openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
---
AIVD | 29 juni 2005
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst