Speech Fini de Paauw, vice-voorzitter van de CG-Raad, tijdens hoorzitting
over de WMO.
---
Tijdens de hoorzitting over de WMO, die op 20 juni plaatsvond in de
Tweede Kamer, heeft Fini de Paauw, vice-voorzitter van de CG-Raad, een
speech gehouden.
Dames en heren,
Bezint eer ge begint, zo luidt een oud Nederlands spreekwoord. Ik zou
me in dit betoog kunnen beperken tot deze tekst om u genoeg tijd te
bieden om goed na te denken over het wetsvoorstel voor de WMO. Maar ik
geef u graag nog een korte toelichting op het standpunt van de
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland over dit
wetsvoorstel; een visie die wordt gestaafd door de ervaringen van ruim
twee miljoen mensen met een chonische aandoening of handicap. Zij zijn
vaak grotendeels afhankelijk van een hulpmiddel, een aanpassing,
adequaat vervoer of een andere voorziening. Met de verstrekking
daarvan mag niet slordig worden omgesprongen. De zorg, de aanpassing
is immers een levensvoorwaarde voor velen. Zij kunnen hierdoor
zelfstandig leven en zich verplaatsen als iedere andere burger.
Verstrekking van deze zorg, deze voorzieningen moet gegarandeerd zijn.
Ik geef u een blik in de toekomst, als deze voorstellen in de praktijk
worden gebracht. Wat betekent dit wetsvoorstel voor de voorzieningen?
Welnu, niemand heeft nog een gegarandeerd recht op wat hij of zij
nodig heeft. Gemeenten kunnen straks naar eigen inzicht gestalte geven
aan het begrip zorgplicht. Dat belooft niet veel goeds, zeker met de
recente herinnering aan de ongewenste onderlinge verschillen in
gemeentelijk Wvg-beleid in het achterhoofd.
Een voorbeeld: Joost wordt op 1 april 2007 ontslagen uit het
revalidatiecentrum, waar hij na een beenamputatie heeft geleerd hoe
hij zo goed mogelijk kan leven met één been. Wat nu? Joost kan bij
thuiskomst in zijn woonplaats niet rekenen op de beschikbaarheid van
een rolstoel, hij heeft geen zekerheid over de nodige aanpassingen in
zijn woning. Evenmin kan hij uitzien naar alternatieven: eventuele
huisvesting elders, in een woonomgeving die wel tegemoet komt aan zijn
beperking. Ook maakt hij geen aanspraak op individueel of collectief
vervoer.
De toekomst met een WMO brengt ons een samenleving waarin
gemeentelijke willekeur de regel wordt. Het kan een wereld van
verschil uitmaken of je als burger met een beperking in Deventer
woont, in Almere of Vlissingen. Waar de ene gemeente misschien een
bezuinigingsbeleid hanteert, kan de andere juist royaal zijn in het
toewijzen van thuiszorg, scootmobielen, taxivervoer of trapliften.
De WMO drijft een wig tussen burgers. De kloof tussen arm en rijk
wordt nog groter en pijnlijker zichtbaar. Of misschien zelfs pijnlijk
onzichtbaar. Want meer dan een miljoen mensen met een handicap of
chronische ziekte heeft een laag inkomen. Zij zijn afhankelijk van
goede voorzieningen en totaal niet in staat te sparen, laat staan
eigen bijdragen te betalen. Nodige zorg en voorzieningen zullen voor
hen onbereikbaar worden. Uit onderzoek is gebleken dat het uitblijven
van voorzieningen leidt tot verslechtering van de gezondheid. Hierdoor
ontstaat een overbelasting van het eigen netwerk en tenslotte zelfs
een sociaal isolement. Terwijl het motto van de WMO meedoen en
participatie iets heel anders doet geloven
De WMO is een uiterst inconsequente wet. Gemeenten zouden de zogenaamd
onbeheersbaar hoge kosten van de AWBZ gaan opvangen. De regering biedt
hen hiervoor een schamel bedrag van totaal 45 miljoen euro! Maar hoe
groot is die onbeheersbaarheid van die kosten nog, nu eigen bijdragen
en aanscherping van normen voor indicatie al tot een kostenreductie
van ongeveer dertig procent hebben geleid? Het persoonsgebonden budget
(pgb) biedt veel mensen met een chronische aandoening of handicap alle
vrijheid om zelf te kiezen waar en wanneer ze de zorg of voorziening
van hun keuze inkopen. De WMO geeft echter geen enkele garantie op het
recht op een pgb. Het wordt genoemd als een keuzemogelijkheid voor
gemeenten, naast de keuzevrijheid voor soms karige zorg in natura. De
WMO zou bijdragen aan het algemeen belang. Alle reden om de zorgplicht
van gemeenten expliciet te verankeren in de WMO, tegelijk met een
afwegingskader dat waarborgen biedt voor maatschappelijke participatie
en optimale mogelijkheden voor zelfstandig functioneren. Maar in de
wet vinden we niets van dit alles. De klant is koning. Dit
uitgangspunt lijkt met de WMO niet op te gaan. Belangenorganisaties
kunnen vanuit de eigen ervaringsdeskundigheid veelal vanuit een unieke
eigen invalshoek een bijdrage leveren aan goed beleid. In de evaluatie
van de Wvg kwam naar voren dat gemeenten en gebruikersorganisaties
tevreden waren over het participatiemodel van de Wvg. Hierin wordt
recht gedaan aan de waarde van structurele inspraak van gebruikers.
Inspraak en beïnvloeding waar iedereen zijn voordeel mee kan doen.
Goed voorbeeld doet goed volgen?
De laatste vraag die ik u voorleg: Hoe groot is eigenlijk het
draagvlak voor de WMO? Draagvlak bereik je doorgaans alleen als
betrokken partijen been zien in plannen. En er moet ook nog eens
financieel draagvlak voor aanwezig zijn. Voldoet de WMO aan deze
eisen? Nee op geen enkele wijze! De VNG is weliswaar enigszins
opgewarmd voor het concept van de WMO. Maar dit betekent niet dat
gemeenten verplicht zijn alle afspraken die de VNG omarmt uit te
voeren. Er bestaat bij afzonderlijke gemeenten nog veel twijfels over
de WMO.
Patiënten- en consumentenorganisaties hebben op geen enkele wijze
gehoor gevonden voor hun eerder geuite forse kritiek op de
WMO-plannen. Daar valt dus zo goed als geen draagvlak te vinden.
Zorgverzekeraars zijn bang dat hen de rekening wordt gepresenteerd
voor een grotere zorgbehoefte. Hoe zit het dan met het financiële
draagvlak? Die is ook al bijzonder wankel. Gemeenten zijn gemiddeld al
niet rijk en zij kunnen alleen budgetten tegemoet zien waarop al
kortingen zijn doorgevoerd.
Wat wil de CG-Raad dan wel?
Wij stellen het volgende voor: op termijn moet een integraal
gemeentelijk beleid worden bereikt. De aanpak moet stapsgewijs tot
stand komen. Mogelijkheden van onder meer de gedecentraliseerde
welzijnswet, de geprotocollerde Wvg, de gemeentelijke bevoegdheden op
het gebied van ruimtelijke ordening en andere gemeentelijke taken
moeten benut worden om te komen tot integrale benadering van
gemeentelijk beleid voor mensen met een beperking. Verder zouden alle
wettelijke drempels waar gemeenten nu mee te maken hebben met hoge
prioriteit geslecht moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan de poblemen
met de uitvoering van het Bouwbesluit. Verder moeten afspraken worden
vastgelegd over het onderbrengen van AWBZ-voorzieningen en individuele
Wvg-voorzieningen in de basisverzekering van de nieuwe
zorgverzekeringswet. Evaluatie van decentrale aanpak zal na verloop
van tijd uit moeten wijzen of zelfstandig functioneren van burgers met
een beperking het doel van integraal gemeentelijk beleid, bereikt
wordt en zo nee, wat er verbeterd en veranderd moet worden. Pas
wanneer integraal gemeentelijk beleid in de praktijk naar ieders
tevredenheid werkt, kan een nieuw consistent wetsontwerp gemaakt
worden.
Fini de Paauw Vice-voorzitter CG-Raad
---
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland