Socialistische Partij

Van Bommel: `Denkpauze is een kans voor Europa'

22-06-2005 * Deze week is in de Tweede Kamer over de nieuwe meerjarenbegroting van de Europese Unie. Het compromisvoorstel dat EU-voorzitter Juncker indiende, sneuvelde vorig weekeinde. Dit voorstel was een afspiegeling van de oude ambities van Europa, en daarom betreurt de SP het absoluut niet dat hier geen steun voor was. Kamerlid Harry van Bommel: "Als de komende maanden besloten wordt dat Europa zich met minder zaken moet bemoeien, is het niet meer dan logisch dat ook de begroting wordt aangepast."

De SP pleit er voor om de manier waarop de EU functioneert de komende maanden fundamenteel te herzien. Het `nee' dat de Nederlandse bevolking op 1 juni massaal uitsprak bij het referendum over de Europese grondwet, was geen `nee' tegen Europa. Samenwerking is goed en noodzakelijk op gebieden waar het een toegevoegde waarde heeft. Maar waar samenwerking niet per sé noodzakelijk is, moet Europa zich ook niet opdringen. Van Bommel: "Ik wil dat er een pas op de plaats wordt gemaakt. Een denkpauze houdt in dat men zich even stil houdt, dat men gaat luisteren naar de bevolking en dat men zich bezint op de vraag waarmee men in Europa bezig is."

---

De bijdrage van Harry van Bommel aan het debat van 21 juni:

Harry van Bommel Voorzitter. In de afgelopen top stonden twee zaken centraal: de Europese grondwet en de meerjarenbegroting. Ik zal beginnen met de Europese grondwet. Aangekondigd is een periode van bezinning. De vraag is: bezinning waarop?

Wat ons betreft, kan dat in ieder geval niet zijn een bezinning op de grondwet. In het verslag naar aanleiding van de top is gezegd: Nederland zal niet overgaan tot ratificatie en er komt geen tweede referendum. Ik vraag de minister-president die woorden vandaag hier hardop uit te spreken: geen ratificatie, geen tweede referendum.

De vraag moet worden gesteld hoe zinvol het is om door te gaan met het proces van ratificatie, als een of enkele lidstaten aangeven niet te zullen ratificeren.

Voor Nederland is dat aan de orde. Kan de minister-president die woorden vandaag duidelijk tegenover het parlement uitspreken?

Een andere vraag is hoe de Nederlandse stellingname zich verhoudt tot die van de voorzitter van het Europees parlement, die in zijn toespraak voor de Raad het volgende heeft gezegd: "De Raad zou kunnen besluiten dat de ontwerpgrondwet ter ziele is. Het zou hiervoor voldoende zijn dat één enkele lidstaat formeel meedeelde dat hij niet zal overgaan tot ratificatie van het verdrag." Ik vraag mij af of Nederland tijdens de afgelopen top formeel heeft meegedeeld dat het niet zal overgaan tot ratificatie.

Hoe moeten wij de woorden uitleggen van de minister van Buitenlandse Zaken in de Volkskrant van vanochtend? Hij heeft gezegd: "Wij staan in de maatschappelijke discussie onder meer voor de vraag: wat moeten wij uit de grondwet halen, en wat absoluut niet?"

Als voorbeeld noemt de minister de vaste voorzitter. Die zou niet uit dat verdrag mogen worden geschrapt. Daarmee wekt de minister de indruk dat hij door wil gaan met het spreken over dit grondwettelijk verdrag. Ik stel daarbij de vraag of Nederland in eerste instantie niet een fel tegenstander was van een vaste voorzitter. Als de minister dat erkent, vraag ik mij af hoe het mogelijk is dat dit standpunt zonder bespreking in de Kamer is gewijzigd.

Mijn stelling is dat het debat geen betrekking moet hebben op het grondwettelijk verdrag, maar op de EU. Vorige week is gezegd dat de EU te snel en te ver gaat. Die zou te duur en te bemoeizuchtig zijn. Het debat moet dus betrekking hebben op de taken en de inrichting van de EU. Deelt de regering deze opvatting met mijn fractie?

De Nederlandse regering heeft het grondwettelijk verdrag weliswaar ondertekend maar met de uitslag van het referendum en de acceptatie daarvan door de Kamer is die ondertekening feitelijk ongeldig geworden. Internationale verdragen worden immers pas van kracht nadat de parlementen die hebben goedgekeurd.

De SP-fractie heeft vorige week gezegd dat zij liever geen akkoord heeft dan een slecht. Nederland is te lang de melkkoe van Europa geweest.

Ik wil dat er een pas op de plaats wordt gemaakt. Een denkpauze houdt in dat men zich even stil houdt en dat men zich bezint op de vraag waarmee men in Europa bezig is. Natuurlijk moet er worden gesproken over het beleid en de politieke keuzes die in het verleden zijn gemaakt en die in de toekomst moeten worden gemaakt.

De tekst van dit grondwettelijk verdrag is naar mijn oordeel van de baan. Nederland zal niet ratificeren en er zal geen tweede referendum worden gehouden.

Zoals gezegd, hebben wij liever geen akkoord dan een slecht. Naar ons oordeel is er terecht geen akkoord gesloten. Nederland zou immers zelfs na de gedane aanbiedingen een te forse netto betaler zijn geweest. Het is niet gerechtvaardigd om akkoord te gaan met een dergelijke excessieve bijdrage door Nederland.

Wij moeten ons afvragen wat Europa wel moet doen. Men dient zich te bezinnen op de taken. Naar ons idee moet er sprake zijn van een beperking daarvan. Wij zijn geen voorstander van groei van de totale begroting, maar wel van verlaging van de Nederlandse nettobijdrage. Het doel van de toekomstige besprekingen moet zijn dat men komt tot een akkoord dat neerkomt op een fundamentele herziening.

De ingrediënten daarvan zouden, wat de SP-fractie betreft, moeten zijn: een herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de Britse korting moet op de helling, er moet worden gesproken over de structuur- en de cohesiefondsen en de Nederlandse bijdrage moet fors worden verminderd, precies zoals de inzet was van de Nederlandse regering.

Deelt de regering de opvatting dat die zaken ook met elkaar in verband gebracht moeten worden? Met andere woorden: geeft de regering volledig steun aan de positie van de Britten en inmiddels ook van de Duitsers?

De tweede vraag betreft de positie van nieuwe lidstaten, die volgens velen in het geding is. Naar onze opvatting moeten nieuwe lidstaten niet lijden onder het uitblijven van een akkoord.

Wij hebben steeds gezegd dat nieuwe lidstaten per definitie netto-ontvangers zijn. Dat moet zo blijven. Is de regering bereid om alles op alles te zetten om te garanderen dat transformatieprocessen in de nieuwe lidstaten gewoon door kunnen gaan?

Ten derde: ik heb vanochtend met verbazing kennisgenomen van de uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken in de Volkskrant. Hij heeft, zoals al is gememoreerd door het lid Wilders, gezegd dat Nederland bereid is om de grootste nettobetaler te blijven, maar dan wel op een geringere afstand van de andere rijke landen.

Mijn vraag is hoe de minister van Buitenlandse Zaken zo dom kan zijn om de onderhandelingspositie bij voorbaat te verslechteren. Dat mag ik immers wel vragen. Denkt hij dat onze onderhandelingspositie met betrekking tot de meerjarenperspectieven hiermee verbeterd is, helemaal niet beïnvloed is of verslechterd is? Ik denk het laatste.

Hoe verhoudt die uitspraak zich tot de eerdere uitspraak van de minister-president, gedaan op 16 juni in het Financieel Dagblad, dat Nederland ernaar streeft om de nettobijdrage op het niveau te brengen van landen met een vergelijkbare welvaartspositie? Dat is toch een heel ander uitgangspunt?

Ik vind, met de minister-president, dat wij een vergelijkbare positie moeten hebben als landen met een zelfde welvaartsniveau. Tegelijkertijd vind ik dat de totale begroting naar beneden moet, dat er een herziening moet komen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de grootste kostenpost, en dat er iets gedaan moet worden aan de Britse korting.

Met al die bewegingen tegelijkertijd zult u met mij kunnen uitrekenen dat wij tot een forse daling kunnen komen. In dat geval, met kleine verschillen, zou ik mij zelfs die uitkomst kunnen voorstellen.

De discussie moet niet primair gaan over de financiën, maar moet primair gaan over wat wij met Europa willen, over wat Europa moet doen en laten en vervolgens over wat dat mag kosten en over de verdeling van die kosten. De in Europa ontstane patstelling komt wat ons betreft dus precies op tijd.

Er is nog geruime tijd om voor 2007 uit deze patstelling te geraken. De houding van de Nederlandse regering op het punt van de financiën - dus niet op het punt van de grondwet - was dan ook een juiste. In die zin is deze top niet mislukt, maar geslaagd.