Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

AAN Postbus 90801 2509 LV Den Haag colleges van Burgemeester en Wethouders Anna van Hannoverstraat 4 i.a.a. Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Directeuren Sociale Dienst
Hoofden Sociale Zaken
Hoofden Financiën
Directeuren/hoofden I&A
Gemeenteraadsleden p/a griffier

Hoofdkantoor en vestigingen CWI
Hoofdkantoor UWV
Hoofdkantoor en regiokantoren IWI

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer Intercom/2005/39394

Onderwerp Datum
Verzamelbrief juni 2005 22 juni 2005

Door middel van deze brief informeer ik u over enkele relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen.


1. Wsw: Relatie tussen taakstelling begeleid werken en het beperken van de wachtduur (bijlage: pagina 1 t/m 2)
Door uitvoerders van de Wsw zijn vragen gesteld over de wijze waarop plaatsing in de Wsw op basis van first in first out zich verhoudt tot de taakstelling begeleid werken. Het beleid kan als volgt worden verduidelijkt.
Er is geen sprake van een verplichting tot plaatsing op basis van first in first out. Het beleid is er alleen op gericht om voor zover mogelijk een wachtduur van meer dan 12 maanden te voorkomen. Het algemene uitgangspunt van de wet, namelijk een gelijke kans op plaatsing, wordt dus niet in de vorm van first in first out dwingend voorgeschreven. In de afweging tussen het beperken van de wachtduur en het behalen van de taakstelling begeleid werken dient de gemeente voorrang te geven aan het beperken van de wachtduur. Voor zover de taakstelling begeleid werken niet kan worden gerealiseerd omdat anders personen zonder begeleid werkenindicatie langer dan 12 maanden op een Wsw-plaats moeten wachten, wordt dat de gemeente niet aangerekend (cq niet verwijtbaar gedrag). In de bijlage van deze verzamelbrief vindt u een uitgebreide verduidelijking van dit beleid.


2. Verantwoording WWB (bijlage: pagina 3 t/m 4)
In de bijlage bij deze verzamelbrief vindt u een toelichting op de verantwoording WWB, waarbij drie onderwerpen aan de orde komen. Ten eerste is informatie opgenomen over de termijn waarbinnen de rechtmatigheid van de uitgaven uit het werkdeel moet zijn vastgesteld. Bij jaaroverschrijdende reïntegratieactiviteiten stel ik gemeenten in de gelegenheid de rechtmatige besteding van deze uitgaven aan te tonen bij de eerstvolgende verantwoording. Dit betekent bijvoorbeeld dat de rechtmatigheid van in het jaar 2004 gedane uitgaven die betrekking hebben op jaaroverschrijdende activiteiten, ten laatste verantwoord kan worden bij het Verslag over de uitvoering WWB 2005. Ten tweede is voor gemeenten een Excel-sheet beschikbaar voor de berekening van het totaalbedrag dat vrijgesteld is van uitbesteding. Ten slotte informeer ik gemeenten over de wijze waarop met ontvangsten uit ESF-subsidies moet worden omgegaan in het kader van het Verslag over uitvoering WWB.


3. Gevolgen wetsvoorstel Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voor de WWB en IOAW (bijlage: pagina 5 t/m 6)
In de Tweede Kamer vindt thans de behandeling plaats van het wetsvoorstel tot bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn en tot het treffen van een regeling van inkomen voor deze personen alsmede voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; WIA, Kamerstukken II, 2004/05, 30034). De WIA zal, na goedkeuring door het parlement, met ingang van 1 januari 2006 de huidige WAO vervangen. Hierbij informeer ik u kort over de gevolgen van de WIA met betrekking tot volume en prijs voor de WWB en de IOAW, welke u kunt vinden in de bijlage van deze verzamelbrief. Voor meer informatie over de WIA kunt u terecht op
www.werkennaarvermogen.nl.


4. VWS en Belastingdienst starten offensief `aangifte loont' (bijlage: pagina 7 t/m 8) Mensen met een laag inkomen kunnen in 2005 financiële compensatie voor hun ziektekosten krijgen. Zij kunnen hun standaardziektekosten (premies voor het ziekenfonds en de aanvullende ziektekostenverzekering) opvoeren als fiscale buitengewone uitgaven. Dit komt door de Tegemoetkoming buitengewone uitgaven (Tbu). In de bijlage van deze verzamelbrief staat meer informatie over wat deze regeling precies inhoudt en hoe gemeenten kunnen bijdragen aan het offensief `aangifte loont'. Meer informatie over dit onderwerp kunt u ook vinden op www.aangifteloont.nl.


5. Verbetering van dienstverlening bij aanvragen uitkering; verbod op dubbele gegevensuitvraag en ontwikkeling digitaal klantdossier (bijlage: pagina 9 t/m 10) Op 13 mei jl. heb ik het eindrapport `De burger bediend!' van de Expertcommissie informatievoorziening en elektronische dienstverlening SUWI in ontvangst genomen. Eind april heeft de Inspectie Werk en Inkomen mij de rapporten `Intake en beoordeling bij de bijstand' en `Afgesproken?' aangeboden. In de bijlage van deze verzamelbrief informeer ik u over mijn oordeel met betrekking tot de genoemde rapporten en de vervolgaanpak. Een en ander heb ik op 13 mei aan de Eerste en Tweede Kamer kenbaar gemaakt.


6. Verdeelmodellen WWB (bijlage: pagina 11)
Op 9 mei jl. heb ik mijn voorstellen voor de verdeling van de budgetten die gemeenten ontvangen voor de verlening van bijstandsuitkeringen (I-deel) en voor het aanbieden van reïntegratievoorzieningen (W-deel) aan de Tweede Kamer aangeboden. Het Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor SZW in de Tweede Kamer heeft
plaatsgevonden op 15 juni 2005. De voorstellen inclusief de uitkomsten voor individuele gemeenten zijn gepubliceerd op het gemeenteloket, waar u via de button "verdeelmodellen WWB 2006" de meest recente informatie over dit onderwerp aantreft. In de bijlage bij deze verzamelbrief vindt u de toelichting op de voorstellen voor de verdeling van het I-deel en het W-deel.


7. Financiering samenwerkingsverbanden WWB (bijlage: pagina 12 t/m 13) In het geval dat gemeenten samenwerken in een gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam (Wgr) met volledige overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, krijgt het samenwerkingsverband van SZW rechtstreeks een gezamenlijk budget toegekend; met de individuele gemeenten onderhoudt SZW dan geen financiële relatie meer. Door deze wijze van financiering krijgen deze samenwerkingsverbanden in een aantal gevallen een hoger of lager gezamenlijk budget dan de budgetten van de individuele gemeenten bij elkaar opgeteld. Deze financiële gevolgen kunnen onbedoeld geïnterpreteerd worden als `beloning' dan wel `straf' op samenwerking. Met de VNG is afgesproken dit najaar, als de gegevens beschikbaar zijn van een inventarisatie die de VNG uitvoert, te bekijken of er aanleiding is de huidige wijze van financiering te herzien. Gemeenten die al deelnemen aan de huidige
samenwerkingsverbanden of aan een samenwerkingsverband in oprichting heb ik hierover per brief van 30 mei jl. (W&B/B&K/05/36217) geïnformeerd. De brief treft u in de bijlage van deze verzamelbrief aan.


8. Regels rondom uit- en aanbesteding (aanpassing besluit SUWI en voorstel tot wijziging WWB)
De bijzondere procedureregels aanbesteding van reïntegratie werkzaamheden door UWV en gemeenten zullen vervallen. De daartoe noodzakelijke wijziging van het Besluit SUWI zal naar verwachting medio juni 2005 in werking kunnen treden. In de verzamelbrief aan de gemeenten van maart jl. (Intercom/2005/13869) is hieraan uitgebreid aandacht besteed. Ik heb besloten dat de colleges van burgemeester en wethouders in hun verantwoording WWB over 2005 mogen handelen alsof de aanbestedingsregels al vanaf 1 januari 2005 zijn vervallen. Dit betekent voorts dat ik over het jaar 2005 zal afzien van het opleggen van financiële maatregelen aan gemeenten voorzover tekortkomingen betrekking hebben op deze aanbestedingsregels.
Op 3 juni jl. heeft het kabinet besloten om een voorstel tot wijziging van de WWB (i.c. artikel 7, vierde lid) naar het parlement sturen. In het wetsvoorstel wordt voor de gemeenten de uitbestedingsplicht van reïntegratiewerkzaamheden in de WWB en de hiermee corresponderende artikelen in de IOAW, IOAZ en WWIK afgeschaft, waardoor zij vanaf 2006 zelf kunnen beslissen wie ze inschakelen om bijstandsgerechtigden en personen in de genoemde overige regelingen aan het werk te helpen. Tot nog toe waren gemeenten verplicht een deel van hun budget uit te geven aan private
reïntegratiebedrijven. Gemeenten krijgen straks volledige vrijheid. Ze kunnen er dan ook voor kiezen om zelf reïntegratietaken uit te voeren.

Wel blijf ik gemeenten oproepen om het geld voor het aan de slag helpen van uitkeringsgerechtigden niet automatisch te gebruiken voor gesubsidieerd werk en benadruk de rol die reïntegratiebedrijven kunnen spelen bij het begeleiden van mensen naar een gewone baan. Het is daarbij belangrijk dat gemeenten goed zicht krijgen op de kwaliteit van de reïntegratiebedrijven en hun rol van opdrachtgever professioneel invullen. Binnenkort komen de partijen die met elkaar een convenant hebben afgesloten voor de transparantie van de arbo- en reïntegratiemarkt (ondermeer Raad voor Werk en Inkomen, VNG, Borea en BOA) met een plan van aanpak. Ik hecht eraan dat op zo kort mogelijke termijn, zo mogelijk nog dit jaar er een prestatievergelijking van reïntegratiebedrijven komt. Hiermee wordt een betere vergelijking van de bedrijven mogelijk.


9. Verantwoording Tijdelijke Stimuleringsregeling Hoogwaardige Handhaving In 2003 is aan gemeenten subsidie toegekend in het kader van de Tijdelijke Stimuleringsregeling Hoogwaardige Handhaving. Hierbij herinner ik u eraan dat uiterlijk 1 augustus 2005 de verantwoording ingediend moet worden, te weten een activiteitenverslag en declaratie, voorzien van een accountantsverklaring indien de gedeclareerde subsidie hoger is dan 50.000,00. Voornoemde stukken kunt u zenden aan:
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Directie Werk en Bijstand
T.a.v. mevrouw H.G. Evink
Postbus 90801,
2509 LV Den Haag.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal uiterlijk 1 december 2005 de subsidie vaststellen.


10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Het wetsvoorstel voor de Wmo is op 30 mei jl. door de staatssecretaris van VWS aangeboden aan de Tweede Kamer. Als de Tweede Kamer akkoord gaat, wordt de Wmo per
1 juli 2006 ingevoerd. Eerder was er sprake van dat de Wmo per 1 januari 2006 zou worden ingevoerd. Meer informatie over dit onderwerp kunt u vinden op www.invoeringwmo.nl.


11. SZW-gemeentedagen 2005
In het najaar worden weer de inmiddels bekende en succesvolle SZW-gemeentedagen georganiseerd op drie verschillende locaties in het land. Zoals gebruikelijk zal de dag in het teken staan van informatie-uitwisseling. Er komen diverse sprekers, er worden workshops georganiseerd en er is volop ruimte voor discussie en overleg. Reden genoeg om één van de volgende data alvast in uw agenda te noteren:
26 oktober - Eindhoven
9 november - Zwolle
17 november ­ Utrecht.

Wilt u de verzamelbrief in het vervolg digitaal ontvangen, dan kan dat. Stuur een e-mail met uw naam, gemeente, functie en e-mail adres naar verzamelbrief@minszw.nl. De eerste tijd zult u tevens de papieren versie blijven ontvangen. E-mail berichten die meer informatie bevatten dan bovenstaande onderwerpen, zullen niet worden beantwoord. Voor vragen met betrekking tot de verzamelbrief kunt u een e-mail sturen naar gemeenteloket@minszw.nl.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Bijlagen bij verzamelbrief juni 2005


1. Wsw: Relatie tussen taakstelling begeleid werken en het beperken van de wachtduur

Beperken van de wachtduur
In de Wsw is géén sprake van een verplichting tot plaatsing op basis van first in first out. Met ingang van 1 januari 2005 is geregeld dat personen op de Wsw-wachtlijst die meer dan 12 maanden op de wachtlijst staan en in die periode ook meer dan 12 maanden beschikbaar zijn geweest voor arbeid1 maar desondanks nog niet geplaatst zijn op een Wsw-arbeidsplaats, niet meer worden meegerekend bij de subsidieverdeling voor het jaar T+2. Uiteraard geldt dit alléén voor die gevallen waarin de gemeente wel voldoende taakstelling heeft om de betreffende personen binnen 12 maanden te plaatsen. Als de gemeente de betreffende personen niet tijdig kon plaatsen vanwege onvoldoende taakstelling, heeft dat voor de gemeente geen nadelige consequenties bij de subsidieverdeling voor het jaar T+2. Als de taakstelling in het jaar T daarentegen wel voldoende ruimte bood om de betreffende personen binnen 12 maanden te plaatsen, dan worden deze personen niet meegerekend bij de subsidieverdeling voor het jaar T+2. Met deze maatregel worden gemeenten gestimuleerd om personen voor zover mogelijk binnen 12 maanden te plaatsen. Dit om te voorkomen dat sommige personen langdurig (langer dan 12 maanden) op de wachtlijst staan terwijl gelijktijdig andere personen met een relatief korte wachtduur snel worden geplaatst.

Taakstelling begeleid werken
Ten aanzien van het realiseren van begeleid werken geldt een taakstelling van 25 procent van de nieuwe instroom in de Wsw, vanaf de wachtlijst en vanuit dienstbetrekkingen. De gemeente wordt geacht voor tenminste 25 procent van de nieuwe instroom een begeleid werkenplaats te realiseren. Indien onvoldoende personen een begeleid werkenindicatie hebben, hetgeen een voorwaarde is om begeleid te kunnen werken, wordt het niet realiseren van de taakstelling begeleid werken de gemeente niet aangerekend (cq niet verwijtbaar gedrag). Ook wanneer de gemeente voor voldoende personen met een begeleid werkenindicatie een begeleidingsorganisatie heeft ingeschakeld die zoekt naar een passende begeleid werkenplaats, maar het desondanks niet of in onvoldoende mate is gelukt om die plaatsen te vinden, wordt dit de gemeente niet aangerekend (cq niet verwijtbaar gedrag).

Relatie tussen taakstelling begeleid werken en het beperken van de wachtduur Een aantal uitvoerders van de Wsw heeft erop gewezen dat het realiseren van voldoende plaatsingen in begeleid werken van personen met een begeleid werkenindicatie ten koste zou kunnen gaan van tijdige plaatsing (binnen 12 maanden) van personen zonder begeleid werkenindicatie en andersom.

In de gevallen waarin dit zich voor zou kunnen doen dient de gemeente voorrang te geven aan het tijdig (binnen 12 maanden) plaatsen van personen op de wachtlijst. Dat wil zeggen dat het niet realiseren van de taakstelling begeleid werken, vanwege het feit dat anders tijdige plaatsing van personen zonder begeleid werkenindicatie niet zou kunnen worden gerealiseerd, de gemeente niet wordt aangerekend (cq niet verwijtbaar gedrag).


1 Bij het bepalen van de wachtduur worden perioden waarin personen op de wachtlijst niet beschikbaar waren voor Wsw-arbeid niet meegeteld. Het gaat dan om aaneengesloten perioden van ten minste 30 dagen, die mensen doorbrengen in een ziekenhuis, in een penitentiaire inrichting of in voltijdsonderwijs. Personen die nog deelnemen aan voltijdsonderwijs na afloop van de opleiding, ter overbrugging van de wachttijd voor een Wsw- plaats, zijn wél beschikbaar voor Wsw-arbeid.


---

In het model Verslag over de uitvoering (Vodu) Wsw 2005, dat met de verzamelbrief van mei 2005 aan gemeenten is verstuurd, is dit ook op die manier opgenomen.


2


2. Verantwoording WWB

Verantwoording WWB: termijn waarbinnen de rechtmatigheid van het werkdeel moet zijn vastgesteld
Via het Verslag over de uitvoering WWB dient het college zich te verantwoorden over de rechtmatigheid van de uitvoering van de WWB en dient het college te rapporteren over de niet of niet rechtmatig bestede gelden van het werkdeel. Het jaar van verantwoording wordt ­ op grond van het van toepassing zijnde kasstelsel - bepaald door de datum van betaling. In de praktijk blijkt dat het vormen van een oordeel over de rechtmatige besteding van uitgaven in het kader van het werkdeel niet altijd (volledig) mogelijk is in het jaar waarin de uitgaven zijn gedaan (jaar t), omdat het vaak gaat om jaaroverschrijdende activiteiten. Er bestaat daarmee onzekerheid over de rechtmatigheid van de besteding van uitgaven. In verband hiermee stel ik gemeenten in de gelegenheid de rechtmatige besteding van uitgaven die verband houden met jaaroverschrijdende activiteiten, aan te tonen bij de eerstvolgende verantwoording (jaar t+1). Aan deze termijn houd ik onverkort vast. Voorwaarde is wel dat bij het Verslag over de uitvoering WWB van jaar t het bedrag wordt vermeld, waarvan de rechtmatige besteding nog niet kan worden vastgesteld. De accountant dient dit bedrag te controleren, en bij materiële afwijkingen te rapporteren. Aan de betaling dient een getekende overeenkomst ten grondslag te liggen.
Het bovenstaande betekent dat de uitvoering van jaaroverschrijdende overeenkomsten ook jaaroverschrijdend moeten worden gevolgd door de gemeente en door haar accountant om de rechtmatigheid van de uitgaven uiteindelijk (bij de afronding van de activiteiten) te kunnen vaststellen. Indien de rechtmatige besteding van uitgaven die verband houden met jaaroverschrijdende activiteiten, nog niet kan worden vastgesteld, dan wordt in verband hiermee een voorbehoud gemaakt in de vaststellingsbeschikking. Bij de eerstvolgende verantwoording heeft het college van B&W daarmee de plicht om de rechtmatigheid van deze uitgaven te controleren en hierover ­ bij gebleken tekortkomingen ­ te rapporteren in het Verslag over de uitvoering WWB van jaar t+1. Indien blijkt dat deze uitgaven, waarvan de rechtmatigheid onzeker was, alsnog als onrechtmatig moeten worden aangemerkt, dan heeft dit tot gevolg dat het bedrag van deze onrechtmatige uitgaven wordt toegevoegd aan het bedrag van de onrechtmatige uitgaven in het jaar waarover de controle plaatsvindt. Het bedrag van de onrechtmatige uitgaven wordt vervolgens door SZW van de gemeente teruggevorderd.

Verantwoording WWB: berekening van het totaal bedrag vrijgesteld van uitbesteding In het Financieel beeld, onderdeel van het Verslag over de uitvoering WWB 2004, dient het college opgave te doen van de omvang van het totaal bedrag dat is vrijgesteld van uitbesteding (code 201 van het Financieel beeld). Uit een analyse van de gemeentelijke opgaven voor het Voorlopig verslag WWB 2004 is gebleken, dat de omvang van het van uitbesteding vrijgestelde bedrag vaak foutief (dat wil zeggen te laag) wordt ingevuld. Als hulpmiddel is daarom op het gemeenteloket (www.gemeenteloket.szw.nl) in het dossier `verantwoording' een Excel-sheet beschikbaar, waarmee u op vrij eenvoudige wijze de omvang van het van uitbesteding vrijgestelde bedrag kunt berekenen.

Verantwoording WWB: ontvangsten uit ESF-subsidies
In het kader van de verantwoording Wet werk en bijstand (WWB) hebben gemeenten vragen gesteld hoe moet worden omgegaan met ontvangen ESF-subsidies. In het Verslag over de uitvoering WWB (onderdeel Financieel beeld, code 105) zijn gemeenten immers verplicht opgave te doen van alle ontvangsten op grond van de WWB.


3

Met ontvangen ESF-subsidies behoeft in de verantwoording WWB geen rekening te worden gehouden, tenzij de door de ESF-subsidie te dekken projectuitgaven geheel of gedeeltelijk ten laste zijn gebracht van het WWB-werkdeel. Dit is het geval als het totaal van ontvangen ESF- subsidie en de ten laste van het WWB-werkdeel gebrachte projectuitgaven meer bedragen dan de totale projectuitgaven.
Ter financiering van reïntegratieprojecten kunnen gemeenten ESF-subsidie aanvragen. Bij ESF-projecten dient er altijd sprake te zijn van cofinanciering, omdat de ESF-subsidie nooit meer dan 50% van de projectuitgaven dekt. De niet door de ESF-subsidie gedekte projectuitgaven kunnen ­ voorzover subsidiabel op grond van de WWB ­ uiteraard ten laste worden gebracht van het WWB-werkdeel. Gemeenten kunnen er echter voor kiezen om ­ in afwachting van de definitieve toekenning van de ESF-subsidie ­ tevens de door de ESF- subsidie te dekken projectuitgaven ten laste te brengen van het WWB-werkdeel (voorzover subsidiabel op grond van de WWB). Indien de gemeente hiervoor kiest, dan dient het college bij de definitieve subsidievaststelling de ontvangen ESF-subsidie op te nemen in de verantwoording WWB als ontvangst op grond van de WWB. Hiermee wordt voorkomen dat sprake is van dubbele financiering van een reïntegratievoorziening.
Om te kunnen bepalen of de ontvangen ESF-subsidie moet worden opgenomen in de verantwoording WWB als ontvangst, geldt de volgende formule:

= plus minus

Indien uit bovenstaande formule een negatief bedrag komt (of nihil), dan kan de ontvangen ESF-subsidie geheel buiten de verantwoording WWB worden gehouden.
Indien uit bovenstaande formule een positief bedrag komt, dan dient het college dit bedrag te verantwoorden als ontvangst op grond van de WWB. Dit deel van de ontvangen ESF-subsidie wordt dan toegevoegd aan het WWB-budget en dient als `geoormerkt geld' te worden besteed in het kader van het WWB- reïntegratiebudget. Overigens worden de ontvangsten niet teruggevorderd door SZW, tenzij de ontvangsten niet in het kader van het reïntegratiebudget zijn besteed én het maximum van de meeneemregeling (75% van het toegekende budget) is bereikt.
Ter verduidelijking volgen hier vier rekenvoorbeelden:

Voorbeeld Voorbeeld Voorbeeld Voorbeeld
1 2 3 4 a. Totale projectuitgaven 100 100 100 100 b. Ontvangen ESF-subsidie 50 20 50 50 c. Projectuitgaven ten laste gebracht van het WWB- 50 80 100 90 werkdeel
d. Te verantwoorden bedrag als ontvangst op grond 0 0 50 40 van de WWB (b plus c minus a)

Het jaar van verantwoording wordt bepaald door de datum van ontvangst van de definitieve ESF-subsidie. Immers, pas dan is bekend hoeveel de totale projectuitgaven bedragen en hoeveel de definitieve ESF-subsidie bedraagt, en pas dan kan definitief worden bepaald óf en voor welk deel de ontvangen ESF-subsidie (inclusief een eventueel eerder ontvangen voorschot op de ESF-subsidie) moet worden opgenomen in de verantwoording WWB als ontvangst.


4

3. Gevolgen wetsvoorstel Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voor de WWB en IOAW

WAO'ers kunnen in de huidige situatie een beroep doen op de WW, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), de Toeslagenwet (TW) en de Wet werk en bijstand (WWB). In geval van werkloosheid van een gedeeltelijk arbeidsongeschikte kan voor het werkloosheidsdeel recht bestaan op WW en later op IOAW (bijstandsniveau met vrijlating van vermogen). Bovendien geldt voor alle arbeidsongeschikten dat als de totale uitkering niet volstaat om het sociaal minimum te bereiken, er recht kan bestaan op een toeslag uit de TW. Hieraan is echter de beperking verbonden dat de totale uitkering incl. toeslag nooit hoger kan zijn dan het oude loon. Als dat oude loon, en daarmee dus ook de totale uitkering, beneden het sociaal minimum ligt (bijv. bij deeltijdwerkers), kan in laatste instantie nog een beroep worden gedaan op de WWB.

Gevolgen van de wet WIA voor de WWB en IOAW
Er zijn momenteel ongeveer 17.000 samenloopgevallen van een WAO-uitkering met een WWB- of IOAW-uitkering. De totale uitkeringslasten van deze bijstandsuitkeringen bedragen ca. 80 miljoen. De IOAW zal zijn rol voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten in het nieuwe stelsel verliezen, omdat met het ingaan van de WIA aanvullingen tot aan het sociaal minimum via de TW zullen lopen. Dit zal worden geregeld in de Invoeringswet WIA, die binnenkort bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. U wordt hierover separaat geïnformeerd. Een en ander zal verlopen via een verruiming van de TW voor alle gedeeltelijke arbeidsgeschikten. De IOAW-lasten van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten dalen hierdoor tot 0. Het beroep op de bijstandsregelingen zal aan de andere kant als gevolg van de WIA toenemen omdat mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden beoordeeld en niet werken, in de WWB of de IOAW terecht kunnen komen. Voor sommigen zal dat direct na afloop van het tweede ziektejaar het geval zijn, indien geen recht op een loongerelateerde uitkering bestaat vanwege bijvoorbeeld het niet voldoen aan de referte-eis. De meesten hebben na het tweede ziektejaar wel eerst recht op een loongerelateerde uitkering, maar kunnen na afloop daarvan een beroep doen op IOAW (ingeval ze ouder dan 50 zijn) of WWB. Per saldo zal het aantal mensen dat een beroep op de bijstandsregelingen doet als gevolg van de WIA op lange termijn licht afnemen. Echter, de kosten van die bijstandsuitkeringen zullen stijgen, omdat de gemiddelde uitkeringshoogte fors stijgt. Dit komt doordat mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, als ze in de bijstand komen een veel grotere kans op een volledige bijstandsuitkering hebben dan nu. Conform ramingen nemen de kosten van bijstandsuitkeringen aan (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten als gevolg van de WIA toe met 10 mln. in 2008, oplopend tot 110 mln. in 2040 (prijspeil 2005). Deze geraamde extra kosten worden verdisconteerd in het inkomensdeel van de WWB.


5

Tabel: Gevolgen WIA voor WWB/IOAW (in volume en uitkeringslasten (prijspeil 2005), voor de groep met samenloop met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid)
2006 2007 2008 2009 2010 2020 2030 2040 aantal uitkeringen ultimo (x 1000)

· ongewijzigd beleid2 18 18 18 19 19 22 24 25
· na WIA 18 18 19 19 19 21 23 24 uitkeringslasten (x 1 miljoen)

· ongewijzigd beleid 80 80 80 80 80 100 100 110
· na WIA 80 80 90 90 100 170 210 220

Voor informatie over de WIA kunt u terecht bij de website www.werkennaarvermogen.nl. De site is een van de campagnemiddelen die SZW inzet in het voorlichtingstraject over de nieuwe wet. De site is gericht op werknemers, werkgevers en arbeidsongeschikten. Alle regels op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid staan per situatie (gezond aan het werk, langdurig ziek, gedeeltelijk arbeidsgeschikt en volledig arbeidsongeschikt) en per regeling beschreven. Ook zijn er veelgestelde vragen opgenomen en is het eerste campagnemateriaal beschikbaar. Omdat de WIA op dit moment de status heeft van wetsvoorstel en het parlement zich er nog over zal uitspreken, wordt de campagnesite regelmatig geactualiseerd.


2 De reeks bij ongewijzigd beleid neemt op langere termijn toe als gevolg van een toename van deeltijdwerk waardoor er gemiddeld lagere lonen worden ontvangen. Hierdoor zal vaker een aanvulling vanuit de bijstand nodig zijn. Daarnaast wordt een toename van het aantal gedeeltelijk arbeidsongeschikten verwacht.
---

4. VWS en Belastingdienst starten offensief aangifte loont

De Tegemoetkoming buitengewone uitgaven (Tbu) is een VWS-regeling, die door de Belastingdienst wordt uitgevoerd. De Tbu is bedoeld voor mensen met een laag inkomen (waaronder gehandicapten, chronisch zieken en ouderen). Voorheen kon deze groep door de combinatie van de hoogte van hun inkomen en de totale hoogte van hun aftrekposten en heffingskortingen niet altijd de volledige waarde van hun aftrek buitengewone uitgaven verzilveren. Door de Tbu is met ingang van 2003 compensatie tegen het geldende belastingtarief wel mogelijk, zelfs als er in het geheel geen belasting is betaald. Voorwaarde is wel dat mensen belastingaangifte doen (een T-biljet invullen) en gebruik maken van de aftrek buitengewone uitgaven.

Veel mensen die recht hebben op compensatie, ervaren echter een grote drempel om belastingaangifte te doen. De regeling is voor hen te ingewikkeld en er is een behoorlijke papierwinkel mee gemoeid. Ook denken veel mensen dat het geld dat zij van de Belastingdienst terug krijgen, zal worden gekort op hun bijstandsuitkering. Dat is echter niet het geval met belastingteruggave op grond van de aftrek buitengewone uitgaven en de Tbu. Deze belastingteruggave wordt noch bij de verlening van algemene, noch bij de verlening van bijzondere bijstand als middel in aanmerking genomen (artikel 31, tweede lid, onderdeel f, WWB). Datzelfde geldt voor belastingteruggaven die betrekking hebben op feitelijke kosten waarvoor geen bijzondere bijstand is verleend.

Voor de volledigheid merk ik op dat feitelijke kosten die zijn vergoed door de bijzondere bijstand niet als buitengewone uitgaven bij de aangifte inkomstenbelasting kunnen worden opgevoerd (artikel 19a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001).

Bij de buitengewone uitgavenaftrek spelen echter niet alleen feitelijke kosten een rol; er wordt ook rekening gehouden met betaalde ziektekostenpremies (werkgevers- en werknemersdeel, nominale - en aanvullende premie), alsmede met het ouderdomsforfait en het arbeidsongeschiktheidsforfait.
De verlening van bijzondere bijstand staat er niet aan in de weg dat er daarnaast een beroep wordt gedaan op de buitengewone uitgavenaftrek voor wat betreft déze elementen - uiteraard voor zover de belanghebbende aan de fiscale voorwaarden voldoet.

Gemeentelijke Sociale Diensten kunnen een bijdrage leveren aan bovengenoemd offensief door hun cliënten te attenderen op de mogelijkheid geld van de Belastingdienst terug te krijgen en te verwijzen naar de organisaties die invulhulp bieden. Zie hiervoor ook de website die medio mei van start is gegaan: www.aangifteloont.nl.

In samenwerking met veel organisaties en door gerichte publiciteit wil het kabinet er voor zorgen dat het geld terecht komt bij die mensen voor wie het bedoeld is. Daarom is VWS in samenwerking met de Belastingdienst gestart met een aantal projecten. Deze moeten er toe leiden dat meer mensen belastingaangifte gaan doen en gebruik maken van de buitengewone uitgaven aftrek. Zo zijn er twee projecten gestart die gericht zijn op mensen die hulp geven bij belastingaangifte (intermediairs):

7


· De Belastingdienst heeft intermediairs die hulp bieden bij het invullen van het aangiftebiljet (zoals Unie KBO, ANGO, FNV en CNV) ondersteund met
instructiemateriaal. Zo kan dit zogenoemde huba netwerk vanaf 11 februari jl. proefdraaien met een nieuwe instructie Cd-rom over buitengewone uitgavenaftrek en Tbu.
· De Belastingdienst heeft aan ruim 200 vrijwilligers van SeniorWeb een train-de-trainer cursus gegeven om online aangifte te doen. Deze vrijwilligers kunnen vervolgens in buurthuizen en leercentra cursussen geven aan belastingplichtigen.
Daarnaast wordt getracht mensen met een laag inkomen op laagdrempelige wijze te bereiken. Hiervoor heeft VWS samen met de Belastingdienst en intermediairs een samenhangend informatiepakket ontwikkeld om hen praktische handvatten te geven. Dit pakket bestaat uit:
· De herziene brochure "Ik heb wat, krijg ik ook wat?" waarin de verschillende regelingen kort worden uitgelegd. Deze is opvraagbaar bij Postbus 51.

· "Aangifte loont" publieksite. Overzicht van organisaties, die hulp bij het invullen van het aangiftebiljet bieden (www.aangifteloont.nl).

· "Aangifte loont" Cd-rom over regelgeving 2004 met rekenvoorbeelden en aangifte advies. Deze is bestemd voor intermediairs en voor (mensen in het netwerk van) de doelgroep. De CD-rom is opvraagbaar bij Postbus 51 en is te raadplegen op www.aangifteloont.nl.
· Proef met de "Aangifte loont" bewaarmap 2005. Deze wordt verspreid via de intermediairs. De bewaarmap is een hulpmiddel voor de doelgroep bij het bewaren van documenten die voor de belastingaangifte noodzakelijk zijn. Tevens is de bewaarmap een praktisch hulpmiddel voor degene die hulp biedt bij het invullen van het aangiftebiljet.

8

5. Verbetering van dienstverlening bij aanvragen uitkering; verbod op dubbele gegevensuitvraag en ontwikkeling digitaal klantdossier

Klant centraal
Zowel uit het rapport van de Expertcommissie, als uit de twee rapporten van de Inspectie voor Werk en Inkomen, blijkt dat de uitvoeringsprocessen van de organisaties verder verbeterd kunnen worden qua dienstverlening aan de burger en qua samenwerking in de keten. De klantgerichtheid in de uitvoering is nog onvoldoende, waarmee ­ vanuit het perspectief van de klant ­ nog onvoldoende is voldaan aan de uitgangspunten van de één-loketgedachte. Het proces rond de uitkeringsintake voor de bijstand verloopt nog niet zoals dat bij aanvang van SUWI was beoogd. Belangrijk onderdeel van deze problematiek is dat gegevens nog te vaak dubbel worden uitgevraagd.

Mijn oordeel is dat de dienstverlening aan de burger door de SUWI-organisaties beter kan en moet. De klant dient meer dan nu centraal te staan. De ketenpartners dienen op lokaal niveau hun samenwerking en dienstverlening te optimaliseren, om deze op voldoende niveau te brengen zodat de burger niet het kind van de rekening is. Eenmalige gegevensuitvraag en hergebruik van gegevens zijn onvoldoende gerealiseerd. Overigens waar het gaat om de informatievoorziening in de keten, geeft de Expertcommissie aan dat er al veel ingrediënten in de keten aanwezig zijn voor een goede dienstverlening. De aanbevelingen voor de korte termijn bouwen voort op wat bereikt is, en versterken het gemeenschappelijk c.q. keten- element op de verschillende aspecten (dienstverlening, sturing en architectuur). Ook kan worden voortgeborduurd op het ketenprogramma 2005.

De inzet van de ketenpartners dient erop gericht te zijn dat in 2007 er geen sprake meer is van dubbele uitvraag van gegevens aan klanten. Ik zal deze doelstelling ondersteunen met een aantal maatregelen, gericht op het realiseren en borgen van eenmalige uitvraag en hergebruik van gegevens.

Aanpak

Verbod op dubbele gegevens uitvraag
Ik ben van mening dat de ketenpartners aan de burger verplicht zijn om ernst te maken met eenmalige uitvraag en hergebruik van gegevens. Zoals de Expertcommissie constateert, liggen er kansen om de burger op dit vlak beter dan de Belgen te bedienen. Als leidend principe voor de dienstverlening aan burgers zal gelden dat elk gegeven dat in de keten van werk en inkomen aan de burger gevraagd wordt, slechts eenmaal uitgevraagd mag worden. De noodzakelijke inspanningen van de ketenpartners om dubbele uitvraag tegen te gaan kunnen niet vrijblijvend zijn. Vergelijkbaar met de wettelijke bepalingen in België zal ik een voorstel indienen om de Wet SUWI in 2007 zodanig aan te passen dat de klant zijn gegevens niet twee maal hoeft te verstrekken aan de SUWI-organisaties. Het is aan de partijen om hun lokale/regionale samenwerking zo in te richten dat hieraan voldaan wordt. Zij kunnen afspraken maken over de onderlinge taakverdeling bij de uitvraag en de volgtijdelijkheid, als vanuit burgerperspectief maar geborgd wordt dat gegevens slechts eenmaal aan de klant worden gevraagd.

9

Ontwikkeling digitaal klantdossier
In navolging van de aanbevelingen van de Expertcommissie, zal er een digitaal klantdossier. worden ontwikkeld. Via dit dossier is alle keteninformatie over cliënten beschikbaar voor alle betrokkenen onafhankelijk van plaats en tijd. De door het CWI bij de intake verzamelde gegevens en bewijsstukken worden in het dossier opgeslagen. Gemeenten en het UWV gebruiken hetzelfde systeem om informatie over de burger in te zien en hun eigen gegevens toe te voegen. Elk gegeven wordt maar eenmaal aan een burger gevraagd en bewaard in het klantdossier. Door het gezamenlijk gebruik van het systeem en de daarin opgeslagen documenten/scans vallen inefficiënte papieren overdrachten weg. Een effectieve informatievoorziening zal tevens bijdragen aan handhaving van wetgeving.

Juist omdat de burger centraal dient te staan in de uitvoering van werk en inkomen, zal het dossier organisatie-overstijgend worden ingericht. Het is een gemeenschappelijk digitaal dossier, dat klantgerichte en keten-processen ondersteunt, overigens ­ wellicht ten overvloede ­ met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de organisaties voor de inrichting van hun uitvoering(sprocessen).
Zoals ook de Expertcommissie aanbeveelt zal de totstandkoming van het systeem een groeipad kennen. In de eerste fase van ontwikkeling ondersteunt het systeem de uitvraag en vastlegging van klantgegevens in de keten van werk en inkomen en rondom de intake WW en WWB; in een tweede fase groeit het uit tot een klantvolgsysteem, waarna het in de derde fase een volledige `omgekeerde intake' zal ondersteunen.

Praktische aanpak
Om de ontwikkeling van het digitale klantdossier ter hand te nemen, heb ik CWI verzocht om in overleg met de ketenpartners voor 1 juli a.s. een plan van aanpak op te stellen. CWI vervult een centrale positie in de keten, zowel vanuit klantperspectief (front-office, intake) als ondersteunend vanuit de verantwoordelijkheid voor BKWI. Een eerste versie van het dossier is gebruiksklaar eind 2006. Het plan zal tenminste ingaan op de functionele en technische specificaties van het systeem (waaronder aansluiting op en gebruik van huidige systemen, zoals Suwinet-Inkijk, SONAR van CWI en het elektronische archief van UWV), de planning en inrichting van het project en benodigde middelen.

Een belangrijk aspect dat CWI in het plan zal uitwerken is de betrokkenheid van alle ketenpartners. Het klantdossier zal ook voor de gemeenten een aanzienlijke toegevoegde waarde hebben in hun samenwerking met CWI (en UWV) en hun processen gericht op reïntegratie en uitkeringsverstrekking. Tijdige participatie van gemeenten is van belang bij het opstellen van het plan van aanpak. Ik heb dit ook aan CWI meegegeven. Op basis van het plan van aanpak wil ik met gemeenten bestuurlijke afspraken maken over de betrokkenheid van gemeenten bij de ontwikkeling van het digitaal klantdossier en de benutting hiervan in gemeentelijke processen.

10

6. Verdeelmodellen WWB

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken, het bestuurlijk overleg met de VNG, de advisering door de Raad voor de Financiële Verhoudingen (RFV) en de inbreng van de Kamer tijdens de technische briefing kom ik tot de volgende concrete voorstellen voor de verdeling van het I-deel.

· Voor 2006 wordt het objectief verdeelmodel enigszins aangepast conform de variant APE- plus.

· Dit model wordt voor de grootste gemeenten (meer dan 60.000 inwoners) volledig toegepast, zonder toevoeging van historische elementen of aandeel langdurig bijstandsontvangers 2001. Wel worden de meest extreme herverdeeleffecten ingeperkt door een ex-ante aftopping van 10%.

· De toepassing van het objectief verdeelmodel wordt uitgebreid met de gemeenten met 30.000 ­ 40.000 inwoners.

· Voor gemeenten tussen de 30.000 en 60.000 inwoners wordt een glijdende schaal toegepast. Deze glijdende schaal voorkomt een abrupte overgang bij toename van het inwonertal en tempert de onnauwkeurigheden die bij de budgettoedeling voor kleinere gemeenten kunnen optreden als gevolg van toevalsfactoren.

· Voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners wordt verdeeld op basis van historische kostenaandelen, waarbij terugontvangsten niet worden betrokken in de bepaling van het aandeel.

De VNG heeft in het bestuurlijk overleg gepleit voor een lager percentage voor de ex-ante inperking dan 10%. Tevens vraagt de VNG zich af of de herverdeeleffecten bij deze ex-ante inperking niet onevenredig verdeeld zijn. Verdergaande aftopping van de herverdeeleffecten gaat ten koste van de plausibiliteit van de uitkomsten van het model. De herverdeeleffecten zijn evenredig verdeeld over de bandbreedte +/- 10%. De gemeenten met een groot positief herverdeeleffect leveren budget in ten gunste van de gemeenten met een groot negatief herverdeeleffect. Voor de groep hier tussenin verandert er hoegenaamd niets.

Voor het W-deel luidt mijn voorstel als volgt:

· Met ingang van 2006 wordt een aanvang gemaakt met de toepassing van een nieuw verdeelmodel gebaseerd op het aantal bijstandsontvangers en arbeidsmarktkarakteristieken (vraag- en aanbodzijde): variant 2 in het onderzoek van Research voor Beleid.
· Tot 2011 wordt via een overgangssystematiek rekening gehouden met de bestaande verplichtingen voor gesubsidieerde arbeid, met name voor de grote steden.

De VNG heeft tijdens het bestuurlijk overleg kenbaar gemaakt een andere voorkeur te hebben, nl. voor een model waarin ook rekening wordt gehouden met gesubsidieerde arbeid. Naar mijn mening draagt de voorgestelde variant meer bij aan het stimuleren van uitstroom naar regulier werk. Bovendien gaat deze variant met de minste administratieve lasten gepaard. Tijdens het Bestuurlijk Overleg met de VNG en de technische briefing voor leden van de Tweede Kamer is de vraag gesteld of de voorgestelde verdeling recht doet aan de problematiek van de grote steden. Ik heb het onderzoeksbureau gevraagd ook daarop nog een aantal nadere analyses uit te voeren. Ik heb de Kamer hierover en over de mogelijke consequenties voor mijn voorstel met brief van 26 mei 2005, kenmerk W en B /SFI/05/3762 nader geiïnformeerd. Via gemeenteloket.szw.nl blijft u op de hoogte van de ontwikkelingen.

11

7. Financiering samenwerkingsverbanden WWB

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

College van B&W Postbus 90801 2509 LV Den Haag Dagelijks Bestuur Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
W&B/B&K/05/36217

Onderwerp Datum
Financiering samenwerkingsverbanden
WWB

Geacht College, Dagelijks Bestuur,

Zoals u weet ondersteunt SZW intergemeentelijke samenwerking voor een gezamenlijke uitvoering van de WWB. Vooral voor kleinere gemeenten kan samenwerking een oplossing zijn om de kwetsbaarheid van de organisatie te verminderen en de kwaliteit van de uitvoering te waarborgen. Vandaar dat SZW een stimuleringsregeling voor samenwerking heeft opgesteld waarop u tot 1 november 2005 een beroep kunt doen.

Naar aanleiding van deze regeling hebben een aantal gemeenten mij benaderd met vragen over financiële gevolgen voor het WWB-budget die kunnen voortvloeien uit de samenwerking. In het geval dat gemeenten samenwerken in een gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam (Wgr) met volledige overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, krijgt het samenwerkingsverband van SZW rechtstreeks een gezamenlijk budget toegekend; met de individuele gemeenten onderhoudt SZW dan geen financiële relatie meer. Door deze wijze van financiering krijgen deze samenwerkingsverbanden veelal een hoger of lager gezamenlijk budget dan de budgetten van de individuele gemeenten bij elkaar opgeteld. Deze financiële gevolgen kunnen onbedoeld geïnterpreteerd worden als `beloning' dan wel `straf' op samenwerking.

De vragen van gemeenten hebben geleid tot een discussie over de bestuurlijke betrokkenheid van de individuele gemeenten bij een gezamenlijke uitvoering. Hierbij gaat het om de fundamentele vraag of de uitvoering van de WWB niet op te grote afstand van de individuele gemeenten geplaatst wordt door de huidige wijze van financiering. Met de WWB heeft de gemeente meer beleidsvrijheid gekregen, en heeft de gemeenteraad ­ in lijn met het dualisme ­ een controlerende en kaderstellende rol.

12

Het is van belang dat de individuele gemeente maximale ruimte heeft om haar verantwoordelijkheid waar te maken, ook de gemeente die deelneemt in een samenwerkingsverband.

Dit onderwerp is aan de orde geweest in het Bestuurlijk Overleg met de VNG op 28 april jl. Tijdens dit overleg is geconcludeerd dat er potentieel een risico bestaat van een te grote bestuurlijke afstand tussen individuele gemeenten en het samenwerkingsverband. Afgesproken is dat dit najaar, als de gegevens beschikbaar zijn van een inventarisatie die de VNG uitvoert, zal worden bekeken of er aanleiding is de huidige wijze van financiering te herzien.

Mijn insteek hierbij is dat met een eventuele herziening de gemeenten de ruimte krijgen de voor hen meest optimale vorm van samenwerking te kiezen, zonder dat dit financiële gevolgen heeft voor het budget ten opzichte van de individuele situatie. Daarbij geldt dat ik er zeer aan hecht dat de systematiek van de WWB op individueel gemeentelijk niveau in stand blijft.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)


13