De Voorzitter van de Adviesraad
Internationale Vraagstukken
Mr. F. Korthals Altes
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Den Haag | |6 juni 2005 |Mede namens mijn ambtgenoten van Buitenlandse Zaken en Defensie en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken dank ik u voor het briefadvies "Reactie op het Sachs-rapport: hoe halen wij de Millennium Doelen?' naar aanleiding van het rapport 'Investing in Development - A Practical Plan to Achieve the Millennium Development Goals' van het UN Millennium Project Team onder leiding van prof. Jeffrey Sachs.
Ik constateer dat de reactie van uw Raad op het Sachs-rapport in het algemeen goed aansluit op de regeringsreactie die op 25 februari naar de Kamer werd gestuurd, alsook op de regeringsreactie van 26 april jl. op het rapport 'In larger freedom' van de Secretaris-Generaal van de VN. Evenals de Raad heeft de regering de actiegerichtheid van het rapport toegejuicht, maar kanttekeningen geplaatst bij snelle ophoging van ODA gericht op snelle resultaten, waarbij te weinig aandacht wordt besteed aan de absorptiecapacteit in landen, goed bestuur, de kwaliteit van de hulp en de duurzaamheid van de interventies.
De zeven aanbevelingen van de Raad worden als ondersteuning van het regeringsbeleid beschouwd. Ter toelichting kan het volgende worden opgemerkt.
Ten aanzien van aanbevelingen 1, 2 en 3:
De regering onderschrijft de onlosmakelijke samenhang tussen ontwikkeling in het algemeen, de MDG's in het bijzonder, en mensenrechten en heeft ook toegejuicht dat de SGVN in zijn rapport expliciet dit uitgangspunt hanteert. In dit verband vraagt de regering bijzondere aandacht voor seksuele en reproductieve rechten en streeft een extra target terzake na. Ook wordt de in ILO-kader gevraagde aandacht voor 'decent work' voor de realisering van de MDG's ondersteund. Van Nederlandse zijde is bij verschillende gelegenheden het belang van het verband tussen nationale MDG- en mensenrechtenrapportages onderstreept. Voorts is het beleid erop gericht dat de realisering van de MDG's in afzonderlijke landen verloopt via nationale armoedestrategieën. De mondiale MDG's moeten worden vertaald naar nationale prioriteiten en nationale monitoringsystemen moeten worden gekoppeld aan de MDG's. De regering pleit voor verbeterde PRSP's die worden opgesteld met actieve participatie van alle relevante actoren op nationaal en lokaal niveau, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector, en die een kader vormen voor goed bestuur, democratie, mensenrechten, corruptiebestrijding, capaciteitsopbouw, verbetering van lokaal bestuur, versterking van de financiële sector en bevordering van het ondernemingsklimaat.
Ten aanzien van aanbeveling 4:
Voor wat betreft financiering is de regering evenals de AIV van mening dat de ODA-doelstelling (0,7%) onverkort gehandhaafd moet blijven. Zoals bekend zijn er inmiddels in EU-verband ambitieuze tussentijdse afspraken voor het hulpvolume van de lidstaten totstandgekomen (individueel 0,51% in 2010 voor de 'oude' EU-15, 0,17% voor de 'nieuwe' EU-10 en EU gemiddeld 0,56% in 2010 ).
Dit laatste percentage ligt hoger dan dat voor individuele lidstaten, omdat het hulpvolume van een aantal EU-landen reeds nu hoger dan 0,51% is. Hoe deze nieuwe streefcijfers worden bereikt, dient nog verder te worden uitgewerkt. Vanuit overwegingen van duurzaamheid en voorspelbaarheid van ontwikkelingsfinanciering heeft de regering een voorkeur voor een structurele verhoging van nationale ODA-prestaties uit lopende middelen. Voorstellen voor innovatieve bronnen van financiering (IFF, kerosine-accijns, belasting op vliegtickets) moeten naar Nederlandse mening additioneel zijn. Over de Nederlandse MDG-gerichte prestaties brengt de regering afzonderlijke rapportages uit over de inspanningen op het gebied van MDG 8 (eerste rapport verscheen in mei 2004) en over de MDG-gerichte hulp in partnerlanden.
Ten aanzien van aanbeveling 5:
MDG-gerichte ODA wordt alleen gegeven in partnerlanden waar minimum-voorwaarden van goed bestuur vervuld zijn. Daarnaast worden activiteiten gericht op conflictpreventie en -beheersing ondernomen in een aantal prioritaire regio's; daarmee wordt beoogd veiligheid te ondersteunen als voorwaarde voor ontwikkeling; voor de financiering van dergelijke activiteiten is het Stabiliteitsfonds opgericht.
Ten aanzien van aanbeveling 6:
Het regeringsbeleid geeft bijzondere aandacht aan Afrika met nadruk op stabiliteit en bestuur; problemen in Afrika vereisen een integrale benadering, waarin gebruik wordt gemaakt van middelen voor ontwikkelingssamenwerking, alsmede van politieke, economische, diplomatieke en veiligheidsinstrumenten. Nederland bepleit geen vast ODA-percentage voor Afrika maar steunt de EU-inzet dat een substantieel deel van de additionele ODA voor Afrika moet worden bestemd. HIV/AIDS wordt beschouwd als een bedreiging voor de gehele samenleving; de bestrijding hiervan omvat dan ook een brede agenda met aandacht voor goed bestuur, mensenrechten, gendergelijkheid, gezondheid, onderwijs, capaciteitsopbouw, opvang van de maatschappelijke gevolgen van de aidsepidemie, waaronder zorg voor AIDS-wezen, voedselzekerheid en veiligheid.
Ten aanzien van aanbeveling 7:
De AVVN-resolutie inzake de 'Triennial Comprehensive Policy Review of Operational activities for Development of the UN System' geeft goede richtlijnen voor harmonisatie en betere samenwerking op landenniveau. Dit is voor de regering op korte termijn prioriteit. De regering zet zich er ook voor in dat de gehele internationale gemeenschap, inclusief de VN, zich committeert aan uitvoering van de 'Paris Declaration on Aid Effectiveness - Ownership, Harmonisation, Alighnment, Results and Mutual Accountability'. Bij goed presteren van organisaties dient ook tot meer en meer voorspelbare financiering overgegaan te worden. De regering heeft onlangs meerjarige financiering van UNDP, UNICEF en UNFPA aangekondigd. Daarnaast zijn er echter ook radicalere hervormingen nodig om ervoor te zorgen dat het VN-systeem relevant blijft en slagvaardiger kan optreden. Nederland steunt het voorstel van de SGVN om tot hergroepering van alle VN-instellingen over te gaan tot 'tightly managed entities' die zich bezighouden met ontwikkeling, milieu en humanitaire actie. De nu gestarte discussies over de mogelijke vorming van een Wereld Milieu-organisatie zijn een interessante 'test case'.
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
-----------------------
---- --