Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Binnenhof 1a Anna van Hannoverstraat 4
2513 AA Den Haag Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
FEZ/VBI/2005/45662
Onderwerp Datum
Effectinformatie in de SZW begroting 22 juni 2005
Aanleiding
In overeenstemming met de motie van het lid Douma c.s. (TK 2004-2005, 29949, nr. 11)
informeer ik u met deze brief over de wijze waarop ik gegevens over het maatschappelijke
effect van mijn beleid in de begroting van SZW zal opnemen.
Met de motie heeft u aangegeven dat de beleidsdoelen in de begroting geformuleerd moeten
worden in termen van te realiseren effecten (outcome) en/of in daarvan afgeleide prestatie-
gegevens en dat daarvan alleen kan worden afgeweken als daarvoor in de begroting en jaar-
verslag een motivering wordt gegeven volgens het principe "pas toe of leg uit" ("comply or
explain").
Algemeen
Met ingang van 2005 is de begroting van SZW omgevormd naar een begroting waarin sa-
menhangende beleidsdoelen centraal staan. Tegelijkertijd zijn ook de prestatie-indicatoren
opnieuw beoordeeld en waar nodig aangepast. Daarover heb ik met u een schriftelijk over-
leg gevoerd.
Bij die gelegenheid is met de Tweede Kamer intensief gecommuniceerd over de opzet. De
Algemene Rekenkamer geeft in het rapport over het jaarverslag 2004 aan dat de begroting
2005 goede perspectieven biedt voor een verdere verbetering van de informatiewaarde van
het jaarverslag 2005. Dat is ook het doel waarnaar ik streef. Bij de opstelling van de begro-
ting 2006 zal weer een aantal puntjes op de i worden gezet. Daar waar mogelijk zal ik de
effecten van het beleid nog wat scherper onderscheiden van de prestaties van de overheid.
De algemene lijn is dat in de begroting van SZW, daar waar mogelijk en zinvol, per begro-
tingsartikel bij de algemene doelstelling of, wanneer dat beter past, bij de operationele doel-
stelling effectgegevens worden gepresenteerd. In de bijlage ZBO's en RWT'en geef ik aan-
vullende informatie hoe ik de uitvoering aanstuur met daarop toegesneden prestatie-indica-
toren.
Bij de beoordeling van de effectgegevens verdient een aantal overwegingen nadere toe-
lichting.
2
Met betrekking tot artikelen:
26, Overlegstructuren, collectieve arbeidsvoorwaardenvorming en medezeggenschap;
27, Regulering van individuele arbeidsrelaties en
28, Pensioenbeleid.
Op het terrein van de arbeidsverhoudingen zijn de doelstellingen van de regering in belang-
rijke mate voorwaardenscheppend. Sociale partners zijn overwegend aan zet en bepalen ge-
zamenlijk of in overleg met de regering in welke mate van het aangeboden instrumentarium
gebruik wordt gemaakt. Doelstellingen kunnen in dergelijke gevallen maar ten dele worden
gekwantificeerd.
Waar dat op onderdelen mogelijk is worden effect-indicatoren toegevoegd. Zo wordt met in-
gang van 2006 als nieuwe indicator opgevoerd: `gecorrigeerde beloningsverschillen tussen
mannen en vrouwen'. Waar mogelijk wordt ook via zogenoemde `kengetallen' aangegeven
in welke mate sociale partners gebruik maken van de gecreëerde voorwaarden.
In de VBTB-systematiek betekent het dat bij deze artikelen periodieke beleidsdoorlichtingen
en evaluaties een nadrukkelijke rol krijgen in de informatievoorziening over werking en ef-
fectiviteit van het beleid.
Met betrekking tot de artikelen:
30, Inkomensbescherming met activering;
31, Inkomensbescherming bij arbeidsongeschiktheid;
32, overige inkomensbescherming en
33 Tegemoetkoming specifieke kosten.
Bij de vaststelling van de bescherming die in deze artikelen is opgenomen, wordt in feite
rondom de inkomenspositie van individuen een beleidsmatige `norm' gesteld: Wanneer ie-
mands persoonlijke situatie voldoet aan een aantal eisen, dan heeft hij of zij recht op be-
scherming van een vooraf bepaalde omvang.
De norm zélf leent zich daarbij uiteraard niet voor een prestatie-indicator. Het bereiken van
het maatschappelijke effect wordt in dat geval gemeten door middel van de beoordeling van
de naleving van de norm. SZW heeft daarom voor de uitkeringsartikelen nalevingindicato-
ren ontwikkeld. De Algemene Rekenkamer ondersteunt deze wijze van benaderen.
Bij enkele specifieke onderdelen van deze artikelen is vanwege uiteenlopende redenen afge-
zien van het ontwikkelen van indicatoren.
Bij artikel 30 is bij de operationele doelstellingen 4 en 5 om redenen van proportionaliteit en
administratieve last afgezien van nalevingindicatoren. Bij operationele doelstelling 4 betreft
het de uitvoering van de BIA, de Wet Beperking Inkomensgevolgen
Arbeidsongeschikheidscriteria, een overgangsregeling voor een in de tijd aflopende beperk-
te groep oudere herkeurde arbeidsongeschikten, Bij operationele doelstelling 5 betreft het de
TRI, de Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten, een
tijdelijke regeling (maximaal 6 maanden) voor hen die na herbeoordeling geen recht (meer)
hebben op een WW uitkering.
Bij artikel 32 betreft het operationele doelstelling 3, de Toeslagenwet. Hierbij wordt de nale-
ving reeds gemeten bij de uitkeringsregeling waar de toeslag op aanvult (ZW, WW, WAO,
WAZ, Wajong, WAMIL).
3
Bij artikel 33 betreft het operationele doelstelling 3, de Regeling tegemoetkoming asbest-
slachtoffers. Hier wordt informatie verstrekt in de vorm van `kengetallen' betreffende de
toekenningen en de mate waarin dit nog `bij leven' kan geschieden.
Bij de volksverzekeringen zijn vooralsnog nalevingniveaus als p.m. vermeld bij de voorge-
stelde prestatie-indicatoren. Dit houdt verband met mogelijke technische problemen bij een
adequate waarneming van de niveaus. Thans wordt naar verbetering van de waarneming
onderzoek gedaan. Het resultaat van deze analyse zal leiden tot beslissing om deze prestatie-
indicatoren al of niet in de begroting op te nemen.
Met betrekking tot artikel 34, Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds AOW
Bij dit artikel is geen effect-indicator te formuleren. Wanneer de budgettaire overheveling
van begroting naar fondsen is geschied, is het beoogde effect gerealiseerd. De vermogenspo-
sitie is dan verbeterd in de mate die was beoogd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid