Eerste Kamer: kwaliteit onderwijs kan beter
woensdag 22 juni 2005
In een beleidsdebat op dinsdag 21 juni 2005 met minister Van der
Hoeven (CDA) en staatssecretaris Rutte (VVD) van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap heeft de Eerste Kamer een reeks suggesties gedaan voor
verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in het primair en
voortgezet onderwijs.
De bewindslieden begroetten veel voorstellen welwillend. Maar het
voorstel van senator Ten Hoeve (Onafhankelijke Senaatsfractie) om het
Fries als tweede Rijkstaal een aan het Nederlands gelijkwaardige
positie te geven en er een examenvak van te maken stuitte op geharnast
verzet van minister Van der Hoeven. Zij weigerde de autonomie van
scholen in Friesland aan te tasten door het provinciaal bestuur op dit
punt de macht te geven in te grijpen in het curriculum van scholen.
"Wij willen geen staatspedagogiek, maar ook geen provinciepedagogiek",
zei de minister met stemverheffing.
In antwoord op een opmerking van CDA-senator Klink liet
staatssecretaris Rutte weten dat de hoofdregel blijft voor toetreding
tot het HBO dat studenten een havo-diploma of een mbo-4-diploma
hebben. Mevrouw Linthorst (PvdA) sneed de positie van de
schoolbesturen aan. Zij vroeg aan wie deze besturen verantwoording
afleggen. Minister Van der Hoeven wees erop dat dit op twee manieren
gebeurt: verticaal via het toezicht van de Inspectie van het
ministerie, zowel financieel als kwalitatief en horizontaal via de
ouders, het bedrijfsleven en de lokale overheid. De horizontale
verantwoording slaat neer in een jaarverslag voor de ouders. De
minister was het eens met mevrouw Linthorst dat zwak presterende
scholen ook aangepakt moeten worden. Dat kan volgens haar door de
rapporten van de Inspectie openbaar te maken en het toezicht te
verzwaren. Dat is in haar ogen geen aantasting van de autonomie van de
schoolbesturen. "Op het moment dat je de verantwoordelijkheid neemt om
een school te besturen betekent dit dat je ook verantwoordelijkheid op
je neemt om publiek geld te beheren en daar kwaliteit voor te
leveren", aldus minister Van der Hoeven.
Senator Klink (CDA) pleitte voor een hardere aanpak van geweld op
scholen. Er moeten afspraken komen met de politie en het Openbaar
Ministerie. Als een voorbeeld dat navolging verdient noemde Klink de
zogeheten beleidssepots in Rotterdam. Bij incidenten als afpersing en
bedreiging gaat het OM alleen niet tot vervolging over als leerlingen
of ouders een opvoedingscursus volgen en zich voortaan volgens de
regels van de school gedragen. Op die manier geeft Justitie het gezag
op school een stevige steun in de rug, redeneerde Klink. De
CDA-senator vroeg ook aandacht voor het studiehuis in het voortgezet
onderwijs. Hij vond dat hij weinig van de klachten die hij alom
tegenkomt in tijdschriften en kranten en verneemt in persoonlijke
gesprekken, terugziet in de rapporten van de Inspectie. Klink: "De
leerkrachten die met de nieuwe manier van onderwijs geven moeten leren
omgaan, zijn er kennelijk nog niet over de hele linie aan toe. Daar
moet hard aan gewerkt worden". Minister Van der Hoeven zei dat er
ongelooflijk veel gebeurt in de studiehuizen. Zij waarschuwde ervoor
dat er met de studiehuizen hetzelfde kan gebeuren als met het vmbo is
gebeurd: iedereen praat elkaar na dat het daar zo slecht is en dan
gaat men dat geloven. "Het gaat in een aantal gevallen niet goed, maar
we moeten ons niet in de luren laten leggen, want in veel gevallen
gaat het wel goed", zei de minister.
GroenLinks-senator Thissen wees op de verantwoordelijkheid van de
overheid voor de aansluiting van het onderwijs bij de vraag vanuit de
arbeidsmarkt. "Dit is een van de kerntaken van de overheid", betoogde
Thissen. Ook voor de opleiding van leraren is de overheid in de eerste
plaats verantwoordlijk, vond de GroenLinks-senator. Hij wees er in dit
verband op, dat aan het onderwijs op nogal wat Pabo's "ernstige
tekortkomingen" kleven. In 1992 had 65% van de afgestudeerden van de
Pabo's havo als vooropleiding. In 2002 was dit percentage gedaald tot
43%.
Ook mevrouw Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD) kraakte harde
noten over de kwaliteit van de opleidingen van leerkrachten. "Het mag
toch niet zo zijn dat een jonge leraar in het basisonderwijs niet
grammaticaal correct Nederlands spreekt en alleen kan rekenen met een
rekenmachine", vroeg de VVD-senator. Mevrouw Kalsbeek sprak over een
verontrustende situatie. Zij verwees naar een land als Finland waar de
leraar een hoge status heeft, dankzij een hoge opleiding en een grote
zelfstandigheid.
SP-senator Van Raak legde de vinger bij de tientallen onderzoeken naar
de kwaliteit van het onderwijs, maar de beelden die dat oplevert zijn
niet helder, zei Van Raak. De SP-senator sprak over een 'ijzeren ring'
van belangenbehartigers die aan de hand van eigen deelonderzoeken de
politieke besluitvorming ondoorzichtig maken. Van Raak wilde ook dat
de minister ingrijpt in de voedselvoorziening op scholen. "Onze
kinderen worden misschien niet dom, maar wel dik! Al die commerciële
schoolkantines bieden leerlingen een voedselpakket aan dat de minister
op haar eigen departement ongetwijfeld zou verbieden. In Frankrijk en
Wallonië zijn snoepautomaten op basisscholen verboden. In de VS zijn
voedselprogramma's voor schoolkantines", zo stelde Van Raak. Minister
Van der Hoeven antwoordde dat de verkoop in schoolkantines via de
medezeggenschapsraden geregeld dient te worden. "Mijn mening is: geen
staatsgodsdienst, geen staatspedagogiek en ook geen staatseten", aldus
de minister.
Senator Schuyer (D66) zei dat de kwaliteit van het onderwijs staat of
valt met de mensen die onderwijs geven. Hij wees op alarmerende
berichten over gebrek aan kennis bij docenten. "Verbetering van de
lerarenopleiding in brede zin is van de hoogste urgentie", aldus
Schuyer. De D66-senator kondigde aan dat zijn fractie niet bij
voorbaat zal instemmen met het plan van het CDA om een leerwerkplicht
in te stellen voor mensen tot 23 jaar. "Wij vrezen dat dit tot
mislukken is gedoemd", zei Schuyer.
Senator Schuurman (ChristenUnie, sprekend mede namens de SGP-fractie)
stelde de vraag aan de orde wat kwaliteit nu precies is en in hoeverre
de overheid de vrijheid van onderwijs mag inperken om de kwaliteit te
waarborgen. Schuurman verzette zich tegen sturing vooraf, maar was wel
voor evaluatie achteraf. De verantwoording vanuit de scholen zou zowel
tegenover het ministerie (Inspectie) als tegenover de ouders afgelegd
moeten worden. Hij dacht overigens dat er niet meteen een taak voor de
Inspectie ligt als er aan de horizontale verantwoording in de richting
van de ouders iets ontbreekt.
---
link (opent in een nieuw venster) stenogram 21 juni 2005 Dit is een
downloadbaar word-bestand van 448.5 Kilobyte word
Aan de informatie op deze site kunnen geen rechten worden ontleend.
Eerste Kamer der Staten Generaal