Ministerie van Defensie


---

Kamervragen en antwoorden

---

Antwoord op vragen over wangedrag tijdens SFIR-missies

22-6-2005 12:04:00

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de leden Eijsink en Dijsselbloem (beiden PvdA) nr. 20405114330 en de vragen van de leden Van Bommel en Van Velzen (beiden SP) nr. 2040514360 over wangedrag tijdens SFIR-missies (beiden ingezonden 9 mei).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

Vragen van de leden Eijsink en Dijsselbloem (PvdA) aan de minister van Defensie over wangedrag tijdens SFIR-missies (ingezonden 9 mei 2005).

1. Klopt het dat leden van de Koninklijke Marechaussee uit de Irak-missie hun collegas en hun leidinggevende hebben aangeklaagd wegens wangedrag?1

2. Kunt u aangeven om hoeveel klachten het gaat?

Ja. Er zijn twee klachten ingediend bij de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag van de Koninklijke Marechaussee, op grond van de Regeling Klachtenprocedure Ongewenst Gedrag en Vermoedens van Misstanden Defensie (KOGVAM). Op 10 maart 2004 is een klacht ingediend die betrekking had op SFIR 1. Deze klacht is inmiddels naar tevredenheid van de klager afgedaan. De tweede klacht werd ingediend op 31 januari 2005 en heeft betrekking op SFIR 3. Deze klacht is momenteel nog in behandeling bij de klachtencommissie.

3. Klopt het dat betrokkene, nadat hij was belaagd, zijn excuses aan moest bieden?

Daarover kan nog geen uitspraak worden gedaan, aangezien de klacht die betrekking heeft op SFIR 3 nog in behandeling is bij de klachtencommissie. Het onderzoek van de klachtencommissie zal naar verwachting in juli 2005 worden afgerond.

4. Wat is er concreet gebeurd met de betrokken militairen die zich hebben misdragen?

5. Wat is er concreet gebeurd met de betrokken leidinggevende die aangaf dat hij de opmerkingen negeerde?

Uit onderzoek naar de klacht die betrekking heeft op vermeende misdragingen tijdens SFIR 1 is gebleken dat geen sprake is geweest van misdragingen door betrokken militairen. De tweede klacht is thans nog in onderzoek bij de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag van de Koninklijke Marechaussee. Op grond van het advies van deze commissie zal worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.

6. Klopt het dat de aangifte sterk werd ontraden? Zo ja, wat is hiervan de reden geweest?

Neen.

7. Wat is de rol van het instituut van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) in deze geweest? Had de IGK hier iets kunnen betekenen?

De IGK heeft in deze geen concrete rol gespeeld. De marechaussee die klaagde met betrekking tot SFIR 1 is bij de afhandeling van zijn klacht gewezen op de mogelijkheid om zich te wenden tot de IGK. De klager heeft echter schriftelijk gemeld tevreden te zijn over de afdoening van de klacht en in de uitkomst daarvan te berusten. De klacht met betrekking tot SFIR 3 is nog in behandeling. Eenieder kan zich op elk moment tot de IGK richten. De IGK kan ook op eigen initiatief iemand die een klacht indient aanhoren, zich op de hoogte stellen van feiten en omstandigheden en individueel aan de klager en/of aan mij advies uitbrengen.

8. Hoe gaat u realiseren dat in de toekomst dit soort misstanden in de kiem worden gesmoord?

In een grote organisatie als Defensie zijn ongewenste gedragingen nooit geheel uit te sluiten. Om in het algemeen ongewenst gedrag en misstanden te voorkomen wordt bij de opleidingen voor personeel en commandanten uitgebreid aandacht besteed aan het opdoen van kennis van en vaardigheden in de toepassing van de ambtsinstructie, omgangsvormen en sociale integriteit. De klachtenprocedures zijn bij het personeel goed bekend.

9. Kunt u de veiligheid van uw medewerkers binnen de eigen organisatie garanderen?

Defensie doet al het mogelijke om de veiligheid van haar medewerkers te waarborgen.

10. Hoe heeft u concreet invulling gegeven aan het in de Arbeidsomstandighedenwet vastgelegde Arbobeleid, met name met betrekking tot het beschermen van werknemers tegen seksuele intimidatie en tegen agressie en geweld?2

11. Heeft u in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet uw zorgplicht als werkgever concreet ingevuld? Zo ja, hoe?

Ja, de Arbo-regels worden, zoveel als onder operationele omstandigheden mogelijk, nageleefd. De bescherming van werknemers tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld is geregeld in de Regeling Klachtenprocedure Ongewenst Gedrag en Vermoeden van Misstanden Defensie (KOGVAM). Deze regeling is ook van toepassing op gedragingen tijdens missies. Tijdens de Irak-missies is overeenkomstig de KOGVAM gehandeld.

Aan de zorgplicht als werkgever is invulling gegeven door het betrokken personeel voorafgaand aan de missie voor te bereiden op de uitzending naar Irak. Die voorbereiding bestond onder andere uit teambuilding, omgangsvormen, kennis van (de cultuur van) het missiegebied en sociale integriteit. Tijdens de missies was er voor het personeel volop gelegenheid zich uit te spreken over Arbo-gerelateerde aangelegenheden. In het missiegebied waren meerdere hulpverlenende disciplines aanwezig, waaronder een psycholoog en een geestelijke verzorger. Na afloop van de missies is het personeel gedebriefd, waarbij is gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van hulpverlenende instanties binnen Defensie.

12. Welke concrete nazorg heeft u aan betrokkene verleend of gaat u nog verlenen om te voorkomen dat betrokkene geen nadeel zal ondervinden van zijn klacht?

Voorzover mij bekend ondervindt de marechaussee die de klacht met betrekking tot SFIR 1 indiende geen nadeel van het feit dat hij deze heeft ingediend. Betrokkene heeft in zijn brief van 29 oktober 2004 gesteld onder de indruk te zijn van de integere en nauwgezette wijze waarop zijn klacht is behandeld en zich volledig te willen richten op zijn toekomst binnen de Marechaussee. De medewerker die heeft geklaagd met betrekking tot SFIR 3 is erop gewezen dat hij gebruik kan maken van de beschikbare (zorgverlenende) instanties binnen Defensie om te voorkomen dat hij nadeel ondervindt van zijn klacht.

Vragen van de leden Van Bommel en Van Velzen (PvdA) aan de minister van Defensie over wangedrag tijdens SFIR-missies (Ingezonden 9 mei 2005)

1. Kent u het artikel "Hufterig gedrag in Irak"?3

Ja.

2. Hoeveel medewerkers van de Koninklijke Marechaussee hebben zich beklaagd over wangedrag van SFIR-leden?4

3. Ging het daarbij om leden van SFIR 1 en SFIR 3 of zijn er over voorvallen tijdens de andere SFIR-missies ook klachten ingediend? Om welke voorvallen ging het daarbij?

Er zijn twee klachten met betrekking tot Irak-missies ingediend bij de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag van de Koninklijke Marechaussee, op grond van de Regeling Klachtenprocedure Ongewenst Gedrag en Vermoedens van Misstanden Defensie (KOGVAM). Op 10 maart 2004 is een klacht ingediend die betrekking had op SFIR 1. Deze klacht is inmiddels naar tevredenheid van de klager afgedaan. De tweede klacht werd ingediend op 31 januari 2005 en heeft betrekking op SFIR 3. Deze klacht is momenteel nog in behandeling bij de klachtencommissie. In beide klachten gaat het om vermeend discriminerend gedrag en niet daadkrachtig optreden van leidinggevenden.

4. Was er naar uw oordeel sprake van stelselmatig wangedrag? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?

5. Indien klachten gegrond zijn, welke maatregelen hebt u genomen tegen de daders?

Er is bij het onderzoek naar de klacht die betrekking heeft op vermeende misdragingen tijdens SFIR 1 gebleken dat geen sprake is geweest van misdragingen door betrokken militairen. Een deel van deze klacht is schriftelijk door de klager ingetrokken en een deel van de klacht is door de klachtencommissie ongegrond verklaard. Er is dan ook geen concrete actie ondernomen in de richting van betrokken militairen.

De tweede klacht wordt thans onderzocht door de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag van de Koninklijke Marechaussee. Op grond van het advies van deze commissie zal worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn. Er is mij niets gebleken van stelselmatig wangedrag.

6. Ziet u in de voorvallen aanleiding structurele maatregelen te nemen in de opleiding en in de instructie voor de leiding tijdens missies? Zo ja, welke maatregelen? Zo neen, waarom niet?

De bevindingen uit het onderzoek naar de klacht die betrekking heeft op SFIR 1 geven geen aanleiding om nadere maatregelen te nemen in de opleiding of in de instructies voor de leiding tijdens missies. Al eerder zijn elementen als teambuilding, omgangsvormen, kennis van (de cultuur van) het missiegebied en sociale integriteit opgenomen in de opleidingen. Het onderzoek naar vermeende misdragingen in SFIR 3 is nog in behandeling.

1Algemeen Dagblad, 30 april 2005
2 Artikel 4 van de arbeidsomstandighedenwet (Aspecten van arbobeleid) 3Algemeen Dagblad, 30 april 2005 jl.
4Stabilisation Force Iraq