Gemeente Utrecht
2005 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
59 Vragen van mevrouw N.D. van den Broek
(ingekomen 14 juni 2005)
In het Utrechts Nieuwsblad van vandaag, 14 juni 2005, wordt melding gemaakt van een onderzoek gericht op de effecten van het voornemen om in Geldermalsen een megawinkel- en recreatiecentrum te realiseren, het Nederlands Leisure Centrum (NLC).
Dit complex gaat beschikken over totaal 100.000 vierkante meter winkelruimte. Om het economische effect van een dergelijk complex in kaart te brengen hebben een zestal gemeenten in de omgeving van Geldermalsen, waaronder Utrecht, een onderzoek laten uitvoeren. Uit dit door DHV en de Universiteit van Amsterdam uitgevoerde onderzoek komt naar voren dat het NLC 5.000 banen in de detailhandel zal gaan kosten. Een deel hiervan zal in Utrecht verloren gaan. Ook uit ervaringen in Engeland en Duitsland blijkt dat de komst van dergelijke centra in de omgeving veel opheffing en leegstand van bestaande winkelcentra tot gevolg heeft.
De VVD fractie maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkelingen van het NLC omdat het vooral de detailhandel getroffen zal worden met de negatieve effecten van het complex. Onzeker is het effect op de Utrechtse binnenstad en op het nog te ontwikkelen winkelcentrum in Leidsche Rijn.
Dit brengt de VVD fractie tot de volgende vragen:
1. Als inderdaad het NLC ontwikkeld wordt, wat zijn de verwachte consequenties voor de stad Utrecht en wat betekent dit voor nieuwe ontwikkelingen in Leidsche Rijn?
2. Vind het college een dergelijke ontwikkeling in Geldermalsen een wenselijke?
3. Verwacht wordt dat 29 juni de Provinciale staten van Gelderland over deze ontwikkeling een besluit neemt. Welke acties onderneemt het college voordien richting provinciale staten om het standpunt van het college kenbaar te maken?
Antwoorden van Burgemeester en Wethouders
(verzonden 21 juni 2005)
1. Voor de Utrechtse binnenstad worden de effecten door DHV ingeschat op een omzetderving van -5% tot -9%. Bij realisatie van het nieuwe Stationsgebied slaat dit verwacht verlies om in een afname van de omzetstijging en ontwikkelingsmogelijkheden.
Dat geldt naar verwachting ook voor Leidsche Rijn Centrum, dat immers ook een nieuw, sterk gemengd en stedelijke centrum wordt. Onze ambitie is om daar een attractief en onderscheidend regionaal functionerend centrumgebied te realiseren. Hoewel door DHV voor Leidsche Rijn Centrum de mogelijke effecten van NLC niet zijn berekend lijkt het reëel te verwachten dat ook daar de invloed van de perifere ontwikkeling bij knooppunt Deil merkbaar zullen zijn.
2. Neen. Wij zijn voor dynamiek en vernieuwing in de detailhandel. Maar dat moet wel plaatsvinden in balans met de bestaande voorzieningen en winkelcentra. In Nederland hebben we het grootste winkelaanbod per burger van heel Europa. Nergens hebben consumenten zoveel aanbod binnen hun bereik. Dit is mede het gevolg van het uitgebalanceerde beleid. Op korte termijn kiezen voor een nieuwe, grootschalige ontwikkeling op een nieuwe plek, los van bestaande centra of stedelijke gebieden, leidt mogelijk op langere termijn tot afbrokkeling van aanbod in de omliggende dorpen en steden en dus juist tot minder keus.
Voor de grote steden als Den Bosch en Utrecht zijn de gevolgen niet meteen dramatisch, maar toch ernstig. Juist de historische binnensteden zijn voor hun vitaliteit afhankelijk van een gezond en aantrekkelijk winkelaanbod. Alleen dan kunnen monumenten, cultuur, sociale voorzieningen, alles wat de stad aantrekkelijk maakt, betaald en onderhouden blijven. Dat geldt overigens ook voor nieuwe gemengde stedelijke centra, zoals Leidsche Rijn Centrum. Daar wordt een breed en gemengd voorzieningpalet voor de burgers gerealiseerd: cultuur, sport, scholen, uitgaan, werkgelegenheid; juist daar is de plek voor winkels en vrijetijdsvoorzieningen.
Tot slot is het ook vanuit het oogpunt van bereikbaarheid en verkeer van belang, om dit soort voorzieningen juist in stedelijke gebieden, waar de wegeninfrastructuur en de openbaar vervoersverbindingen al beschikbaar zijn, een plek te geven. Dit is ook het uitgangspunt van de nieuwe Nota Ruimte van het rijk en de beleidslijn van de provincie Utrecht.
3. We hebben ervoor gekozen in BRU-verband te reageren op deze ontwikkelingen.
Op 3 september 2004 heeft het BRU schriftelijk aan de regio Rivierenland onze zienswijze kenbaar gemaakt. De regio stond op dat moment voor de beslissing of men het NLC mogelijk wilde maken in haar regionale bijdrage voor het streekplan van de provincie Gelderland. Een afschrift ging naar provincie Gelderland en gemeente Geldermalsen.
Hoewel Gedeputeerde Staten van Gelderland in hun voorstel voor het provinciaal streekplan geen ruimte bieden voor het NLC, is de discussie binnen de provincie nog gaande. Provinciale Staten besluiten op 29 juni 2005 uiteindelijk over het streekplan.
In de aanloop naar deze datum maakt het BRU schriftelijk aan Provinciale Staten Gelderland onze bezwaren kenbaar en zal aandringen, refererend aan de conclusies van DHV, op vaststelling van een streekplan zonder ruimte voor dit type grootschalige, perifere weide-ontwikkeling. In de commissie Ruimtelijke Ordening van provincie Gelderland is nog geen duidelijke meerderheid voor het plan gebleken. Eind deze maand valt een definitief besluit.
---- --