21-06-2005 Werk aan de winkel voor CGB en overheid
Minister Pechtold voor Bestuurlijke Vernieuwing heeft dinsdagochtend
21 juni 2005 in Nieuwspoort in Den Haag de Evaluatie Algemene wet
gelijke behandeling en de werkzaamheden van de Commissie Gelijke
Behandeling 1999-2004 in ontvangst genomen. De voorzitter van de
Commissie Gelijke Behandeling (CGB), Alex Geert Castermans, gaf
tijdens zijn mondelinge toelichting op de bevindingen van de Evaluatie
aan dat er werk aan de winkel is voor de CGB én de overheid.
Meer: Castermans gaf aan dat in de afgelopen vijf jaren onderscheid
niet is uitgebannen. Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat tussen de
1,6 en 2 miljoen inwoners van 18 jaar en ouder in de periode 2003-2004
op de een of andere wijze zelf discriminatie of ongelijke behandeling
heeft ervaren. Maar dat slechts een fractie van de slachtoffers over
gaat tot het indienen van een verzoek om een oordeel. Bij de CGB komen
per jaar circa 300 verzoeken op jaarbasis binnen. Uit dat zelfde
onderzoek kwam verder naar voren dat in toenemende mate de CGB wel
bekend is bij slachtoffers (79%) maar dat de helft van de mensen die
van de CGB hadden gehoord, niet wist wat de CGB doet. Castermans acht
het dan ook noodzakelijk dat de CGB en de overheid nog meer aandacht
besteden aan voorlichting en publiciteit. Ook roept de CGB het kabinet
op de infrastructuur van de bescherming tegen onderscheid te
versterken: voor lokale voorzieningen bijvoorbeeld in de vorm van
antidiscriminatiebureaus zijn er vaak in het geheel geen voorzieningen
in een provincie of gemeente en als er al iets is, dan zó marginaal
dat de betrokkenen, vaak vrijwilligers, nauwelijks armslag hebben.
Ook de rechtspositie van de vrouw vraagt nog steeds aandacht: met
regelmaat krijgt de CGB zaken van zwangere vrouwen die vanwege
zwangerschap geen baan krijgen of van wie de arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd niet wordt verlengd. Ook dienen er bij de CGB nog steeds
zaken waarin vrouwen een substantieel lagere beloning dan mannen
ontvangen voor hetzelfde werk. De Evaluatie leert dat het zogenaamde
opvolgingspercentage bij oordelen over seksediscriminatie ruim beneden
het gemiddelde lig (45%). Vergeleken met de grond ras, laten
verweerders het in deze zaken vaak na maatregelen te treffen om
soortgelijke problemen in de toekomst te voorkomen.
De CGB beveelt ook aan dat duidelijker dan voorheen wordt geregeld
wanneer zij overheidshandelen kan toetsen aan de
gelijkebehandelingswetgeving. De ene keer stond het de CGB vrij te
onderzoeken of een particuliere ziektekostenverzekeraar onderscheid
mocht maken op grond van geslacht door alleen vrouwen de kosten van
ontharingsbehandeling te vergoeden, de andere keer kon zij over een
soortgelijk probleem niets zeggen omdat het ging om overheidshandelen
(namelijk het opnemen van die kosten in het ziekenfondspakket). De
Commissie wil dat wordt onderzocht welk overheidshandelen wél
respectievelijk niet onder reikwijdte van de AWGB moet vallen en in
hoeverre het bereik van de wet moet worden uitgebreid tot meer vormen
van overheidshandelen.
Ook vindt de CGB dat de verenigingsvrijheid kritisch bekeken dient te
worden. Met name twee zaken roepen vragen op over de reikwijdte van de
AWGB: de weigering van de SGP vrouwen een vol partijlidmaatschap te
geven en de watersportvereniging die buitenlandse leden weigerde. In
beide gevallen viel het gemaakte onderscheid buiten de reikwijdte van
de AWGB en kon de CGB er niet over oordelen. Het is nodig te
onderzoeken of het mogelijk is als wettelijk uitgangspunt in te voeren
dat verenigingen ook geen verboden onderscheid mogen maken bij zuiver
interne verenigingsaangelegenheden zoals statuten. De Commissie
beveelt aan om in de wet precies vast te leggen welk soort
verenigingen onder haar bereik valt. Zo zou de uitsluiting van een
student door een studentenvereniging op grond van ras onder de wet
moeten vallen, terwijl tegen het toestaan van een vereniging van
uitsluitend mannen of vrouwen misschien minder bezwaar behoeft te
bestaan.
De titel van de Evaluatie is Het verschil gemaakt omdat het
opvolgingspercentage van de oordelen over de gehele periode sterk is
gestegen behalve dus bij seksediscriminatiezaken - en ook de naleving
van de aanbevelingen is toegenomen. Dit positieve resultaat levert een
bijdrage aan de naleving van de gelijkebehandelings-norm in Nederland.
Een belangrijke indicatie voor de effectiviteit van oordelen is de
mate waarin partijen deze opvolgen of met het oordeel een oplossing
bereiken. Het opvolgingspercentage steeg van 66% in 2001 naar 84% in
de eerste helft van 2004. Het blijkt dat verweerders de (verboden)
maatregel alsnog terugdraaien of ze nemen structurele maatregelen om
inbreuken op de wet in de toekomst te voorkomen door bijvoorbeeld
goede klachtenregelingen in te voeren of duidelijke
kledingvoorschriften uit te vaardigen. Uit een kwalitatieve analyse
blijkt verder dat de rechter steeds meer gewicht toekent aan het
CGB-oordeel. In 81% van de zaken waarin de rechter toekomt aan het
oordeel van de Commissie, komt het oordeel expliciet in de motivering
van de uitspraak aan de orde. De rechter volgt in 61% het oordeel van
de CGB.
Commissie Gelijke Behandeling