Raad voor de Volksgezondheid & Zorg
21 Juni 2005
Prijsverschillen voor IVF behandelingen.
Grote verschillen in prijzen IVF behandelingen
De Volkskrant signaleerde enige tijd geleden grote prijsverschillen
voor IVF behandelingen tussen ziekenhuizen in Nederland. Dit kwam aan
het licht omdat de consument de eerste behandeling nu zelf moet
betalen. Eventuele volgende behandelingen worden wel vergoed. Een IVF
behandeling kost volgens het CTG basistarief 1400 euro. Maar de
uiteindelijke prijs die de consument betaalt verschilt per instelling
van 1400 tot 2300 euro. Wat is hier aan de hand? Is dit het gevolg van
marktwerking? Krijgt de consument meer service in de ene instelling
dan in de andere? Zijn de succeskansen hoger? Niets van dit alles. Het
prijsverschil wordt veroorzaakt door "het feit dat de DBC tarieven
(`prijzen') nog niet op werkelijke kosten gebaseerd zijn". Het VU
medisch centrum geeft in het artikel aan dat het een hoger tarief moet
rekenen.
Wat is er aan de hand?
Het feit dat een aantal instellingen de IVF behandelingen niet tegen
een concurrerende prijs kan leveren kan normaal gesproken twee
oorzaken hebben. De instellingen werken minder efficiënt of hun vaste
kosten zijn hoger. De echte oorzaak van het prijsverschil blijkt hier
echter een geheel andere. Er is sprake is van een overgangssituatie
tussen de vroegere budgetfinanciering en de nieuwe situatie met reële
kostprijzen. De huidige prijzen zijn nog niet reëel omdat er nog
openstaande rekeningen tussen de zorgverzekeraar en de instelling in
verrekend worden. Terecht zegt de manager van het VU medisch centrum
dus dat hij een hoger tarief moet rekenen. Doet hij dat niet, dan
pleegt hij zelfs een economisch delict.
Wat vindt de RVZ daarvan?
Het beantwoorden van die vraag blijkt aanzienlijk ingewikkelder dan
het op het eerste gezicht lijkt. Dat komt vooral omdat de eerste IVF
behandeling en de eventuele volgende behandelingen onder verschillende
regimes vallen en de beoordeling dus anders is.
Om te beginnen de eerste behandeling. Deze wordt door de cliënt zelf
betaald en er is dus sprake van een gewone marktsituatie; instellingen
moeten hier kunnen concurreren en cliënten moeten kunnen kiezen.
Prijzen zouden bepaald moeten worden door de waarde die de dienst voor
de cliënt heeft. Ondanks het feit dat er sprake is van een
overgangssituatie is het dan ook niet acceptabel dat de individuele
cliënt hier betaalt voor achterstallige rekeningen uit de oude
budgetsituatie. Wat zorgverzekeraars en aanbieders nog te verrekenen
hebben horen zij onderling te regelen. Die kosten moeten door alle
verzekerden via de premie gedragen worden en dienen niet op het conto
van de individuele cliënt geschreven te worden. Het is overigens wel
vreemd dat de minister zegt dat hij onderzoek naar deze
prijsverschillen zal doen. Hij hoort dat aan de markt over te laten.
Een tweede constatering bij de eerste behandeling is dat hoewel er dus
sprake is van werking van de markt de instellingen geen mogelijkheid
hebben om hun cliënten te behouden, zij zijn aan handen en voeten,
zelfs wettelijk gebonden, aan het tarief. Weliswaar is het de
bedoeling dat deze situatie in 2006 verandert, maar zelfs als dat al
zo is, gaat er nog steeds een half jaar productie voor de instelling
verloren.
Voor wat betreft de volgende behandelingen signaleert de RVZ een
ander, meer algemeen geldend probleem. De tweede en volgende IVF
behandelingen vallen niet onder de marktwerking. Het CTG ZAio zal voor
dergelijke verrichtingen, ook in de toekomst, de tarieven blijven
bepalen. Als het CTG ZAio doorgaat met het uitkeren van hogere
tarieven aan instellingen met dure gebouwen en apparatuur zal de
overcapaciteit in de sector blijven bestaan. Een aanzienlijk deel van
de efficiëntiewinst die van output financiering wordt verwacht zal dan
niet gerealiseerd worden. Instellingen zullen in dat geval immers
nooit besluiten dat zij te duur zijn om bepaalde producten aan te
bieden. Door goede prijsstelling zullen aanbieders met een dure
infrastructuur zich gaan richten op de productie van complexere
behandelingen die meer opbrengen. In zijn advies Marktconcentraties
wees de RVZ er al op dat het kwalitatief beter en doelmatiger is om
complexe zorg te concentreren en laagcomplexe zorg te deconcentreren.
Op die manier leidt het juiste tarief er toe dat de juiste zorg op de
juiste plaats aangeboden wordt. De overbodige capaciteit zal echter
nooit worden afgestoten zolang de overheid er voor blijft betalen.
---
Gekoppelde adviezen:
Marktwerking in de Medisch Specialistische zorg