Technische Universiteit Eindhoven

8 juni 2005

PERSBERICHT

Duurzame energie uit biomassa
Nederland kan veel leren van succes Denemarken

Nederland heeft van oudsher hoge ambities bij duurzame energie. Maar de realisatie van die ambities verloopt moeizaam. Zo beheerst de Deense windenergie-industrie op dit moment de wereldmarkt, in tegenstelling tot de Nederlandse. En bestaat in Nederland slechts 1,3% van de totale energietoevoer uit biomassa. In Denemarken is dat meer dan het zesvoudige (8,3%). Hoe kan dat? Waarom lukt het de Denen wel wat ons niet lukt? Volgens Ir. Rob Raven speelt weifelend overheidsbeleid van de afgelopen decennia een belangrijke rol. Hij verdedigt zijn proefschrift dinsdag 21 juni aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).
Om de situatie goed te kunnen vergelijken hanteerde Raven de aanpak van het Strategic Niche Management. Deze gaat er van uit dat voor een succesvolle introductie van nieuwe technologieën in een maatschappelijke context alle belangrijke actoren betrokken zijn en gezamenlijke leertrajecten ondergaan. Raven onderzocht twee specifieke technologiegebieden, de mestvergisting en de meestook van biomassa in kolencentrales. De Denen deden het vooral bij mestvergisting veel beter. Maar ook op het gebied van meestoken kunnen de Nederlanders leren van de Denen.

Onbetrouwbare partner
Een belangrijke factor in de ontwikkeling van duurzame energietechnologieën is volgens Raven het optreden van de overheid. In Denemarken formuleerde een sterke overheid duidelijke visies, stelde heldere spelregels op en zorgde voor een voorspelbare financiële ondersteuning. De Nederlandse overheid toonde zich bij herhaling een minder betrouwbare partner. Ze veranderde vaak van strategie en was grillig in haar subsidie- en belastingbeleid, met om de paar jaar het veranderen van subsidiestructuren. Het meest recente voorbeeld daarvan is het onverwacht stopzetten van subsidies voor grootschalige windenergie op zee en grootschalige biomassa projecten.

Taboe

Voor succesvolle introductie van technologie is een goed demonstratietraject van essentieel belang. Echter maar al te vaak werden nieuwe technologieën toegepast, zonder dat daar voldoende maatschappelijk draagvlak voor bestond. Zo liep de veelbelovende energiewinning uit mest in 1995 volledig vast nadat een grote mestverwerker in Helmond zijn deuren al na een paar jaar weer moest sluiten. Naast grote technische problemen speelden een top-down benadering van de overheid en onvoldoende draagvlak bij boeren een grote rol. Het taboe op mestvergisting en -verwerking dat hierdoor ontstond heeft ertoe geleid dat sindsdien geen serieus initiatief meer van de grond is gekomen.

Maatschappelijke weerstand

Eenzelfde fenomeen treedt op bij het meestoken van biomassa in kolencentrales. Omdat Nederland weinig schone biomassa fracties heeft koos Nederland in de jaren tachtig voor het meestoken van (verontreinigd) afvalhout en slib. Hoewel de overheid in dit geval de emissie regimes snel aanpaste aan de nieuwe situatie (en voor een zelfde aanpassing succesvol lobbyde binnen Europa), bleek dit in een later stadium toch te leiden tot veel maatschappelijke weerstand. Milieupartijen en omwonenden van centrales steunden de emissie regimes niet en waren in staat projecten ernstig te vertragen of zelfs te stoppen. De discussie hierover duurt nog steeds voort.

Marktregisseur

Raven pleit dan ook voor een Nederlandse overheid die niet alleen technologische ontwikkelingen stimuleert, maar ook de markt voor duurzame energie voldoende vormgeeft. Het creëren van beschermde ruimtes (technologische niches) waarin actoren kunnen leren over maatschappelijke inbedding van de technologie is daarbij cruciaal. De overheid moet als een soort marktregisseur ervoor zorgen dat alle relevante partijen betrokken zijn bij de projecten, en dat er een grote mate van samenwerking en informatieoverdracht onderling plaatsvindt. Het formuleren van een gezamenlijke visie met marktpartijen en maatschappelijke organisaties die voortbouwt op én richting geeft aan nieuwe projecten is daarbij uitermate belangrijk. Tot slot is de continuïteit en voorspelbaarheid van de overheid doorslaggevend. Niet zozeer de hoogte van een subsidiebedrag of belastingvoordeel is van belang, maar veel meer helderheid over de looptijd ervan.