College van Beroep voor het bedrijfsleven
Herziening uitkering met terugwerkende kracht. Verwijtbaarheid.
Kennelijk onredelijk. Schending redelijke termijn met toekenning
immateriële schadevergoeding
Met toepassing van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt
door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) geheel of gedeeltelijk van
herziening afgezien als de bijzondere omstandigheden van het geval
leiden tot het oordeel dat een volledige terugwerkende kracht
kennelijk onredelijk is. Daarbij wordt rekening gehouden met onder
andere de mate waarin betrokkene een verwijt kan worden gemaakt en de
mate waarin de SVB een verwijt kan worden gemaakt. De Raad stelt vast
dat de mate waarin betrokkene een verwijt kan worden gemaakt zeer
gering moet worden geacht waarbij van belang is dat betrokkene de SVB
gedurende de gehele herzieningsperiode tijdig en volledig heeft
geïnformeerd met betrekking tot zijn inkomsten. De mate van
verwijtbaarheid van de SVB acht de Raad echter zeer groot nu door de
SVB aan de opgegeven inkomsten een onjuiste kwalificatie is gegeven,
welke fout pas na geruime tijd is onderkend, waardoor jarenlang een te
hoge ANW-uitkering is toegekend. In aanmerking genomen dat betrokkene
schade heeft geleden, dat er sprake is van terugvordering tot een
aanzienlijk bedrag en mede gezien de hoogte van zijn inkomen is de
Raad van oordeel dat de herziening met volledig terugwerkende kracht
en de hiermee gepaard gaande terugvordering daadwerkelijk ingrijpend
is in het dagelijks leven van betrokkene. Er is sprake van kennelijke
onredelijkheid. Comform het beleid van de SVB moet de terugwerkende
kracht van de herziening tot ten minste de helft worden beperkt. Er is
sprake van een onaanvaardbare lange termijn voor de besluitvorming
over betrokkenes bezwaren. De Raad is van oordeel dat de in artikel 6
EVRM bedoelde redelijke termijn is overschreden. De Raad acht het
aannemelijk dat betrokkene als gevolg van de lange duur een
daadwerkelijke spanning en frustratie heeft ondergaan. De immateriële
schadevergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van ⬠1.500,-.
LJ Nummer
AT6731
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 20 juni 2005 Naar boven