College van Beroep voor het bedrijfsleven
Onderzoek in Nederland. Opleidingsniveau en maatmaninkomen
Door de bewuste keuze van betrokkene voor een onderzoek in Nederland
staat naar het oordeel van de Raad vast dat betrokkene vrij en
ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van de mogelijkheid om in Italië
te worden onderzocht. Het vereiste opleidingsniveau voor de geduide
functies kan niet op één lijn worden gesteld met de strikte
diploma-eis. De Raad vermag niet in te zien dat betrokkenes
opleidingsniveau ontoereikend zou zijn voor de geduide functies. Ook
wordt niet betwijfeld dat betrokkene beschikte over de benodigde
taalvaardigheid. Naar aanleiding van de grief dat het bestuursorgaan
in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel zou hebben
gehandeld, merkt de Raad op dat het bestuursorgaan gerechtigd is
eventuele fouten naar de toekomst te herstellen. Bij de vaststelling
van het maatmaninkomen is conform artikel 7 van het Schattingsbesluit
geen rekening gehouden met na de eerste vaststelling opgetreden
wijzigingen in het maatmaninkomen. De inkomensstructuur van betrokkene
-gelegenheidszanger- laat zich het best vergelijken met de
inkomensstructuur van een zelfstandige. Bij de vaststelling van het
maatmaninkomen uitgaan van winst uit onderneming. Dat de
arbeidsverhouding op grond van art. 4 "Besluit aanwijzing gevallen
waarin de arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd" als
dienstbetrekking wordt beschouwd staat hieraan niet in de weg.
LJ Nummer
AT5943
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 20 juni 2005 Naar boven