Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
27 mei 2005 UB/K/05/40053 333 nr. 2040515390
Onderwerp Datum Contactpersoon Kamervraag/vragen van de leden Bussemaker 16 juni 2005
en Noorman - Den Uyl

Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden op de vragen van de leden Bussemaker en Noorman ­ Den Uyl (PvdA) over de bureaucratie op het terrein van reïntegratie.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


2


2040515390

Vragen van de leden Bussemaker en Noorman-den Uyl (beiden PvdA) aan de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de bureaucratie op het terrein van reïntegratie. (Ingezonden 26 mei 2005)


1
Kent u het verhaal over de Kafkaïaanse bureaucratie waarin een ontslagen werknemer van een HBO-kunstinstelling verzeild raakte? 1)

Antwoord 1
Ja.


2
Wat is uw oordeel over deze gang van zaken?

Antwoord 2
Ik betreur de gang van zaken ten stelligste.


3
Welke conclusies trekt u hieruit ten aanzien van de kwaliteit van de publieke dienstverlening van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), mede in het licht van de rapporten van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over publieke dienstverlening met betrekking tot werk en inkomen?

Antwoord 3
De dienstverlening door de SUWI-organisaties kan en moet beter. De klant dient meer dan nu centraal te staan. In dit kader wil ik het oordeel van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog eens onder uw aandacht brengen naar aanleiding van het rapport 'De burger bediend' van de Expertcommissie-Keller (TK 2004-2005, 26 448, nr. 206). De Expertcommissie heeft een aantal duidelijke knelpunten in de dienstverlening geconstateerd. De klant moet bijvoorbeeld nog te vaak dezelfde gegevens meerdere malen aanleveren en er is geen ketenbrede statusinformatie beschikbaar. De belangrijkste oorzaak van het tekortschieten van de dienstverlening is volgens de Expertcommissie gelegen in het feit dat de dienstverleningsprocessen niet uitgaan van de klant als centrale factor, maar van afzonderlijke organisaties en taken. Het commissierapport bevat handvatten om knelpunten in de dienstverlening verder aan te pakken. Als leidend principe voor de dienstverlening zal gelden dat elk gegeven dat in de keten van werk en inkomen aan de klant gevraagd wordt, slechts eenmaal uitgevraagd mag worden. De noodzakelijke inspanningen van de ketenpartners om dubbele uitvraag tegen te gaan, kunnen niet vrijblijvend zijn. Vergelijkbaar met de wettelijke bepalingen in België zal een voorstel worden ingediend om de Wet SUWI in 2007 zodanig aan te passen dat de klant zijn gegevens niet twee maal hoeft te verstrekken aan de SUWI-organisaties.
Deze aanpak sluit aan bij het gedachtegoed van het rapport "Bewijzen van goede dienstverlening" van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). In dit rapport analyseerde de WRR de maatschappelijke dienstverlening in de sectoren zorg, welzijn, arbeid, onderwijs en


3

wonen. De WRR constateert dat deze sectoren te lang gevangen zijn in een ineffectief sturingsmodel. Op 11 april jl. is de kabinetsreactie aangeboden aan de Kamer. In samenspraak met experts uit de praktijk zijn per sector twee aanbevelingen van de WRR geselecteerd, waarop de komende jaren significante voortgang moet worden geboekt en zogenaamde doorbraken kunnen worden bereikt. Voor de sector arbeid zijn dit: investeren in vertrouwen en ruimte voor innovatie en variatie.
Ik ben, net als de WRR, van mening dat voor het vergroten van innovatief vermogen de positie van de professional moet worden versterkt. Organisaties en professionals moeten zich focussen op vragen van huidige en potentiële klanten, op ontwikkelingen in het eigen vakgebied en op het introduceren van passende oplossingen. Dit betekent ook ruimte en mandaat om te investeren in nieuwe werkwijzen voor een betere kwaliteit van dienstverlening voor de klant.


4
Kunt u verklaren waarom deze cliënt 2) nooit een antwoord op haar aangetekende brief aan u heeft gekregen? Wat zou uw antwoord zijn geweest?

Antwoord 4
De brief is per abuis niet tijdig beantwoord. Ik heb aan betrokkene op 29 april 2005 een antwoordbrief gezonden. In de brief bied ik onder meer mijn excuses aan voor het uitblijven van een antwoord. In vervolg op een telefonisch onderhoud van één van mijn medewerkers met betrokken ga ik tevens in op de stand van zaken met betrekking tot het reïntegratietraject van betrokkene.


5
Hoe is het mogelijk dat bij het UWV niet bekend is dat lidmaatschap van de gemeenteraad geen arbeidsovereenkomst is, omdat er geen sprake is van een gezagsverhouding en dus ook niet van loon, maar van een vergoeding? Hebt u signalen dat het vaker voorkomt dat het lidmaatschap van de gemeenteraad, van Provinciale Staten en van de Eerste of de Tweede Kamer als werk onder gezagsverhouding wordt gezien?

Antwoord 5
UWV heeft mij laten weten dat UWV zich bij de uitvraag van gegevens op dit punt te generiek heeft bediend van de standaardvragen bij de beoordeling van een WW-recht. In dit geval was dit onjuist. UWV heeft mij verzekerd dat de instructies evenwel duidelijk zijn; deze zijn niet voldoende toegepast. Navraag bij UWV leert mij dat aldaar geen signalen bekend zijn dat dit vaker voor komt.


6
Kunt u nader motiveren op grond waarvan het UWV de aangetekende klachtenbrief (en onkostendeclaratie) heeft afgewezen? In welke gevallen en op grond waarvan kunnen cliënten gemaakte kosten wel declareren, indien de oorzaak van fouten bij de instanties ligt en niet bij henzelf?


7


4

Vindt u dat in deze kwestie een schadeloosstelling op zijn plaats is? Zo neen, wanneer en in welke omstandigheden is dat naar uw opvattingen dan wel het geval?

Antwoord 6 en 7
Ik heb van UWV vernomen dat UWV de klachtenbrief niet als zodanig heeft afgewezen. UWV heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt waarvoor excuses zijn gemaakt. Daarnaast heeft UWV deze inmiddels met betrokkene doorgesproken. Uit informatie van UWV heb ik voorts begrepen dat UWV niet categoraal het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. UWV heeft een schadeloosstelling verstrekt via het uitbetalen van de zogenoemde wettelijke rente. In het geval betrokkene meent dat de schadeloosstelling ­ in dit geval via vergoeding van wettelijke rente ­ onvoldoende is, staat de weg open van een vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad bij de civiele rechter. De beoordeling of een schadevergoeding op zijn plaats is, is voorbehouden aan de rechter.
Daarbij ben ik niet bevoegd te treden in individuele gevalsbehandeling zodat het niet op mijn weg ligt om aan te geven wanneer en in welke omstandigheden een schadevergoeding op zijn plaats is.


8
Wat is een advies van het CWI aan het UWV waard, als het CWI adviseert dat de cliënt niet geschikt is voor een reïntegratietraject, maar het UWV vervolgens besluit dat iemand op straffe van beëindiging van de uitkering een reïntegratietraject moet volgen?

Antwoord 8
CWI beoordeelt van iedere geregistreerde werkzoekende zijn kans op werk en onderzoekt op welke wijze die kans kan worden verbeterd. Als CWI tot het oordeel komt dat de werkzoekende als moeilijk plaatsbaar moet worden beschouwd adviseert CWI aan UWV over de wijze waarop de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces kunnen worden verbeterd. Dit gebeurt via het reïntegratieadvies, dat wordt gemaakt als de verwachting bestaat dat de werkzoekende binnen een periode van zes maanden geen werk zal vinden zonder dat extra instrumenten worden ingezet. Uiterlijk na zes maanden bemiddelingsactiviteiten van CWI wordt altijd een reïntegratieadvies opgesteld. Daarvan kan worden afgeweken als CWI overgaat tot verlengde bemiddelingsactiviteiten. Deze verlenging kan echter niet langer dan drie maanden zijn in verband met de reïntegratieverantwoordelijkheid van UWV na maximaal één jaar werkloosheid. Deze verantwoordelijkheid houdt in dat UWV voor werkzoekenden ­ van ex-overheidswerkgevers die geen eigenrisicodrager zijn - met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een reïntegratiebedrijf kan inschakelen. Betrokkene kan in dat kader ook een beroep doen op de individuele reïntegratie overeenkomst (IRO).

Het reïntegratieadvies van CWI moet worden beschouwd als een advies aan UWV. De uiteindelijke beslissing over de wijze waarop de afstand tot de arbeidsmarkt zodanig verkleind kan worden dat de werkzoekende weer direct bemiddelbaar naar cq. plaatsbaar op de arbeidsmarkt is, is aan UWV. UWV behoeft het advies van CWI derhalve niet te volgen. In de meeste gevallen gebeurt dit echter wel.
Los van de vraag of UWV het reïntegratieadvies van CWI al dan niet onverkort overneemt, bestaat de verplichting van de werkzoekende/uitkeringsgerechtigde om mee te werken aan een noodzakelijk geacht reïntegratietraject (zoals scholing of opleiding). Bij niet of onvoldoende


5

meewerken kan UWV een sanctie (korting) op de uitkering toepassen. UWV is gerechtigd een uitkeringsgerechtigde te wijzen op de consequenties van het niet meewerken aan een noodzakelijk geacht traject.


9
Behoort de cliënt te worden ingelicht als er sprake is van een `opting-out reïntegratieverzoek', dat wil zeggen dat de voormalige werkgever aan het UWV een verzoek gedaan heeft om zelf ander werk voor de betreffende ex-werknemer te zoeken?

Antwoord 9
Op verzoek kan een overheidswerkgever de verantwoordelijkheid voor reïntegratie van werkloze ex-werknemers in eigen hand houden. Het is vervolgens primair de verantwoordelijkheid van de betrokken werkgever om aan de reïntegratieverantwoordelijkheid invulling te geven en de ex- werknemer daarover te informeren. Een goede communicatie tussen betrokkene, de ex-werkgever en UWV is daarbij van belang. In deze situatie is daarvan overduidelijk geen sprake.


10
Wat is de oorzaak van het totale gebrek aan communicatie tussen de verschillende afdelingen van het UWV over de jaren dat deze casus 3) zich heeft voorgedaan? Wat is uw oordeel daarover?

Antwoord 10
UWV is een organisatie die sterk in beweging is. Dit heeft in deze situatie geleid tot miscommunicatie tussen UWV en betrokkene en binnen UWV. Voor mijn oordeel hierover verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.


11
Beschikt het UWV thans wel over een intern klant-volgsysteem via ICT? Zo ja, sinds wanneer? Zo neen, wanneer zal dat van start gaan en welke belemmeringen verhinderen dat het systeem nog niet beschikbaar is?

Antwoord 11
Zeer recentelijk beschikt UWV over het systeem "PACTA". Dit is een cliëntsysteem dat is gekoppeld aan de functie van de reïntegratiecoach. De reïntegratiecoach kan iedere afspraak volgen, zien welke afspraken zijn gemaakt en welk reïntegratietraject is of wordt ingezet.


1) Trouw, 25 mei jl.

2) zie noot 1

3) zie noot 1