Ministerie van Buitenlandse Zaken

Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 16 en 17 juni 2005

De bijeenkomst van de Europese Raad op 16-17 juni 2005 is de eerste gelegenheid waarop de Lidstaten elkaar op het hoogste politieke niveau treffen na de referenda over het Grondwettelijk Verdrag in Frankrijk en Nederland. Het is de bedoeling van het Voorzitterschap het werkdiner van de Staatshoofden en Regeringsleiders op de eerste dag te besteden aan een discussie over de situatie die betreffende de toekomst van het Grondwettelijk Verdrag door deze beide referenda is ontstaan. De dag erna wil men besteden aan bespreking van, en zo mogelijk besluitvorming over, de Financiële Perspectieven 2007-2013 alsmede de vaststelling van de conclusies.

Onderstaand wordt gehoor gegeven aan het verzoek van de Kamer inzicht te geven in de wijze waarop de regering, in het licht van de uitkomst van het Nederlandse referendum en met het oog op de aankomende Europese Raad, de ontwikkeling van de Europese Unie en de Nederlandse rol daarin ziet. Deze notitie is noodzakelijkerwijs slechts een aanzet. De regering zal haar gedachtebepaling voortzetten, want nadere analyse en reflectie aangaande zowel binnenlandse als Europese feiten en aspecten zijn nodig om tot meer uitgewerkte standpunten en inzichten te komen. Aansluitend volgt de annotatie bij de andere onderwerpen die aan de orde zullen komen tijdens deze bijeenkomst van de Europese Raad.

I. Nederland en de Europese samenwerking

I.a Achtergronden van de referendum uitslag

De Europese integratie, net als elk ander politiek proces, behoeft voortdurende democratische legitimatie. De referendumuitspraak van de Nederlandse kiezer -hoge opkomst, overtuigend "tegen"- maakt duidelijk dat de Nederlandse samenleving in meerderheid geen steun verleent aan de stap die met het Grondwettelijk Verdrag zou worden gezet. De referendumuitspraak betekent echter niet dat Nederland tegen de Europese samenwerking is. Duidelijk is dat zeer velen de resultaten daarvan waarderen; veel jongeren beschouwen de verworvenheden daarvan zelfs als vanzelfsprekend. Wel betekent deze uitspraak dat voor die stap wat Nederland betreft het draagvlak ontbreekt. De regering zal dat duidelijk maken aan de partners in de discussie tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad.

Het zal duidelijker moeten worden welke de redenen van het "neen" waren en welke visie Nederland als geheel -samenleving en politiek- heeft op de toekomst van de Unie en de Nederlandse plaats daarin. In het plenaire debat met de Kamer daags na het referendum en in veel publicaties voor en na het referendum zijn aanzetten gegeven voor de analyse van de motivatie van het Nederlandse "neen". De Brede Maatschappelijke Discussie (BMD) zal zich, naar het voorkomt, vooral richten op de toekomst van de (Nederlandse rol in de) Europese samenwerking, en dus minder op hetgeen achter ons ligt, waaronder de achtergronden van de referendumuitslag, maar deze en andere aspecten van de overwegingen die tot deze uitslag leidden, komen er mogelijk aan de orde. In haar verklaringen en in het debat met de Kamer heeft de regering over die achtergronden een aantal aspecten genoemd die samenhangen met het gevoel van verlies van soevereiniteit ("te ver"), het tempo van het integratieproces (te snel"),
de financiële bijdrage van Nederland ("te duur") en de stroom van regelgeving ("te bemoeizuchtig").

Rode lijn in deze elementen is de waarneming dat veel Nederlandse burgers zich onvoldoende betrokken voelen bij de beslissingen aangaande de Europese samenwerking. Zij hebben het gevoel - en hebben er bezwaar tegen - hun eigen identiteit als Nederlander te moeten opgeven ten behoeve van anderen of een groter geheel, en in steeds mindere mate hun eigen toekomst vorm te kunnen geven. Veel burgers lijken bovendien het gevoel te hebben dat de naleving van regels en afspraken in Europa onvoldoende is verzekerd. Daardoor komt hun rechtsgevoel en hun vertrouwen in de Unie als rechtsgemeenschap onder druk te staan. Dit doet er overigens niet aan af dat veel burgers zich terdege bewust zijn van de positieve resultaten die de Europese integratie de Nederlandse samenleving in een halve eeuw heeft opgeleverd en derhalve op zowel rationele als emotionele gronden Europese samenwerking steunen.

I.b Noodzaak van verandering: geen "business as usual"

De Europese Unie bepaalt in hoge mate de voorwaarden waaronder de Europese burger werkt, toegang krijgt tot producten afkomstig uit andere landen van de Europese Unie, vrij kan reizen binnen het grondgebied van de Europese Unie, geld kan opnemen binnen de euro-zone en dat alles zonder al te veel ongemakken en sneller dan enkele decennia geleden nog denkbaar was.

De uitslag van het referendum betekent dat thans het draagvlak ontbreekt om de grote, nieuwe stap te zetten die de aanvaarding het Grondwettelijk Verdrag zou zijn. Tegelijk moet worden geconstateerd dat zeer breed in de samenleving -en onder alle mensen en organisaties die hebben deelgenomen aan de debatten voorafgaand aan het referendum- de overtuiging bestaat te willen blijven deelnemen aan de Europese samenwerking. Het is ieder duidelijk dat de toekomst van Nederland en die van Europa met elkaar verbonden zijn. Nederland ligt, met zijn open economie, nu eenmaal diep ingebed in de Europese economie. Het kan zich alleen waarmaken door constructief samen te werken en actief deel te nemen aan alle EU-beraadslagingen. Wil Nederland zaken voor elkaar krijgen, dan zal het zich als betrouwbare en berekenbare partner moeten opstellen.

Concreet betekent dit dat Nederland natuurlijk zijn rol blijft spelen in de beleid- en besluitvorming, maar dat het voorlopig geen "business as usual" kan zijn. Nederland zal zijn positie scherper moeten verwoorden en zijn belangen nadrukkelijker moeten behartigen. Daarbij zal het vraagstukken meer benaderen vanuit het perspectief van de belangen en overtuigingen van de burger. De regering zal trachten in de dialoog met het parlement dat perspectief zo duidelijk mogelijk te krijgen. Zeker zal Nederland open blijven staan voor gemeenschappelijke oplossingen, maar besluiten moeten problemen oplossen waarvan de burger wil dat deze door de Unie worden opgelost, niet meer en niet minder en de regering wil die behoefte van de burger zeer serieus nemen.

De bestaande verdragen bieden hiervoor ruimte en houvast. De regering zal daarvan gebruik maken. Dat impliceert de bereidheid ten volle gebruik te maken van onze rechten, inclusief het veto-recht, waar dat in het Nederlandse belang is. Tegelijk zal Nederland zich niet onttrekken aan de verplichtingen die uit de bestaande verdragen en het acquis communautaire voortvloeien. Nederland zal een betrouwbare partner blijven. Dat laat uiteraard onverlet dat het bestaande acquis in de toekomst kan worden bijgesteld en veranderd.

I.c Eerste discussie: Inbreng in Europese Raad

Tijdens deze Europese Raad zal van Nederlandse kant niet alleen in abstracte termen worden gesproken over de gevolgen van het referendum. Partners zullen van Nederland vragen welke toekomst Nederland ziet voor de Unie, welke richting het integratieproces op moet gaan.

Zoals reeds op 2 juni in Uw Kamer door de Minister-President is gesteld, zal Nederland in de Europese Raad de boodschap brengen dat het Nederlandse Parlement het verdrag na deze uitslag niet zal goedkeuren en dat de goedkeuringswet op aandringen van het Parlement en op basis van de uitslag van het referendum is ingetrokken.

De regering meent dat daarbij aan de partners duidelijk gezegd moet worden dat Nederland geen afstand neemt van de Europese samenwerking waarvoor het kader en de basis zijn gelegd in de bestaande verdragen, maar tegelijk zal door de regering worden uitgedragen dat de uitwerking van deze samenwerking te ver van de burger is komen te staan. Leidraad in de opstelling van de Nederlandse regering zal daarom zijn: de Unie moet dichter bij de mensen komen.

Meer dan ooit geldt nu, na het referendum, dat gewerkt moet worden aan het draagvlak in de samenleving voor Europese samenwerking. Intensief contact en communicatie zullen eraan moeten bijdragen dat Nederland overtuigend en effectief op alle terreinen blijft meespreken.

Uit de uitslag van het referendum is naar voren gekomen dat naar de mening van veel Nederlandse burgers de uitbreiding van de Unie gedurende het afgelopen decennium te snel is verlopen. De regering meent daarom dat gemaakte afspraken en gedane beloftes met betrekking tot uitbreiding van de Unie moeten worden gehonoreerd, maar dat een verdere uitbreiding van de Europese Unie voorlopig niet aan de orde is. Nederland zal zich bovendien kritisch opstellen wanneer het gaat om een beoordeling van de vraag of voor wat betreft toetreders in de wachtkamer aan alle criteria is voldaan -te weten de politieke en economische criteria, het vermogen van de kandidaat de lidmaatschapsverplichtingen aan te gaan en het vermogen van de Unie de toetreding te verwerken.

Dat is evenwel niet voldoende. De regering meent dat voorts moet worden gewerkt aan het verstevigen en verbeteren van de bestaande Europese samenwerking; het vertrouwen dat de Unie er voor hen is, niet andersom, moet bij de burger worden hersteld, om te beginnen door die beslissingen te nemen die hij van Europa verwacht.

De regering lijkt het aannemelijk, ofschoon op dit moment in slechts twee landen de burgers het Grondwettelijk Verdrag hebben afgewezen, dat in meer landen van de Unie burgers wensen dat de Europese samenwerking meer van hen en minder van "de politiek" wordt. Ook elders willen burgers dat Europa dichter bij hen komt te staan en directer beantwoordt aan hun behoeften. De regering meent dat de identificatie van die behoeften en het verkleinen van die afstand nu een gezamenlijke doelstelling van alle Lidstaten (regeringen en parlementen) en de Commissie moet zijn. In Nederland betekent dat ook: samen met het Parlement werken aan intensievere gedachtevorming over Europees beleid.

Dicht bij de mensen blijven betekent in de ogen van de regering niet: "pas op de plaats" of stilstand. De Unie blijft nodig om problemen aan te pakken die voor Nederland alleen te veelomvattend zijn. De Unie moet blijven werken aan de problemen die de burger raken en die alleen, op nationaal niveau, niet op te lossen zijn. Dat zijn, bovenal, problemen die raken aan werkgelegenheid, veiligheid en eerlijke verhoudingen binnen en buiten Europa.

Vergroting van de concurrentiekracht, gericht op groei en werkgelegenheid, is noodzakelijk en vergt een doelgerichte Europese aanpak. Structurele hervormingen zijn essentieel om de toenemende concurrentie op mondiaal niveau succesvol aan te kunnen gaan, met behoud van de verworvenheden van ons Europese sociale model. Evenzeer moet de Unie verder werken aan het gezamenlijke antwoord op zaken die de veiligheid van de burger en de samenleving bedreigen, zoals grensoverschrijdende criminaliteit, illegale migratie en terrorisme. En ook moet Europa, naar het oordeel van de regering, blijven werken aan een rechtvaardigere en stabielere internationale samenleving.

I.d Nederlandse opstelling in de komende periode

In concreto betekent dit dat in de komende periode Nederland voor een aantal belangrijke opgaven wordt geplaatst. Het moet onder meer de vrees wegnemen, die bij sommigen is gebleken tijdens de referendum campagne, voor de opkomst van een Europese superstaat. Het moet voorts beklemtonen dat Nederland zelf blijft beslissen over een aantal onderwerpen die door de Nederlandse burger als bepalend worden beschouwd voor de eigen toekomst en daarmee samenhangende zekerheden. Het betreft hier de inrichting van het sociale zekerheidsstelsel, de gezondheidszorg, de opzet en de uitvoering van de directe belastingen, het vaststellen van het cultuur- en sportbeleid. Al deze en vele andere aangelegenheden blijven tot de bevoegdheden van de nationale lidstaat behoren. Maar in zoverre Nederland met alle andere lidstaten van mening is dat bepaalde harmonisatiemaatregelen dienstig zijn en tot een verbetering van bestaande stelsels kunnen leiden, zal Nederland in Europees verband meewerken aan gemeenschappelijke oplossingen.

Het betekent voorts dat tijdens de komende Europese Raad, waar uitgebreid zal worden gesproken over de meerjarenbegroting (Financiële Perspectieven (2007-2013), Nederland zal duidelijk maken dat bereidheid blijft bestaan om constructief mee te werken aan de vaststelling hiervan, maar dat daarbij wel geldt dat de Nederlandse netto betalingspositie grondig en duurzaam verbeterd moet worden. De Unie zal daarna bij de uitvoering van haar kerntaken eraan moeten werken meer inzicht en begrip te wekken voor de doelen die worden nagestreefd en de middelen die deze vereisen. Alleen dan kan naar de burger worden duidelijk gemaakt dat de Unie, net als elk ander samenwerkingsverband, het niet kan stellen zonder een solide en verantwoord financieel fundament en dat Nederland daaraan ook wil bijdragen. Het betekent ook dat Nederland zal duidelijk maken dat de Nederlandse invloed op het besluitvormingsproces waar nodig volledig zal worden aangewend.

Bij dit alles blijft het noodzakelijk om het begrip subsidiariteit, dat in de bestaande Verdragen ook al is verankerd, meer en concreet toe te passen. Verbetering, vereenvoudiging en vermindering van regels dragen er toe bij dat de Unie begrijpelijker en inzichtelijker wordt voor de burger. In de uitslag van het referendum ziet de regering een duidelijke opdracht om hieraan in de komende jaren met nog meer energie te werken. In lijn hiermee ligt de toezegging in de Europese Raad te bepleiten te komen tot de organisatie van een conferentie over het thema subsidiariteit.

Als algemene leidraad zal blijven gelden dat in onze contacten met onze partners duidelijk wordt gemaakt dat afwijzing van het grondwettelijk verdrag geenszins betekent dat Nederland met de rug naar de Europese toekomst gaat staan. Nederland blijft voorstander van constructieve samenwerking in Europees verband waarbinnen de Nederlandse identiteit gewaarborgd blijft.

Tenslotte wordt nogmaals onderstreept dat gewerkt moet worden aan de verbetering van de communicatie over Europese samenwerking. Het is van wezenlijk belang burgers voortdurend en goed te informeren over voortgang en voornemens op Europees vlak; en even belangrijk is het dat de regering -en de politiek in bredere zin- voortdurend open staat voor de vragen en opvattingen die in de samenleving opkomen aangaande de Europese samenwerking.

II. Overige onderwerpen op de agenda van de Europese Raad

Financiële Perspectieven

Het Luxemburgs voorzitterschap streeft ernaar om tijdens de komende Europese Raad een akkoord te bereiken over de Financiële Perspectieven. Ter voorbereiding van de Europese Raad is dit onderwerp besproken door de ministers van Buitenlandse Zaken tijdens een ministerieel 'conclaaf' op zondag 12 juni. Tijdens dit 'conclaaf' is gebleken dat er op de belangrijkste punten nog steeds geen consensus is. Nederland is bereid mee te werken aan een akkoord, maar dit moet dan wel het juiste akkoord zijn.

Bij de besprekingen in het ministerieel 'conclaaf' op 12 juni lag de vierde versie van de 'negotiating box' van het Luxemburgs Voorzitterschap voor. Dit document gaat U op vertrouwelijke basis toe. Op basis van de uitkomst van het 'conclaaf' zal een vijfde versie van de 'negotiating box' worden gemaakt voor de Europese Raad. Deze vijfde versie is op het moment nog niet beschikbaar.

Uitgaven
De vierde versie van de 'negotiating box' behelst een totaal uitgavenkader voor de Financiële Perspectieven van ongeveer 1,09% van het Bruto Nationaal Inkomen van de EU (EUBNI), oftewel ongeveer 900 miljard euro in vastleggingen (inclusief het Europees Ontwikkelings Fonds en solidariteitsfonds). Daarbij zou een bedrag van 305 miljard euro naar het cohesiebeleid gaan. Voor het landbouwbeleid wordt voorgesteld om de plafonds van Brussel voor het markt- en inkomensbeleid te verhogen met 2 miljard voor Roemenie en Bulgarije. Dit betekent dat 6 miljard aan landbouwuitgaven voor deze twee landen onder het plafond zouden worden gebracht. Voor de Lissabon uitgaven wordt een jaarlijkse reeele groei van 8% voorgesteld hetgeen neerkomt op een uitgavenkader van 74 miljard voor de periode 2007-2013. Op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken stelt het Voorzitterschap voor om 7,5 miljard beschikbaar te stellen (jaarlijkse reeele groei van 18%). Tot slot wil het Voorzitterschap een bedrag van 51 miljard uittrekken voor het extern beleid. Indien zou worden besloten tot budgettisering van het Europees Ontwikkelings Fonds dan zou dit bedrag worden opgehoogd met 21 miljard.

Inkomsten
Bij de Eigen Middelen wordt voorgesteld om de VK-compensatie te bevriezen en vervolgens geleidelijk te reduceren. Het niveau waarop de VK-compensatie zou moeten worden bevroren is het gemiddelde niveau over de periode 1997-2003. Dit zou het vertrek punt voor de VK-compensatie in 2007 moeten zijn. Vanaf 2008 zou er vervolgens sprake moeten zijn van genoemde geleidelijke reductie. Er wordt geen einddatum genoemd waarop de VK-compensatie in z'n geheel zou moeten zijn uitgefaseerd. Voor de excessieve netto-betalers Zweden, Duitsland en Nederland wordt een tijdelijke korting op hun BTW-afdrachten voorgesteld. Er wordt niet aangegeven hoe deze korting wordt ingevuld.

Posities van lidstaten
Lidstaten verschillen met name van mening over de hoogte van het totale uitgavenkader, de focus van het cohesiebeleid en de bijbehorende enveloppe, en de Eigen Middelen.

Tijdens het Conclave werd door veel lidstaten het belang van een snel akkoord benadrukt maar men was niet bereid hun vaak tegenstrijdige posities op te geven. De discussie draaide vooral om het cohesiebeleid en de Eigen Middelen, en in mindere mate om landbouw (het GLB-plafond). Een aantal lidstaten noemden delen van het voorstel in de vierde 'box' onacceptabel. De zes 1% landen vonden het budget (1,06% EU BNI) nog steeds te hoog. De zuidelijke lidstaten waren van mening dat het budget voor cohesiebeleid (0,37% EUBNI) te laag was. Het Verenigd Koninkrijk benadrukte dat een compromis over de 'VK-rebate' alleen mogelijk was als er een herziening zou komen van de grootste uitgavenposten van de Unie (cohesiesteun voor arme regio's in rijke lidstaten en met name landbouw). Daarentegen benadrukte Frankrijk dat aantasting van het GLB-plafond onacceptabel was en dat de 'VK-rebate zo snel mogelijk moet worden uitgefaseerd. Nederland eiste een oplossing voor de excessieve betalingpositie. De Commissie hekelde het gebrek aan ambitie in categorie 1a (lissabon-strategie) en categorie 4 (extern beleid), maar leek te kunnen leven met het voorstel voor de Eigen Middelen in de vierde 'box'.

Positie van Nederland
Wat Nederland betreft kan er meer bespaard worden op het Commissievoorstel dan totnogtoe het geval is in de vierde 'negotiating box'. Met name de enveloppe voor cohesiebeleid is nog te hoog. Terwijl er op andere terreinen door het Voorzitterschap serieuze besparingen worden voorgesteld blijkt het Cohesiebeleid slechts met 9% ten opzichte van het Commissievoorstel omlaag te gaan. De voorgestelde tijdelijke korting op de BTW-afdrachten is als oplossing voor het Nederlandse netto-positie niet voldoende. Nederland wil in een substantiele verbetering zijn van zijn absolute en relatieve netto-postie. Dit zou bereikt moeten worden via een algemeen en permanente correctie aan de inkomsten (Eigen Middelen) kant.

Geïntegreerde richtsnoeren voor groei en banen
De Europese Raad zal de geïntegreerde richtsnoeren voor de Lissabon-strategie goedkeuren. Deze richtsnoeren zijn de afgelopen weken besproken in alle relevante Raadsformaties. Er wordt geen inhoudelijk debat in de Europese Raad verwacht. De geïntegreerde richtsnoeren dienen als raamwerk voor de nationale hervormingsplannen die de lidstaten voor 15 oktober moeten opstellen ter verbetering van de uitvoering van de Lissabon-strategie in de lidstaten zelf. Na de politieke goedkeuring door de Europese Raad zullen de geïntegreerde richtsnoeren formeel vastgesteld worden door de Ecofinraad en de Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenaangelegenheden.

Duurzame ontwikkeling
De Europese Raad zal een "Verklaring inzake de richtsnoeren voor duurzame ontwikkeling" aannemen (zie annex bij de bijgevoegde ontwerp-conclusies van de Europese Raad). Deze verklaring bevat de doelstellingen en principes die de EU wil toepassen bij het nastreven van de doelstelling van duurzame ontwikkeling uit het EG-verdrag. Ze heeft tevens tot doel richting te geven aan de herziening van de Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling in de tweede helft van 2005. Nederland verwelkomt de verklaring, die een aantal beginselen bevat die richtinggevend moeten zijn voor het gehele beleid van de EU. Nederland hecht vooral belang aan een herziening van de Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling die deze beginselen integreert en daarbij actiegericht is met concrete doelstellingen, tijdpaden en indicatoren. De herziene strategie moet de samenhang bevorderen tussen de drie pijlers van duurzame ontwikkeling, tussen het interne en het externe beleid van de EU en tussen de verschillende strategische processen zoals deze strategie, de Lissabonstrategie en het Cardiff-proces van integratie van milieu in sectoraal beleid.

Haags Programma
Het actieplan voor de tenuitvoerlegging van het Haags Programma voor vrijheid, veiligheid en recht ligt ter kennisname aan de Europese Raad voor, nadat de JBZ-Raad van 2 en 3 juni hierover tot overeenstemming kwam. Het actieplan is gebaseerd op de Mededeling daarover van de Commissie van 10 mei jl. en is, zoals voorzien door de Europese Raad van 5 november 2004, bedoeld om de doelstellingen van het Haags Programma nader uit te werken in actiepunten voor de komende vijf jaar. Het actieplan dient gelezen te worden in samenhang met andere documenten zoals - bijvoorbeeld - het EU actieplan drugs en de JBZ-voorstellen in het kader van de Financiële Perspectieven. Het somt de voornaamste actiepunten op en stelt daar deadlines voor vast. De Commissie zal regelmatig over de voortgang ervan rapporteren in een zogenaamd "scoreboard". Het actieplan is na de bereikte overeenstemming in de JBZ-Raad van 2 en 3 juni jl. een gezamenlijk document van de Raad en de Commissie geworden.

Nederland kan zich vinden in het actieplan, waarin het Haags Programma op correcte wijze is omgezet in actiepunten met deadlines. Voor de uitvoering ervan is het belangrijk dat wetgevingsvoorstellen in balans blijven met het -in het Haags programma vastgelegde- accent op meer praktische samenwerking en deugdelijke implementatie van bestaande regels.

Terrorisme
Aan de Europese Raad zal een rapport voorliggen over de voortgang van het EU-actieplan voor terreurbestrijding van 26 maart 2004. In de conclusies van de Europese Raad van 17 december 2004 zijn onder Nederlands Voorzitterschap een aantal prioriteiten gesteld die door het Luxemburgs en het Brits Voorzitterschap ter hand worden genomen. Deze betreffen vooral het tegengaan van radicalisering en rekrutering, informatie-uitwisseling en rechtshandhaving, financiering van terrorisme, civiele bescherming en externe betrekkingen.

Resultaten zijn onder meer een eerste opzet voor een strategie om radicalisering en rekrutering tegen te gaan, de afronding van de derde richtlijn witwassen en van de wederzijdse evaluaties van nationale anti-terreurstructuren, en een besluit om directe toegang tot elkaars strafregisters te regelen. Nederland blijft inzetten op een zo strak mogelijke uitvoering van het actieplan en bijbehorende deadlines en vertrouwt erop dat het Brits Voorzitterschap zich daartoe ook zal inzetten. Dit betekent onder meer: een strategie om radicalisering en rekrutering tegen te gaan, een Europees Bewijsverkrijgingsbevel en een kaderbesluit/ richtlijn voor dataretentie, formulering van een uitgewerkt voorstel voor de uitwisseling van informatie tussen justitie -en politiediensten op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie, verdere stappen om financiering van terrorisme via liefdadigheidsinstellingen tegen te gaan, en versterkte samenwerking met prioritaire derde landen.

Externe betrekkingen: China, VN top, MOVP, Kosovo
De Europese Raad zal op het vlak van de externe betrekkingen Conclusies aanvaarden waarin de stand van zaken wordt opgemaakt met betrekking tot de implementatie van de Europese Veiligheidsstrategie. Met het oog op de VN-Top 2005 zal de Europese Raad het belang van effectief multilateralisme onderstrepen, met in het centrum een sterke VN. De voorlopige versie van de ontwerp-slotverklaring voor de Top komt in veel opzichten tegemoet aan de Europese wensen voor een sterkere VN op het gebied van ontwikkeling, veiligheid en mensenrechten. Nederland is van mening dat de Europese Raad deze ontwerp-verklaring moet verwelkomen. De Europese Raad zal tevens het voornemen bevestigen om te werken aan een strategisch partnerschap met China en hierbij in het bijzonder het belang van de EU-China Mensenrechtendialoog benadrukken. De RAZEB zal worden uitgenodigd de werkzaamheden voort te zetten m.b.t. de afronding van de Gedragscode betreffende Wapenuitvoer en de zgn. Toolbox. Voorts zal de Europese Raad een drietal separate verklaringen aanvaarden over Kosovo, het Midden-Oosten vredesproces en Libanon. Voor wat betreft Kosovo zal worden ingegaan op de beoogde versterkte EU-rol in Kosovo (bij de bevordering van hervormingen, economische ontwikkeling) en op de EU-deelname aan de voorziene onderhandelingen over de status van Kosovo later dit jaar (mits de evaluatie van de implementatie van de VN-standaarden deze zomer positief uitvalt). In de tekst over het Midden-Oosten zal de voorziene Israëlische terugtrekking uit de Gaza-strook centraal staan, waarbij de EU een actieve, ondersteunende rol wil spelen. Een succesvolle terugtrekking moet uiteindelijk leiden tot een volledige implementatie van de Roadmap door beide partijen. In de verklaring over Libanon zal worden ingegaan op de verkiezingen in dit land, waarvoor de laatste ronde op 19 juni zal plaatsvinden.


---- --