Contactpersoon
-
Datum
16 juni 2005
Ons kenmerk
DGP/MDV/u.05.01551
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Managementaanbesteding GVB-vervoer
Geachte voorzitter,
Conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg met de vaste
Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat op 9 juni 2005 zend ik u
onderstaand een nadere toelichting op de mogelijkheden en onmogelijkheden
van managementaanbesteding bij de vier grote GVB'en.
Managementaanbesteding
In deze brief geef ik, gezien de in het AO aangegeven urgentie, een globale
toelichting op het concept managementaanbesteding bij de GVB-en. Dit doe ik
op basis van een interne, juridische verkenning, van een verkenning van de
visie van de betrokken decentrale overheden en van de eerste resultaten van
de wetsevaluatie Wp2000. Deze inventarisatie leert dat er een aantal
varianten zijn te onderscheiden, die ik kort zal beschrijven, met daarbij
enig commentaar in hoeverre deze varianten passen in de filosofie van de
wet. Het is uitdrukkelijk geen uitputtende lijst.
Een veelgemaakte associatie bij het begrip managementaanbesteding is het
aanbesteden van het management van een GVB door de eigenaar van het
bedrijf, de gemeente, als een soort interim-manager. Op de lange termijn is
dit géén oplossing aangezien dit niet past in de systematiek van het
aanbesteden van concessies. Daarin moet immers de exploitatie van het
openbaar vervoer worden aanbesteed, en niet het management van een
onderneming. Ook past deze vorm niet in de bestuurlijke verhoudingen. De
concessieverlener (de WGR-plusregio) is namelijk een andere partij dan de
eigenaar van het GVB (de gemeente), die over het management gaat.
Deze vorm van managementaanbesteding kan wel plaatsvinden op weg naar het
bereiken van marktconformiteit in de periode vóórdat de concessie per
respectievelijk 1 januari 2009 en 1 januari 2017 is aanbesteed. Dit wordt
door de gemeenten echter niet overwogen. In de praktijk worden managers wel
steeds vaker gecontracteerd voor bijvoorbeeld een periode van 4 jaar. Dit
loopt echter niet via aanbesteding, maar op basis van vertrouwen.
Er zijn ook varianten van managementaanbesteding denkbaar die uitgaan van
aanbesteding van de concessie, en dus wél passen binnen de filosofie van de
Wp2000. Onderstaand zijn er enkele voorbeelden geschetst.
In één variant maakt de winnende vervoerder gebruik van de bestaande activa
(zoals infrastructuur en materieel), die - na afsplitsing van het GVB - in
handen van de gemeente zijn. Dit kan worden vormgegeven door bijvoorbeeld
tijdelijk economisch eigendom of huur van de activa. In alle gevallen gaan
de productiemiddelen na afloop van de concessie weer terug naar de
overheid, die het vervolgens weer ter beschikking stelt aan een nieuwe
vervoerder. Voor het personeel werkt vooralsnog de personeelsparagraaf van
de Wp2000, zodat het personeel verplicht mee overgaat. In principe kan ook
gekozen worden voor een "uitleenconstructie" zoals bij de activa. Het
verzelfstandigde exploitatiebedrijf van het GVB dat over is gebleven na
scheiding van activa en exploitatie kan zelf meedingen naar de concessie.
In de praktijk neigen de overheden naar deze variant. Stadsgewest
Haaglanden heeft dit zelfs al contractueel met de vervoerder uitgewerkt.
Ook in de regio Amsterdam is er voorkeur voor deze manier van aanbesteden.
Tevens werd tijdens de hoorzitting op 28 april 2005 door de GVB-
vertegenwoordiging aangegeven dat dit een uitwerking is die waarschijnlijk
veelal gekozen wordt.
In een andere variant krijgt de vervoerder die de concessie wint vervolgens
contractueel en middels concessievoorschriften het recht én de plicht om
voor de uitvoering van de concessie gebruik te maken van het bestaande,
verzelfstandigde GVB. De bestaande activa blijven in handen van en het
zittende personeel blijft in dienst van het GVB. Het GVB dingt dus zelf
niet mee. Een verdergaande mogelijke variant is er één waarbij naast de
concessie tevens tijdelijk de vennootschapsrechtelijke zeggenschap ten
aanzien van het GVB wordt aanbesteed. Hierbij is het verzelfstandigde GVB
zelf mede onderwerp van de aanbesteding.
Conclusie
Managementaanbesteding is, zoals hierboven geschetst een mogelijke
invulling van aanbesteding van concessies. Dit staat los van een beslissing
over de meer principiële vraag of de aanbesteding van concessies verplicht
moet zijn of niet. Het kabinet kiest, zoals aangegeven in het
kabinetsstandpunt, voor de verplichting tot aanbesteding. Vervolgens is de
uiteindelijke keuze tussen aanbestedingsvormen (i.c. de invulling) een
verantwoordelijkheid van de concessieverlenende overheid. Binnen de
uitgangspunten van de Wp2000 is een aanbesteding van het management van het
bedrijf door de eigenaar van het bedrijf, zoals gezegd, géén oplossing als
eindbeeld.
Ik wil benadrukken dat de kennis over en ervaring met de (on)mogelijkheden
van managementaanbestedingen in het openbaar vervoer in Nederland nog
beperkt is. Mede daarom vindt - zoals vastgelegd in de vervoerconcessie
voor het hoofdrailnet aan NS - onderzoek plaats naar de mogelijke vormen
van managementaanbesteding en de praktische toepasbaarheid daarvan voor de
NS. Vanwege de grote verschillen tussen NS en de GVB'en qua bestuurlijke en
juridische verhoudingen, kunnen de (on)mogelijkheden van
managementaanbesteding bij GVB'en niet direct vertaald worden naar de
(on)mogelijkheden van managementaanbesteding bij NS. De resultaten van dit
onderzoek zullen in 2006 zijn afgerond.
Terugblik AO 9 juni
Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om kort terug te blikken op
het Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat
op 9 juni 2005 en twee punten nader toe te lichten: maatwerk en personeel.
Uit het overleg concludeer ik dat er grote mate van overeenstemming was
over de noodzaak tot verzelfstandiging van de GVB'en. Nogmaals benadruk ik
hierbij dat de verzelfstandiging gerelateerd is aan de
aanbestedingsverplichting: de verzelfstandiging dient per 1 januari 2007
gerealiseerd te zijn als eerste stap om een onafhankelijke
concessieverlening van - in eerste instantie - het busvervoer per 1 januari
2009, mogelijk te maken.
Diverse partijen gaven aan dat zij maatwerk mogelijk wilden maken zodat er
ruimte is om het vervoer in Amsterdam integraal aan te besteden per 2012.
Aanvullend aan het debat tijdens het AO wil ik u hierbij aangeven dat,
ondanks mijn overtuiging dat integratie ook op andere wijze kan geschieden,
ik het uiteraard toejuich als het railvervoer eerder dan in 2017 wordt
aanbesteed. Ik sta dan ook sympathiek tegenover het voorstel van onder
andere het lid Mastwijk en wil 3 jaar extra de tijd geven voor het
busvervoer onder de nadrukkelijke garantie dat ook daadwerkelijk het hele
pakket, dus bus-, tram- en metrovervoer, per 1 januari 2012 is aanbesteed.
Om die zekerheid te verkrijgen stel ik als voorwaarden dat in 2007 het GVB
door de gemeente Amsterdam verzelfstandigd is en dat het ROA in 2007 al die
onomkeerbare besluiten neemt die nodig zijn voor een aanbesteding van alle
modaliteiten per
1 januari 2012. Een aanvullende voorwaarde is dat, totdat de aanbesteding
een feit is, wordt meegewerkt aan de benchmark om de marktconformiteit te
verbeteren.
Indien andere overheden ook van deze optie, integraal aanbesteden in 2012,
gebruik willen maken, kan dat natuurlijk.
In het debat kwam ook de personeelsparagraaf aan de orde. Hierbij bevestig
ik mijn toezegging om de suggestie van het lid Dijksma, om vakbonden en
werkgevers om advies te vragen inzake het indirecte personeel, op te
volgen. Door het lid Mastwijk is tijdens het AO de vraag gesteld of het
vervallen van de personeelsparagraaf kan worden uitgesteld. Ik heb deze
vraag tijdens het debat niet meer kunnen
beantwoorden, maar ik kan mij deze vraag voorstellen in het licht van het
uitstel voor de GVB'en. Ik zal in het kader van de wetsevaluatie, waarbij
de personeelsparagraaf nadrukkelijk de aandacht krijgt, hierover
voorstellen doen.
Tevens bevestig ik hierbij mijn toezegging om, na verzoek van het lid Slob,
inzicht te bieden in de mate van verschraling van het OV in de landelijke
gebieden en in de oorzaken daarvan. Zoals tijdens het AO aangegeven zal ik
u in oktober 2005 daarover berichten.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat