PERSCOMMUNIQUE nr. 59/05
16 juni 2005
Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-105/03
Maria Pupino
HET HOF FORMULEERT HET BEGINSEL DAT HET NATIONALE RECHT IN
OVEREENSTEMMING MET HET GEMEENSCHAPSRECHT MOET WORDEN
UITGELEGD IN HET KADER VAN DE JUSTITËLE EN POLITIËLE
SAMENWERKING
Binnen de grenzen van het nationale recht moet de nationale rechter kinderen die het
slachtoffer zeggen te zijn van mishandeling, kunnen toestaan hun getuigenverklaring af te
leggen onder passende beschermende voorwaarden.
In Italië bestaat de strafrechtelijke procedure uit twee afzonderlijke fasen : de fase van het
gerechtelijk vooronderzoek, die ertoe dient het bewijsmateriaal op te sporen en te verzamelen
op basis waarvan wordt besloten al dan niet van verdere vervolging af te zien, en de
contradictoire fase van het onderzoek ter terechtzitting, waarin de bewijsvoering plaatsvindt.
Het bewijs mag vervroegd worden geleverd tijdens het voorgerechtelijk onderzoek in geval
van seksuele misdrijven waar het slachtoffer jonger dan zestien jaar is. De tijdens deze fase
afgelegde verklaring hoeft dan niet ter openbare terechtzitting worden herhaald om volledige
bewijskracht te krijgen. Deze uitzondering is gecreëerd om de waardigheid, de eerbaarheid en
de persoonlijkheid van de getuige te beschermen, wanneer het slachtoffer minderjarig is.
In het kader van een strafprocedure, die zich in het stadium van het voorgerechtelijk
onderzoek bevindt, wordt een kleuterleidster ervan verdacht, herhaaldelijk misbruik van
disciplinaire maatregelen te hebben gemaakt jegens sommige van haar leerlingen die ten tijde
van de feiten jonger dan vijf jaar waren. Zij zou hen onder meer regelmatig hebben geslagen,
jegens hen het dreigement hebben geuit dat zij hun kalmerende middelen zou toedienen en
hun een pleister op de mond zou plakken, en hen hebben belet gebruik te maken van het
toilet.
Het Openbaar Ministerie heeft de met het vooronderzoek belaste rechter verzocht om acht
kinderen die getuige en slachtoffer zijn, hun verklaring te laten afleggen vóór het onderzoek
ter terechtzitting, binnen een gespecialiseerde instelling en op een wijze waardoor hun
waardigheid, hun privéleven en hun gemoedsrust worden beschermd. De bewijslevering zou
niet kunnen wachten tot de terechtzitting wegens de uiterst jonge leeftijd van de getuigen, de
onvermijdelijke verandering in hun psychische gesteldheid en een mogelijk proces van
verdringing. Volgens de verdachte viel dit verzoek buiten de gevallen bedoeld in het
Italiaanse Wetboek van Strafvordering.
De Italiaanse rechter bij wie de strafzaak aanhangig is, heeft het Hof van de Europese
Gemeenschappen de vraag gesteld of, gelet op het kaderbesluit van de Raad inzake de status
van het slachtoffer in de strafprocedure1, een nationale rechter de mogelijkheid moet hebben
om jonge kinderen die het slachtoffer zeggen te zijn van mishandeling, toe te staan hun
getuigenverklaring af te leggen onder voorwaarden die hun een passende bescherming
garanderen, buiten de openbare terechtzitting om en alvorens deze plaatsvindt.
Het Hof herinnert er om te beginnen aan, dat het kaderbesluit is vastgesteld op basis van de
bepalingen van het EU-Verdrag inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Het
Hof is bevoegd een prejudiciële uitspraak over deze bepalingen te doen, voorzover de
betrokken lidstaat die bevoegdheid van het Hof in een verklaring heeft aanvaard. Italië heeft
een dergelijke verklaring afgelegd.
Het Hof onderstreept dat de Italiaanse rechter bij de toepassing van zijn nationale recht
verplicht is, dit recht zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het
doel van het kaderbesluit, teneinde het daarmee beoogde resultaat te bereiken.
Het Hof merkt op dat overeenkomstig het kaderbesluit de lidstaten aan het slachtoffer de
mogelijkheid moeten waarborgen om tijdens de strafprocedure gehoord te worden en de
nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat het slachtoffer slechts voorzover
noodzakelijk wordt ondervraagd. De lidstaten dienen te waarborgen, dat het slachtoffer
tijdens de procedure met het gepaste respect voor zijn persoonlijke waardigheid wordt
bejegend en dat bijzonder kwetsbare slachtoffers een specifieke behandeling kunnen krijgen
die zo goed mogelijk aan hun situatie beantwoordt. De lidstaten moeten er tevens voor
zorgen, dat wanneer slachtoffers beschermd moeten worden tegen de gevolgen van hun
verklaringen ter terechtzitting, zij hun verklaringen kunnen afleggen onder omstandigheden
waaronder dat doel bereikt kan worden.
Het kaderbesluit geeft geen definitie van het begrip kwetsbaarheid. Kinderen van jonge
leeftijd die zeggen te zijn mishandeld, kunnen echter als kwetsbaar worden aangemerkt,
teneinde hun een specifieke bescherming te bieden.
Het Hof preciseert dat de omstandigheden waaronder verklaringen kunnen worden afgelegd,
verenigbaar moeten zijn met de grondbeginselen van het recht van de betrokken lidstaat.
De Unie eerbiedigt eveneens de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden2
en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien,
als algemene rechtsbeginselen. Het kaderbesluit moet derhalve aldus worden uitgelegd dat het
deze grondrechten eerbiedigt, waaronder met name het recht op een eerlijk proces.
1 Kaderbesluit 2001/220/JAI van 15 maart 2001, PB L 82, blz 1.
2 Ondertekend op 4 november 1950 te Rome.
Het Hof verklaart dat de nationale rechter de mogelijkheid moet hebben om jonge kinderen
die het slachtoffer zeggen te zijn van mishandeling, toe te staan hun getuigenverklaring af te
leggen onder voorwaarden die hun een passende bescherming garanderen, bijvoorbeeld buiten
de openbare terechtzitting om en alvorens deze plaatsvindt.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
Beschikbare talen: DE, EL, EN, ES, FR, IT, HU, NL, PL, PT
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina
van het Hof
http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl
vanaf ongeveer 12.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught.
Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656
European Union