Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag IBE/I-2588978
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief ICT in de zorg 1 Implementatieplan EMD/WDH

Inleiding

Het plan van aanpak `Van elektronisch medicatiedossier naar elektronisch patiëntendossier' heb ik 2 maart 2005 aangeboden (TK, 2004-2005, 27 529 nr.7). In 2006 gaat de landelijke infrastructuur voor informatie-uitwisseling in de zorgsector van start met de invoering van het elektronisch medicatiedossier (EMD) en het elektronisch waarneemdossier huisartsen (WDH). Dit zijn de eerste hoofdstukken van een landelijk EPD. Het plan van aanpak kent voor de invoering van het elektronisch patiëntendossier (EPD) verschillende implementatiestappen en ontwikkelfasen. In deze brief informeer ik u daar nader over.

Tijdens het algemeen overleg van 10 maart 2005 over ICT in de zorg heb ik toegezegd te komen met `spoorboekjes' voor de implementatie. Het eerste deel bied ik hierbij aan. Dit spoorboekje is een implementatieplan voor:

- de realisatie van de landelijke infrastructuur en;
- de eerste fase van de invoering van het elektronisch medicatiedossier (EMD) en het waarneemdossier huisartsen (WDH).
Deze brief vat de verschillende programmalijnen uit het implementatieplan kort samen. Zo beschrijft het de activiteiten die nodig zijn voor de realisatie van de landelijke infrastructuur volgens de architectuur van het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ) en het identificerend stelsel. Tevens schetst de brief het traject om de eerste zorgaanbieders
- de zogenaamde koplopers - aan te sluiten. De planning is dat in het eerste kwartaal van 2006 vijf tot tien procent van de ziekenhuizen, apotheken en centrale huisartsenposten het elektronisch medicatiedossier of het elektronisch waarneemdossier huisartsen gaan gebruiken.

Het volgende spoorboekje in oktober 2005 is een vervolg op het huidige implementatieplan. Dat `spoorboek' moet zorgen voor de landelijke dekking van het EMD en WDH - dat het overal wordt ingevoerd - en gaat in op de activiteiten voor de overige `hoofdstukken' op weg naar het elektronisch patiëntendossier. Het accent verschuift dan ook van de realisatie van de landelijke infrastructuur naar de aansluiting en aanpassing van de lokale informatiesystemen bij de zorgaanbieders. Omdat dit een belangrijke stap is, cruciaal voor het welslagen van het project, ga ik over die fase een convenant sluiten met het veld.

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
2
Kenmerk
IBE/I-2588978

Deze brief gaat verder in op het risicomanagement en gaat in op financiering van de implementatie. Ik geef u mijn reactie op een aantal moties (TK, 2004-200505, 27 529 nrs. 8,9,11,12,13) van Uw Kamer uit het debat naar aanleiding van het genoemde algemeen overleg. Over motie nummer 10 van het lid Timmer inzake `netwerk ff contact ;-)' ontvangt u separaat een antwoord.

Mijn brief gaat tot slot in op de overige toegezegde punten gedaan in het algemeen overleg van 10 maart 2005, waaronder: prikkels voor het gebruik van het EMD/WDH via de WTG, het voorstel van TNO over de invoering van het EPD en het advies van het Rathenau Instituut "De nacht schreef rood" uit 1998.

Het implementatieplan EMD en WDH

Het bijgevoegde implementatieplan gaat over de eerste fase van het invoeren van het EMD en het WDH. Het is een co-productie van NICTIZ, het agentschap CIBG en het ministerie van VWS. Het implementatieplan gaat uit van de afzonderlijke deelplannen van de genoemde organisaties. Het plan is afgestemd met de stuurgroep implementatie EMD/WDH1.

Het plan gaat in op de doelstellingen, de verschillende noodzakelijke activiteiten en de bijbehorende planning per programmalijn. Het plan bevat naast vier programmalijnen paragrafen over communicatie, activiteiten gericht op de ICT-leveranciers, verplichtingen en de vertrouwensfunctie. De inhoud van het implementatieplan is kort gezegd:

Programmalijn 1: Het Landelijk Schakelpunt (LSP)
Het Landelijk Schakelpunt is de centrale dienst die de noodzakelijke voorzieningen levert voor het elektronisch uitwisselen van informatie. NICTIZ heeft hiervoor de Europese aanbestedingsprocedure lopen. Daarna begint de bouw van het LSP en vervolgens de testfase. Het LSP moet in januari 2006 operationeel zijn.

Programmalijn 2: Het burgerservicenummer (BSN)
Het burgerservicenummer dat het kabinet op 1 januari 2006 wil invoeren leidt tot een wetgevingstraject voor specifiek gebruik in de zorg. Ook die wetgeving moet 1 januari 2006 tot invoering leiden. Verder bestaat de introductie van het BSN in de zorg uit het testen en realiseren van de Sectorale Berichtenvoorziening in de Zorg (SBV-Z). Die is bedoeld als toegangspoort van de sector tot de centrale BeheerVoorziening BSN. De BV BSN wordt door het ministerie van BZK gerealiseerd. De SBV-Z moet 1 januari 2006 gereed zijn voor gebruik. Daarnaast zijn er activiteiten om de implementatie van het BSN in de zorg bij de koplopers van het EMD en WDH te ondersteunen. Om de introductie van het BSN in de zorg te versnellen wordt daar waar mogelijk aangesloten op ontwikkelingen van het elektronisch declaratieverkeer dat plaatsvindt tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Deze programmalijn bevat verder een intensief communicatie- en voorlichtingstraject voor ICT-leveranciers, BSN-gebruikers (zoals zorgaanbieders en verzekeraars) en patiënten.

1 In de stuurgroep implementatie o.l.v. de Directeur Generaal Gezondheidszorg zitten vertegenwoordigers van NICTIZ, NVZ, IGZ, OMS, NPCF, NHG, ZN, NFU en de KNMP.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
3
Kenmerk
IBE/I-2588978

Programmalijn 3: De Unieke Zorgverleners Identificatie (UZI) Om veilig en betrouwbaar te kunnen communiceren is ook identificatie van de zorgverlener nodig. Een komt een elektronische identiteit voor zorgaanbieders in de vorm van een UZI-pas. De UZI-passen voor individuele zorgverleners worden reeds uitgegeven door het CIBG, de passen voor zorginstellingen komen vanaf juni 2005 beschikbaar. Het plan voor de uitrol van de UZI-passen kent ook een koplopersbenadering. Een centraal punt helpt bij de uitrol van de UZI-passen. Ook het invoeren van de UZI-passen gaat uit van intensieve communicatie- en voorlichtingsactiviteiten.

Programmalijn 4: Koplopers EMD en koplopers WDH
De implementatiestrategie voor EMD en WDH kent een koplopersaanpak. Dat wil zeggen: bepaalde gebruikers bijten de spits af en dienen als voorbeeld voor andere zorgaanbieders. Zij maken als eerste gebruik van de landelijke infrastructurele voorzieningen. Koplopers voor het medicatiedossier bestaan uit een groep openbare apothekers, één of meer ziekenhuizen en tenminste één centrale huisartsenpost met aangesloten huisartsen. Voor het waarneem- dossier bij de huisartsen is gekozen voor een centrale huisartsenpost met aangesloten huisartsen. De openbare werving van de koplopers is reeds afgerond. Na de afronding van de selectieprocedure wordt met de gekozen koplopers een plan van aanpak opgesteld. De volgende stap is dat de informatiesystemen van de koplopers ingericht moeten worden als een Goed Beheerd Zorgsysteem (GBZ). Dit houdt ondermeer in het opschonen van administraties voor het gebruik van het BSN, implementeren van UZI-passen, maatregelen nemen voor communicatiestandaarden, beveiligen van informatie, snelheid en beschikbaarheid. Tenslotte volgt aanpassing van de informatiesystemen voor het gebruik van het EMD of WDH. Uiteindelijk ­ de laatste stap ­ worden koplopers aangesloten op de landelijke infrastructuur. Vanaf dat moment draait het EMD en WDH bij de koplopers. Volgens planning zal zoals gezegd aan het eind van het eerste kwartaal van 2006 vijf tot tien procent van de ziekenhuizen, apotheken en centrale huisartsenposten met het EMD en/of WDH werken. Dat is een degelijke basis voor de verdere landelijke uitrol die in de navolgende periode zal plaatsvinden.

Centrale helpdesk voor ondersteuning in de regio
Om instellingen en werkers in de zorg goed te ondersteunen richten NICTIZ en het CIBG een centrale helpdesk in voor zorgaanbieders en ICT-leveranciers. Deze helpdesk ­ die in eerste instantie gericht is op de koplopers - biedt ondersteuning bij de aansluiting op het LSP, bij aanpassing van systemen aan de Goed Beheerde Zorgsystemen-vereisten, bij de invoering van de UZI-passen en de opname van het BSN in administraties. De helpdesk geeft ook centrale hulp bij de vereiste informatiebeveiliging conform de NEN­norm 7510.

Overige hoofdstukken: communicatie, verplichtingen en ICT-leveranciers Goede communicatie is belangrijk bij de invoering van het EMD en het WDH. Hoofdstuk 5 van het implementatieplan geeft de verschillende activiteiten en planningen hierover weer.

ICT-leveranciers moeten ervoor zorgen dat ze de producten tijdig bouwen en aanbieden. Hoofdstuk 6 beschrijft de activiteiten gericht op de ICT-leveranciers om dat te bereiken. Dit traject loopt al. NICTIZ heeft 15 april 2005 het handboek ICT-leveranciers in de zorg (versie 1.0) aangeboden aan alle relevante ICT-leveranciers in de zorg. Dit handboek geeft weer welke acties leveranciers moeten nemen om te komen tot de gewenste eindsituatie volgens het door NICTIZ uitgewerkte architectuur ontwerp. Daarbij horen ook de acties voor

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
4
Kenmerk
IBE/I-2588978

het BSN en UZI. De vereiste standaarden en normen gericht op de aanpassing van de ICT-systemen zijn in het handboek omschreven. Het handboek is een `levend document' en wordt werkende weg periodiek aangepast.

Hoofdstuk 7 gaat over maatregelen die moeten leiden tot het daadwerkelijk gebruik van het EMD en het WDH. Daarbij is aandacht voor zowel prikkels als verplichtingen.

Het laatste hoofdstuk van het implementatieplan gaat over het invullen van de vertrouwensfunctie. Partijen moeten erop kunnen vertrouwen dat privacygevoelige gegevens veilig en beschermd zijn. De vertrouwensfunctie zorgt ervoor dat identificatie, authenticatie, autorisatie, logging - vastleggen wat er gebeurt -, afschermen van gegevens en de juridische voorwaarden en toezicht op het voorafgaande gewaarborgd is, nu binnen het EMD/WDH en straks in het EPD. Een integrale benadering van de vertrouwensfunctie is van groot belang voor een goede werking van en vertrouwen in het systeem bij zowel patiënten, zorgverleners als overheid.

Risicomanagement

Het implementatieplan richt zich - zoals gezegd - op de eerste fase van het EMD en het WDH. Het realiseren van de infrastructurele voorzieningen, de koploperaanpak en de inrichting van een ondersteuningsstructuur ten behoeve van de implementatie door de aanbieders en ICT-leveranciers staat daarbij centraal. De aspiraties zijn hoog maar de onderlinge afhankelijkheden bij en tussen de verschillende programmalijnen zijn groot. De uitwijkruimte voor het geval er op één van de programmalijnen om onvoorziene redenen technische of organisatorische problemen optreden, is beperkt. Dit is ook door de leden van de implementatiestuurgroep opgemerkt. Een aantal onderwerpen liggen qua planning op het kritieke pad en een aantal onderdelen worden nog uitgewerkt. Waar nodig zullen extra maatregelen worden genomen om de risico's of de gevolgen ervan te beperken. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen:

- de bouw en het beheer van het LSP. Die zijn afhankelijk van een voorspoedig verloop van de aanbestedingsprocedure; ook aan het testtraject waarbij alle implementatielijnen een relatie hebben, kleven op dit moment moeilijk te overziene factoren die de tijdsplanning onder druk kunnen zetten;
- aanpassing van informatiesystemen van ziekenhuizen, apotheken en huisartsen door de ICT-leveranciers. De mate waarin de ICT-leveranciers dit doen is maatgevend voor het tempo van invoering;

- wetgevingstraject voor het gebruik van het BSN in de zorg is krap. Het wetsvoorstel gebruik BSN in de zorg is voor spoedadvies onderweg naar de Raad van State. De voortgang van dit wetsvoorstel wordt mede bepaald door het wetgevingstraject gericht op de `wet algemene bepalingen BSN' van de minister van BVK. Deze ligt bij de Raad van State voor spoedadvies. Een AmvB ­ 15 april jl. aangeboden aan de Raad van State - voorziet in tijdelijke voorziening om met het sofi-nummer ervaringen op te doen bij de koplopers.

- andere trajecten. Zorgverleners hebben te maken met tal van projecten die invloed hebben op hun bedrijfsvoering zoals op het gebied van dbc's, prestatie-indicatoren, het project Sneller Beter, logistiek, patiëntveiligheid, invoeren Zorgverzekeringswet.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
5
Kenmerk
IBE/I-2588978

De betrokken koepels in de stuurgroep zullen zelf projectplannen opstellen gericht op specifieke informatie en mobilisatie van hun eigen achterban.

De voortgang van de implementatie wordt goed gevolgd; elk kwartaal verschijnt er een voortgangsrapportage. In juli 2005 verschijnt de eerste rapportage inclusief een eerste risicoanalyse. Naast de implementatie van de eerste fase wordt de komende periode hard gewerkt aan de planning van fase twee - de landelijke uitrol in 2006 -. Ik kan in oktober naar verwachting ­ op basis van inzicht van dat moment- meer melden over de planning voor die fase.

Financiering

Zoals ik tijdens het algemeen overleg van 10 maart 2005 heb aangegeven, stel ik mij op het standpunt dat het veld zelf verantwoordelijk is voor de financiering van de implementatie van de aanpassing van de ICT-systemen. Mijn uitgangspunt is dat de kosten voor de bouw en inrichting van de landelijke infrastructurele voorzieningen voor rekening van de overheid komen. Om de totstandkoming van een operationele landelijke infrastructuur te stimuleren zullen ook de kosten voor het beheer tot en met 2007 voor rekening van de overheid komen. Daarna is de sector zelf verantwoordelijk voor de kosten van het beheer.

Ten behoeve van het implementatieplan fase 1 is voor 2005 een begroting opgesteld. De grootste kostenpost in de eerste fase van de realisatie van het EMD en van het WDH betreft de inrichting, bouw en het beheer van de infrastructurele voorzieningen, het LSP, de SBV-Z en het UZI-register. Voor de bouw en het beheer van het LSP in de periode 2005-2007 zijn middelen gereserveerd. De uiteindelijke kosten voor dit traject volgen uit de (Europese) aanbestedingsprocedure die op dit moment loopt. Voor de kosten van de bouw van het SBV-Z is 2,5 mln. toegezegd. Voor de bouw en het beheer van het UZI-register gaat het om 3,4 mln. De kosten van het UZOVI-register van zorgverzekeraars bedragen in 2005 0,2 mln. Verder is voor normalisatie een bedrag van 1,2 mln. geraamd. NICTIZ krijgt voor haar activiteiten in 2005 een subsidie van 8,0 mln.

Naast deze landelijke voorzieningen zijn nog een aantal middelen gereserveerd om de implementatie te faciliteren. Om de initiële kosten voor de implementatie voor de zorgaanbieders enigszins te beperken, heb ik besloten dat de komende jaren de eerste verstrekking van de UZI-passen en kaartlezers voor rekening van de overheid komt. Hiervoor is een bedrag van 10,6 mln. gereserveerd.

Koplopers, en in het bijzonder de referentieomgevingen, moeten veel extra inspanningen leveren om EMD en/of WDH te implementeren en aan te kunnen sluiten op het LSP en het identificerend stelsel. De zorgregio's die aansluiten in 2006, kunnen profiteren van de ervaring opgedaan door de koplopers. Potentiële koplopers zullen een afweging maken tussen kosten en baten, zowel in materiële als immateriële zin, om deze rol als voortrekker in te vullen. Om het implementatieproces op gang te brengen en te stimuleren zal zowel praktische als financiële ondersteuning worden geboden. Op basis van prestatiecontracten zullen de koplopers financieel ondersteund worden. Hiervoor denk ik aan een bedrag van in totaal 7 mln. voor de jaren 2005 en 2006.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
6
Kenmerk
IBE/I-2588978

Moties ICT in de zorg

Tijdens het debat van 23 maart jl. naar aanleiding van het algemeen overleg ICT in de zorg heeft de Kamer zes moties ingediend:


- Motie Omzigt c.s. (TK, 2004-2005, 27 529 nr. 8) over het verzoek het gebruik van het EMD vanaf 1 januari op te leggen aan allen die medicijnen voorschrijven aan of distribueren onder patiënten, en dit te doen in overleg met de betrokken zorgverleners.


- Motie-Timmer (TK, 2004-2005, 27 529 nr. 9) over het verzoek te garanderen dat bij de ontwikkeling en implementatie van het EMD en later het EPD, wordt voldaan aan de gestelde kwaliteitseisen en dat de patiënt eigenaar is van de gegevens.


- Motie-Timmer (TK 2004-2005, 27 529 nr. 10) over het verzoek in overleg met collega bewindslieden te bezien hoe het `Netwerk ff contact:-)' ondersteuning kan krijgen.


- Motie-Schipper c.s. (TK, 2004-2005, 27 529 nr. 11) over het verzoek alle normen en standaarden voor het elektronisch medicatiedossier zodanig vast te leggen aan alle betrokkenen bij het elektronisch medicatiedossier dat invoering per 1 januari 2006 kan worden gegarandeerd.


- Motie-Köer Kaya c.s. (TK, 2004-2005, 27 529 nr. 12) over het verzoek vóór 1 januari 2006 het vullen van het EMD als voorwaarde te stellen voor financiering van de zorgverlener en de Kamer voor de zomer te berichten over de wijze waarop dat gebeurt.


- Motie-Köer Kaya c.s. ( TK, 2004-2005, 27 529 nr. 13) over het verzoek met concrete voorstellen voor financiële prikkels voor samenwerking te komen en deze op te nemen in het in mei 2005 uit te brengen spoorboekje voor implementatie, zodat de zorgmarkt zo wordt ingericht dat samenwerking wordt gestimuleerd door economische motieven en op deze manier samenwerking wordt beloond en financiële belemmeringen voor ketensamenwerking worden opgeheven.

Over motie nummer 10 van het lid Timmer inzake het `Netwerk ff contact ;-)' ontvangt u - nog voor de zomer- separaat een reactie.

Aanvullend op mijn reactie op de overige moties zoals uitgesproken tijdens het debat het volgende. De overige moties gaan met name over het per 1 januari 2006 afdwingen van het gebruik van het EMD. Het bijgevoegde plan van aanpak `van EMD naar EPD ` geeft in hoofdstuk 7 een set maatregelen aan om het gebruik van het EMD, het WDH en later het EPD mogelijk te maken. Het uitgangspunt bij deze maatregelen is dat het gebruik van het EPD direct te maken heeft met de kwaliteit van zorgverlening en dat zorgverleners verantwoordelijk zijn voor het daadwerkelijk gebruiken. Ik heb al aangegeven dat ik daarmee niet volsta indien het veld onwillig blijkt het EMD, en op termijn, het EPD te gebruiken. Ik zal dan via een AMvB op de Kwaliteitswet zorginstellingen het begrip verantwoorde zorg nader invullen met het gebruik van het EMD en EPD. Kortom ik heb een stok achter de deur.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
7
Kenmerk
IBE/I-2588978

De overheid heeft zoals gezegd een belangrijke rol bij de totstandkoming van de (landelijke) infrastructuur. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om landelijke elektronische informatieuitwisseling op een veilige en betrouwbare wijze mogelijk te maken. Het implementatieplan biedt tal van acties erop gericht om die voorwaarden in te vullen. Het tijdpad in huidige (bijgevoegde) planning is krap. Daarnaast krijgt de zorgsector op 1 januari 2006 te maken met tal van andere veranderingen. Ik acht het daarom niet realistisch een verplichting inzake het gebruik van het EMD op 1 januari 2006 in te voeren.

Ik ben het wel met de Kamer eens dat alle maatregelen gericht moeten zijn op een zo spoedig mogelijke landelijke dekking van het EMD en WDH. Alleen dan werkt het systeem immers optimaal en kan de verwachte bijdrage geleverd worden aan grotere patiëntveiligheid. De acties uit het implementatieplan zijn nadrukkelijk gericht op een snelle realisatie van de invoering door het veld.

Uw moties zijn voor mij wel aanleiding om te bezien of er - naast de reeds ingezette maatregelen - ook een nader wettelijk systeem moet komen voor het gebruik van het EMD en WDH (en in de toekomst het EPD). Die wetgeving zou zowel de introductie moeten bevorderen, als een juridisch kader bieden voor het fenomeen EPD. Daarbij komen zaken aan de orde als: waarborgen voor veilig gebruik, kwaliteit van de gegevens, autorisatie en toegang (van onder meer de patiënt), standaardiseren en normeren en het daadwerkelijk gebruik van het EPD. Ik bezie de moties nr. 8, (voor een deel) 9, 11 en 12 in dat licht nader en informeer u in oktober over de uitkomst en mijn nadere voornemens.

Een eventueel toekomstig wettelijk kader ontslaat het veld geenszins van de plicht reeds in 2006 zo spoedig mogelijk aan te sluiten op het EMD en WDH zodra de landelijke infrastructuur dat mogelijk maakt. Mijn huidige aanpak blijft onverkort van toepassing.

In motie 9 wordt tevens ingegaan op de eigenaarschap van de patiënt over zijn/haar gegevens. De Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst regelt de dossierplicht van de zorgaanbieder en de rechten van de patiënt. De patiënt heeft recht op inzicht en het verkrijgen van een kopie van zijn gegevens; hij/zij kan zijn gegevens aanvullen en/of verwijderen. Het gaat er mij om dat naast deze rechten de patiënt ook rechtstreeks elektronische toegang heeft tot zijn/haar gegevens. In de architectuur van NICTIZ is hier rekening mee gehouden. Om de patiënt ook betrouwbaar en veilig toegang te kunnen geven is een authenticatiemiddel voor de patiënt noodzakelijk. Ik koers daarbij op de elektronische nationale identiteitskaart (eNIK) die bij BZK in ontwikkeling is. De beoogde invoeringsdatum voor de eNIK is 1 oktober 2006. In het vervolg op dit implementatieplan zal ik u nader informeren hoe ik hiermee voor de toegang tot het EPD zal omgaan.

Motie 13 gaat over financiële prikkels voor samenwerking. In de paragraaf over financiering heb ik daar aandacht aan besteed. Dit punt vormt ook een belangrijk onderdeel van deelprogramma zorg in het programma ICT en sectoren dat ik samen met de Minister van EZ voorbereid. Dit programma legt de focus op de doorontwikkeling naar een EPD en op invoering van ICT-toepassingen in de zorg. Voor het ontwikkelen van financieringsmodellen en businessmodellen voor de exploitatie van ICT-diensten wordt gebruik gemaakt van ervaringen in projecten en regio's zoals Twente (het IZIT­programma). Ten behoeve van de ontwikkelingen in Twente is een bestuurlijk aanspreekpunt voor deze materie ingericht

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
8
Kenmerk
IBE/I-2588978

bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van VWS, het CTG/Zaio en het CVZ.

Mogelijkheden WTG
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft gesuggereerd de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) te gebruiken om het EPD breed ingevoerd te krijgen. De WTG kan hiervoor mogelijk een stimulans zijn. De WTG biedt de mogelijkheid om de kosten voor het EPD op te nemen in de tarieven. Het College tarieven gezondheidszorg (CTG/Zaio) stelt hiervoor dan beleidsregels op. De vergoeding in het tarief kan ook gekoppeld worden aan het daadwerkelijk gebruik van het EPD. Ik zal nagaan wat vanuit mijn rol mogelijk is. In oktober kom ik daar op terug.

TNO
Tijdens het overleg van 10 maart 2005 heeft het Kamerlid Timmer mij gevraagd om een reactie op een TNO-rapport. Dat rapport bestaat niet. In gesprekken met mijn departement heeft TNO hun ideeën toegelicht en op 2 mei in een brief vastgelegd. TNO heeft daarin ondersteuning aangeboden voor de implementatie van de basisinfrastructuur en de versnelling van het EMD/WDH. Daarnaast wil men graag een bijdrage leveren aan een versnelling van de migratie naar het EPD. Betrokkenheid van TNO bij de basisinfrastructuur en het EMD/WDH traject is een verantwoordelijkheid van het implementatieteam en NICTIZ. Het aanbod van TNO wordt vergelijkbaar met initiatieven van andere partijen op bruikbaarheid getoetst. Voor de doorontwikkeling naar het EPD lijkt bij TNO bruikbare expertise aanwezig. Nagegaan wordt of deze expertise inzetbaar is in het vervolgtraject. Indien daarin een rol zou zijn weggelegd voor TNO zal gekeken worden of de VWS doelsubsidie hiervoor inzetbaar is. NICTIZ is gevraagd de agenda voor de doorontwikkeling op te stellen. Het plan voor de doorontwikkeling naar een EPD van NICTIZ zal oktober 2005 beschikbaar zijn.

Rathenau advies
Het Kamerlid Tonkens heeft mijn mening gevraagd over een advies dat het Rathenau Instituut in 1998 heeft uitgebracht. Dat advies legt de nadruk op het belang van het verhalende element in de zorgdossiers, omdat de zorgverleners daar goed mee kunnen werken. Het rapport `De nacht schreef rood; informatisering van zorgpraktijken' concludeert dat vastgelegde informatie in zijn eigen context dient te blijven voor de ondersteuning van het primaire zorgproces. Ik onderschrijf die gedachte.

Echter de ontwikkelingen op het gebied van ketenzorg en multidisciplinaire zorg, stellen hogere eisen aan dossiervorming. Immers ook andere zorgverleners, dan de betreffende dossierbeheerder, dienen die context te kunnen begrijpen en met die informatie te kunnen omgaan. De behoefte dat zorginformatie moet kunnen circuleren heeft evenwel zijn weerslag op de inrichting van zorgdossiers. Afspraken, c.q. internationale richtlijnen en standaarden op het gebied van dossiers zijn daarbij noodzakelijk geworden. Er blijft echter ruimte voor vrije tekst voor eigen gebruik of om te delen met anderen.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad
9
Kenmerk
IBE/I-2588978

Ten slotte
Ik ben in deze brief niet meer ingegaan op de noodzaak van de invoering van het EMD en het EPD. Iedereen is er immers van overtuigd dat deze ontwikkeling zo snel mogelijk tot stand moet komen. De implementatie van de landelijke infrastructuur, het EMD en het WDH ervan zijn nu in volle gang. De operatie is omvangrijk en zal van alle partijen de nodige inzet vragen. Ondertussen wordt ook de doorontwikkeling naar een volledig EPD voortgezet. De voortgang wordt continu in de gaten gehouden. In juli verschijnt de eerste voortgangsrapportage.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst