Ministerie van Buitenlandse Zaken
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
d.d. 11 april 2005, geef ik u hierbij graag mijn reactie op de NCDO publicatie 'Ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl: 'Van holadiee hier is de portemonnee naar een moderne cultuur van openheid en afrekenbaarheid'.

Het rapport ' Ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl: Van holadiee hier is de portemonnee naar een moderne cultuur van openheid en afrekenbaarheid' betreft een communicatieonderzoek dat de NCDO heeft laten uitvoeren om (delen van) het Nederlandse publiek beter te kunnen bereiken met haar boodschap.
Het onderzoek bestond uit een kwalitatief deel en een kwantitatief deel. Het kwantitatieve onderzoek is uitgevoerd op basis van een a-selecte steekproef van 1000 respondenten. Het onderzoek is sinds augustus 2004 openbaar.

Het rapport biedt een aantal interessante observaties. Ik ben ingenomen met de vaststelling in het rapport dat het draagvlak voor OS breed en stabiel is (80%), maar ook de kritiek op de sector is uiterst relevant en zal als input dienen voor het beleidskader draagvlak OS dat ik thans laat opstellen.

De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek vat ik aldus samen:
- Draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking
Het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking is groot, zo'n 80% van de respondenten heeft 'positieve' of 'zeer positieve' gevoelens bij OS. Uit het onderzoek blijkt dat 72 % vindt dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking verhoogd (21%) moet worden of gelijk moet blijven (51%). Deze uitkomst is verkregen zonder dat aan respondenten gemeld werd hoe hoog het OS-budget is.

- Effectiviteit
Er is bij de burger twijfel over de vraag of het ontwikkelingsgeld goed besteed wordt. Men maakt zich zorgen over de effectiviteit van het beleid. De burger wil resultaten zien; wenst concrete, meetbare doelen; toegankelijke informatie (open, transparante organisatie) en dat stelling wordt genomen tegen misbruik van OS-fondsen. Een ruime meerderheid van de respondenten geeft aan dat corruptie onacceptabel is en dan ook met kracht bestreden dient te worden.

- Millenium Development Goals (MDG)
De respondenten zijn voorjaar 2004 nagenoeg onbekend met de MDG's. Na een toelichting reageert men zeer positief, zij het dat men kritische kanttekeningen plaatst bij de haalbaarheid. Slechts 6% denkt dat het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft in 2015 is gehalveerd. Ook over de haalbaarheid van de andere MDG's is men niet optimistisch.
Vooral de MDG's die een betere toegang tot de eerste levensbehoeften beogen worden zeer goed gewaardeerd. Over MDG 8 verschillen de meningen; veel respondenten zagen in een 'wereldwijde partnerschap voor ontwikkeling' een toename in de bureaucratie, terwijl anderen juist meenden dat dankzij het partnerschap in de toekomst beter zou kunnen worden samengewerkt.

- Lering trekken uit fouten
Incidenten hebben snel hun weerslag op het vertrouwen in OS. De respondenten stellen dat fouten maken mag; maar er moet wel een dusdanige structuur zijn, waardoor de kans op fouten zo klein mogelijk is. Wanneer er desondanks fouten worden gemaakt, moet daar lering uit worden getrokken.

- Positieve houding t.o.v. ontwikkelingslanden
Desgevraagd reageren de respondenten positief op het begrip ontwikkelingslanden (58%) en dat percentage neemt toe als het gaat over mensen in ontwikkelingslanden. Dit in tegenstelling tot waar het de regeringen in OS-landen betreft: 73% heeft hier een 'negatief' gevoel bij en 21% zelfs een 'zeer negatief' gevoel.
Ook het begrip 'handel' roept zeer positieve gevoelens op, vooral als dat gepaard gaat met het bijvoeglijk naamwoord 'eerlijk' (78%). Een belangrijke reden voor deze waardering is dat het de mensen in OS-landen niet afhankelijk maakt van financiële hulp, maar dat het hun zelfredzaamheid bevordert en hen in staat stelt om in hun eigen levensonderhoud te voorzien.

- Verandering ontwikkelingsbeleid
Het rapport concludeert voorts dat er een grote behoefte bestaat aan een verandering van het ontwikkelingsbeleid. Van de respondenten verkiest 66% een 'andere aanpak' boven het 'ongewijzigd voortzetten' van het huidige ontwikkelingsbeleid.
Deze behoefte wordt met name ingegeven door zorgen over de vraag of de OS-gelden goed worden besteed, met andere woorden over de effectiviteit van het gevoerde beleid. Dit laat onverlet dat de steun voor OS hoog is, namelijk 80% . Echter de mensen die twijfels hebben (37%) dan wel een negatieve mening hebben (32%) kiezen bijna unaniem voor een andere aanpak van het OS-beleid.

Het beeld dat uit het rapport van augustus 2004 naar voren komt is er een van grote steun van het Nederlandse publiek voor ontwikkelingssamenwerking, maar ook met punten van zorg over de performance, de communicatie en de effectiviteit van de hulp zoals die thans wordt verstrekt. Dit beeld was mij al langer bekend. De meeste waardering van de burger gaat naar concrete projecten, met heldere en meetbare doelen. Ook scoort aandacht voor het bestrijden van corruptie hoog bij de respondenten. De grote onbekendheid met de de MDG's, ondanks diverse campagnes van onder andere de NCDO, valt mij enigszins tegen. Deze conclusies sterken mij in het voortzetten van de beleidslijn gericht op meer zichtbaarheid van de resultaten van ontwikkelingssamenwerking. Met nadruk op concrete resultaten en gerichte en toegankelijke informatieverstrekking.

In dit licht heb ik het budget voor draagvlakactiviteiten voor de periode 2003-2006 verruimd. Enerzijds door extra te investeren in de NCDO, de organisatie voor draagvlakversterking bij uitstek, en anderzijds door het creëren van ruimte voor MFO's
en TMF-organisaties om het publiek meer bij hun werk te betrekken. Dit heeft zich onder meer vertaald in een groeiend aantal activiteiten van particulieren via de Front Offices (MFO/NCDO) en het programma Kleinschalige Plaatselijke Activiteiten van de NCDO. Om de ervaringen van deze mensen te benutten heeft de NCDO een campagne in voorbereiding waarin niet de organisatie centraal staat, maar de mensen die actief zijn. Uit het onderhavige onderzoek blijkt nog eens glashelder dat mensen niet op een belerende wijze geconfronteerd willen worden met OS, maar een bijdrage willen leveren op een manier die bij hun past. De NCDO heeft daarom besloten te zoeken naar nieuwe methoden en technieken om mensen bij de OS-thematiek te betrekken. Ik juich dit toe.

Met betrekking tot de Millenium Development Goals (MDGs) stel ik vast dat een verhoging van het draagvlakbudget in 2004 nog niet had geleid tot meer kennis van de MDG's in Nederland. Hoewel de meeste respondenten de MDG's niet kenden, was men overigens wel lovend over de concreetheid en meetbaarheid van de doelen.
De NCDO is daarom najaar 2004 de campagne 'Durf te dromen...maak het waar' gestart, met als doel mensen te stimuleren en verwijzen naar de juiste organisaties om actief te worden; zo was er bijvoorbeeld een website met een link naar alle organisaties die actief zijn op het gebied van de MDG's.

Voorts heeft het Nederlands Platform Millenniumdoelen (een initiatief van Cordaid, Hivos, Novib en NCDO) er in 2005 voor gekozen hier een vervolg op te geven met de campagne 'Maak het waar. Armoede de wereld uit'. Vooralsnog hebben zich 23 organisaties aan deze campagne verbonden. Het platform heeft zich internationaal aangesloten bij de actie 'A Global Call to Action Against Poverty', een wereldwijde alliantie die lobbyt voor de millenniumdoelen.
De bekendheid van de MDG's wordt sinds 2003 jaarlijks door de NCDO gemeten. Die meting vindt plaats onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking (n=1000). De nulmeting in 2003 leverde een bekendheid op van 10%; in 2004 was dat 20%. Voor 2005 streeft de NCDO naar een bekendheidspercentage van 30%.
Ik zal de ontwikkelingen bij de organisaties nauwlettend blijven volgen.

Burgers willen resultaten zien, er worden vragen gesteld bij de effectiviteit van de hulp en men wil daarover geïnformeerd worden. Een goede monitoring van activiteiten en verantwoording van fondsen wordt door mij zeer serieus genomen. Het beleidsvoornemen zoals in AEV neergelegd "de Nederlandse OS zal meer resultaat- en verantwoordingsgericht worden" is in gang gezet.
Het resultaatgericht rapporteren geldt trouwens ook in toenemende mate voor de maatschappelijke organisaties in Nederland. Gelet de bevindingen uit het onderzoek kan dit echter nog beter met het publiek gecommuniceerd worden.

Tot slot

Ik onderschrijf de constatering dat corruptie een belangrijk obstakel vormt voor duurzame armoedebestrijding, omdat het zowel de uitvoeringscapaciteit (effectiviteit) van overheden als het vertrouwen van de burger in het gezag van de overheid (legitimiteit) ondermijnt. In mijn brief aan uw Kamer van 31 maart 2005 (29800 V, nr.58) betreffende corruptie in ontwikkelingslanden heb ik mijn beleid terzake uiteengezet en toegezegd u nader te zullen informeren over de vorderingen in de voorgenomen werkwijze.

Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

---- --