Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Postbus 20018 Telefoon (070) 333 44 44 2500 EA Den Haag Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078 Onderwerp Voorstel modernisering Wsw Datum 15 juni 2005

In de Hoofdlijnennotitie vervolg modernisering Wsw1 werd de voorgenomen richting geschetst van de herziening van de huidige Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Daarin werd vóór de zomer van 2005 een brief aangekondigd, waarin de geschetste hoofdrichting nader wordt uitgewerkt. Sindsdien is samen met de bij de uitvoering van de Wsw betrokken partijen VNG, Cedris en cliëntenorganisaties (de Landelijke Cliëntenraad, de Chronisch Zieken- en Gehandicaptenraad en de Federatie van Ouderverenigingen) een uitgebreid traject doorlopen. In dit traject is, conform de strekking van de motie Weekers2 een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de huidige uitvoeringspraktijk enerzijds en naar de kostenontwikkeling in de Wsw anderzijds. Daarnaast is in de vorm van landelijke bijeenkomsten en themasessies gediscussieerd met gemeenten, sw-bedrijven, cliënten en cliëntenorganisaties over de knelpunten in de uitvoering van de Wsw en mogelijke oplossingsrichtingen. Dit heeft geleid tot een door alle betrokken partijen gedeelde analyse van de knelpunten in de huidige Wsw en overeenstemming over de hoofdlijnen van de verbeteringsvoorstellen. In deze brief wordt het voorstel voor herziening van de Wsw dat op basis van dit traject is opgesteld, aan uw Kamer voorgelegd.

De modernisering van de Wsw is niet gericht op een fundamentele stelselwijziging of een aanpassing van de doelen van de Wsw. De modernisering is er juist op gericht de huidige Wsw als voorziening en de daarbij behorende doelen beter te realiseren en ook op termijn te kunnen handhaven. De huidige Wsw is na een herziening sinds 1998 van kracht. Bij de voorstellen voor wijziging van de huidige Wsw zijn de doelstellingen die ten grondslag lagen aan de wetswijziging van 1998 en de mate waarin deze zijn gerealiseerd het uitgangspunt.


1 Kamerstukken II 2003/04, 29 817, nr. 1

2 Kamerstukken II 2004/05, 29 817, nr.2

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

De voorstellen in het kort

Vereenvoudiging uitvoering
De voorstellen zijn gericht op verbetering en vereenvoudiging van de uitvoering, waarbij optimale ruimte wordt geboden om de bestaande doelen van de Wsw beter te realiseren.

Waarborgen rechten cliënt
De voorgestelde wijzigingen in de Wsw-systematiek zijn er allemaal op gericht om de rechten van de cliënt zo goed mogelijk te waarborgen. De Wsw is er om voor de Wsw- cliënt een aangepaste arbeidsplaats te kunnen realiseren in een zo regulier mogelijke omgeving. De cliënt heeft recht op tijdige plaatsing in de Wsw en heeft recht op een voor hem zo goed mogelijk passende plek. Dat is niet altijd automatisch een plek in het sw- bedrijf. De Wsw-werknemer heeft ook recht op werkzekerheid: eenmaal ingestroomd in de Wsw kan, als bij herindicatie blijkt dat betrokkene niet meer tot de Wsw-doelgroep behoort, de cliënt niet worden ontslagen voordat een ander passend aanbod is gedaan. Wel moet er in die gevallen door de gemeente samen met de cliënt serieus geïnvesteerd worden om de mogelijkheden voor eventuele instroom in een (arbeids)omgeving buiten de Wsw te benutten.
De aanmelding voor de Wsw is voor de cliënt vrijwillig. Wanneer iemand zich vrijwillig voor de Wsw heeft aangemeld, is het aanbod dat in het kader van de Wsw aan Wsw- geïndiceerde cliënten wordt gedaan, niet vrijblijvend: na aanmelding heeft de cliënt de plicht om een passend Wsw-aanbod te aanvaarden. Wanneer cliënten een passend arbeidsaanbod in het kader van de Wsw weigeren, kan de gemeente besluiten om de Wsw- indicatie in te trekken.

Wsw behouden voor de doelgroep
Om het recht op tijdige en passende plaatsing voor de Wsw-geïndiceerden goed te kunnen waarmaken en de wachtlijsten te kunnen beperken, is het van belang dat de beschikbare Wsw-plaatsen alleen worden ingezet ten behoeve van personen die echt op de Wsw zijn aangewezen. Op 1 januari 2005 is de overdracht van de Wsw-indicatiestelling naar de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) gerealiseerd, waartoe uw Kamer het kabinet eerder al had opgeroepen. Daarmee is een onafhankelijke bewaking van de toegang tot de Wsw gerealiseerd. De Wsw blijft zo een voorziening voor alléén die groep mensen die vanwege de aard en ernst van hun arbeidshandicap op de Wsw is aangewezen. Een aantal maatregelen zal worden genomen om dat uitgangspunt te kunnen blijven handhaven en in het verleden ontstane scheefgroei door oneigenlijke instroom in de Wsw, al of niet vanuit andere regelingen, recht te trekken en in de toekomst te voorkomen.


---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

Sturing door gemeenten
De modernisering van de Wsw is er expliciet niet op gericht om op de Wsw te bezuinigen. Om de middelen beter te kunnen benutten zullen de beschikbare middelen met een zo groot mogelijke beleidsruimte en -verantwoordelijkheid voor gemeenten worden verstrekt. De financieringssystematiek zal sterk vereenvoudigd worden en er zullen stimulansen worden ingebouwd waardoor het voor gemeenten aantrekkelijker wordt om de middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Niet een centrale rol van het sw-bedrijf bij de uitvoering van de Wsw, maar sturing door gemeenten en een heldere scheiding van verantwoordelijkheden tussen gemeenten en sw-bedrijf zal daarbij voor gemeenten het uitgangspunt zijn.

Begeleid werken en de rol van reguliere werkgevers
De beweging van binnen naar buiten wordt door alle betrokken partijen onderschreven. In de afgelopen periode is al in een groot aantal gemeenten en sw-bedrijven een beweging in gang gezet gericht op het realiseren van arbeidsplaatsen in een zo regulier mogelijke omgeving. Het kabinet is van mening dat de gedeelde ambitie om die beweging verder te versterken vanuit het rijk gestimuleerd moet worden door op lokaal niveau de ruimte te bieden om de in gang gezette beweging te bevorderen.
Bij meer beleidsruimte en -verantwoordelijkheid voor gemeenten past het niet om vooraf in kwantitatieve zin eisen te stellen ten aanzien van de realisatie van begeleid werken. De mate waarin begeleid werkenplaatsen gerealiseerd kunnen worden hangt af van de mate waarin dit voor de cliënt de best passende mogelijkheid is. De mogelijkheid bij en bereidheid van reguliere werkgevers om dergelijke plaatsen met behulp van de Wsw-subsidie te realiseren is daarbij tevens van cruciaal belang. Daarom zal worden ingezet op het waarborgen van duidelijke rechten voor de cliënt, een goede voorlichtingsaanpak ten behoeve van werkgevers en het aantrekkelijker maken voor gemeenten om begeleid werken te realiseren.

Aanleiding voor de modernisering

De wet van 1998
De belangrijkste reden om de Wsw in 1998 te herzien was om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de Wsw (weer) op één lijn te brengen met het bij gemeenten beschikbare reïntegratie-instrumentarium, zodat regie en sturing van gemeenten op de uitvoering van de Wsw beter mogelijk gemaakt werd. Daartoe werd onder meer de financieringssystematiek van de Wsw herzien en werd de formele werkgeversrol voor Wsw-werknemers overgeheveld van het rijk naar de gemeenten.

Met de wetswijziging in 1998 werd de Wsw strikter gepositioneerd als een voorziening voor arbeidsgehandicapten die vanwege hun arbeidshandicap uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. De Wsw is daarom ook een vrijwillige voorziening: de Wsw biedt op maat gesneden, aangepaste werkplekken voor
---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

arbeidsgehandicapten die ondanks hun beperkingen die reguliere arbeidsparticipatie in de weg staan, toch graag willen werken.

In 1998 werd ook begeleid werken geïntroduceerd. Dat maakte het voor gemeenten beter mogelijk arbeidsplaatsen te realiseren die zo goed mogelijk tegemoetkomen aan de capaciteiten en mogelijkheden van de cliënt. Tot dan toe werden Wsw-arbeidsplaatsen altijd in een sw-bedrijf gepositioneerd. Door middel van begeleid werken kunnen aangepaste arbeidsplaatsen voor arbeidsgehandicapten worden gerealiseerd bij reguliere werkgevers, die hiervoor een loonkostensubsidie ontvangen. Tevens kan met de Wsw-subsidie zorggedragen worden voor eventueel noodzakelijke aanpassingen van de werkplek en kan professionele begeleiding op de werkvloer worden bekostigd.

Aanleiding voor de huidige modernisering
De wijziging van de Wsw in 1998 heeft geleid tot verbetering van de destijds prominente uitvoeringsknelpunten. Een aantal elementen uit de wet uit 1998 is echter nog onvoldoende van de grond gekomen. Het gaat daarbij met name om meer cliëntsturing en het bevorderen van het aangepast werken in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving. De aanleiding voor de huidige modernisering van de Wsw, zoals ook aangegeven in de in september 2004 aan uw Kamer gestuurde hoofdlijnennotitie vervolg modernisering Wsw, is om de doelen van de Wsw zoals in 1998 zijn geformuleerd, beter te realiseren.

Gewijzigde context
De omgeving waarin de Wsw wordt uitgevoerd, is sinds 1998 ingrijpend gewijzigd. Zo is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en gemeente als het gaat om reïntegratie veranderd. Dat heeft onder meer geleid tot de introductie van de Wet werk en bijstand (WWB). Met de WWB hebben gemeenten meer beleidsruimte gekregen en financieren zij met behulp van een lumpsumbudget zelf de reïntegratie van gemeentelijke werkzoekenden. Ook de voorgenomen Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) gaat uit van meer sturing en regie door gemeenten en meer eigen verantwoordelijkheid voor de cliënt. Meer eigen verantwoordelijkheid van de cliënt voor reïntegratie komt ook terug in de beleidsvoornemens ten aanzien van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijk om de oorspronkelijke positionering van de Wsw te benadrukken en te bezien op welke manier de genoemde ontwikkelingen de uitvoering van de Wsw beïnvloeden of onder druk zouden kunnen zetten.

Kostenontwikkeling
Ten slotte zijn signalen ten aanzien van de met de uitvoering van de Wsw gemoeide kosten ook een reden om de huidige Wsw-systematiek opnieuw te bezien. Vanuit de sw-sector komen signalen dat het moeilijker wordt om werkzaamheden voor Wsw-werknemers aan te bieden die voldoende opbrengsten genereren om de Wsw kostendekkend te kunnen
---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

uitvoeren. Daarnaast zouden ontwikkelingen in de kosten per sw-plaats zich niet goed verhouden tot de ontwikkeling van de hoogte van de Wsw-subsidie. Uw Kamer heeft in dat licht bij de behandeling van de SZW-begroting 2005 in de vorm van de motie Bussemaker3 aan de regering gevraagd om indien nodig aanvullende middelen voor de Wsw beschikbaar te stellen ter compensatie van de verminderde inkomsten voor de sw-sector in verband met de afbouw van de Specifieke afdrachtskorting (Spak). Met de tegelijkertijd ingediende motie Weekers4 verzoekt uw Kamer in het verlengde daarvan te onderzoeken of het huidige Wsw-macrobudget nog afdoende is om de Wsw te kunnen uitvoeren, mede met het oog op de ontwikkeling van de doelgroepomvang en de loonkosten in de Wsw. Met deze brief wordt in een reactie op beide moties, mede op grond van onderzoek naar de kosten per sw- plaats en naar de ontwikkeling van de Wsw-cao, voorzien.

Gezamenlijke uitgangspunten
Samen met de bij de uitvoering van de Wsw betrokken partijen is een analyse gemaakt van de knelpunten uit de praktijk van de uitvoering van de Wsw. Daarbij zijn ook individuele gemeenten, sw-bedrijven en cliënten betrokken. Op grond van deze analyse is een aantal uitgangspunten geformuleerd waaraan de modernisering van de Wsw zou moeten voldoen. Deze uitgangspunten zijn als basis genomen voor het moderniseringsvoorstel en hebben geleid tot het formuleren van twee hoofddoelen:

Ten eerste gaat het om het behoud van de Wsw voor de Wsw-doelgroep. Ten tweede gaat het om verbetering van de cliëntsturing in de Wsw en investeren in het aangepast werken in een zo regulier mogelijke omgeving. De moderniseringsvoorstellen worden in het vervolg van deze brief langs deze twee hoofddoelen uigewerkt.


1. Behoud van de Wsw voor de Wsw-doelgroep
Ten eerste gaat het erom de Wsw te behouden voor de doelgroep die op de Wsw is aangewezen en waarvoor de Wsw bedoeld is. De instroom van personen die vanuit andere regelingen een passend reïntegratieaanbod gedaan zou moeten worden omdat geen sprake is van een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke arbeidshandicap van dien aard dat deze participatie op de reguliere arbeidsmarkt zonder verstrekkende aanpassingen in de weg staat, moet niet mogelijk zijn. Het is daarom nodig om de doelgroepdefinitie van de Wsw helder en consistent af te bakenen ten opzichte van de omliggende instrumenten. Daardoor wordt voorkomen dat personen tussen de wal en het schip van het beschikbare instrumentarium vallen. Bij een consistente afbakening horen ook maatregelen om deze te handhaven.

3 Kamerstukken II 2004/05, 29 817, nr.3
4 Kamerstukken II 2004/05, 29 817, nr.2

---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

Ontwikkeling van de doelgroepomvang
De Wsw is een voorziening voor personen die vanwege hun lichamelijke, psychische en/of verstandelijke arbeidshandicap uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Deze doelgroepcriteria gelden sinds 1998, toen de geldende criteria strakker werden geformuleerd. De reden daarvoor was ondermeer de groeiende instroom van personen die strikt genomen niet op de Wsw waren aangewezen maar veeleer als moeilijk te reïntegreren cliënten waren aan te merken zonder een lichamelijke, psychische of verstandelijke arbeidshandicap.

Waar de herijking van doelgroepcriteria in 1998 destijds leidde tot een vermindering van de nieuwe instroom in de Wsw, neemt de instroom vanaf 2002 weer snel toe. De wachtlijst voor de Wsw is in de periode 2002-2004 dan ook aanzienlijk gegroeid, van circa 5.500 personen tot 13.500 personen. De doelgroepomvang, uitgaande van alle op dit moment voor de Wsw geïndiceerde personen, dus inclusief personen op de wachtlijst, is daarmee thans weer op het niveau van 1998. Daarbij moet worden opgemerkt dat het aantal Wsw- werknemers sinds 1998 is toegenomen van circa 91.000 in 1998 tot ruim 98.000 werknemers nu. Dat heeft vooral te maken met de uitbreiding van de rijksfinanciering voor 5.000 extra voltijds Wsw-plaatsen sinds 1998.

ontwikkeling Wsw doelgroep (werknemersbestand + wachtlijst) in personen, ultimo jaar 1 1 4 . 0 0 0
1 1 1 . 0 0 0
1 0 8 . 0 0 0
1 0 5 . 0 0 0
1 0 2 . 0 0 0
9 9 . 0 0 0
9 6 . 0 0 0
9 3 . 0 0 0 wachtlijst eindejaar (pers) 9 0 . 0 0 0
8 7 . 0 0 0
8 4 . 0 0 0 werknemersbestand 8 1 . 0 0 0 eindejaar (pers) 7 8 . 0 0 0
7 5 . 0 0 0
7 2 . 0 0 0
6 9 . 0 0 0
6 6 . 0 0 0
6 3 . 0 0 0
6 0 . 0 0 0
1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

De instroom in de Wsw in de afgelopen jaren komt met name voort uit instroom vanuit andere regelingen, zoals het voormalige Besluit In- en Doorstroombanen (ID), de voormalige Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) en de Wet op de
---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In onderstaande tabel is de instroom in de Wsw naar herkomst uit andere regelingen weergegeven:

2001 2002 2003 WAO/WAZ/WAJONG 2.060 2.365 3.251 WIW en ID -* 928 1.162 ABW 1.123 1.250 1.877 overig 2.144 2.333 3.129 5.327 6.876 9.419
* niet bekend

Opvallend is dat de instroom in de Wsw vanuit de omliggende (reïntegratie)voorzieningen in de afgelopen twee jaar bijna verdubbeld is. Deze ontwikkeling kan niet los gezien worden van de ontwikkelingen ten aanzien van de gesubsidieerde arbeid en de overheveling van rijksgefinancierde regelingen en de bijbehorende budgetten naar het gemeentelijk domein. Met de afschaffing van de rijksregelingen voor gesubsidieerde arbeid zijn gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van een passend aanbod voor reïntegratie aan alle werkzoekenden uit de gemeentelijke doelgroep. Zij ontvangen daarvoor een lumpsum budget van SZW. De gemeente bekostigt, zolang de reïntegratie nog niet is gelukt, ook zelf de WWB-uitkering voor deze doelgroep. De Wsw is een bijna volledig rijksgefinancierde voorziening: voor elke gerealiseerde (voltijds) Wsw-plaats ontvangen gemeenten een rijkssubsidie van gemiddeld ruim 24.000 euro. De Wsw is daarmee in financieel opzicht een aantrekkelijk alternatief geworden voor moeilijk door de gemeente te reïntegreren cliënten, die vóór introductie van de WWB nog aanspraak maakten op een (eveneens rijksgefinancierd) aanbod in het kader van de ID- of WIW-banen. In de toegenomen instroom in de Wsw om die reden kan dan ook geen toename van de Wsw-doelgroep als zodanig worden gezien, maar veeleer een verschuiving in het gebruik van voorzieningen van het gemeentelijk reïntegratiedomein naar de Wsw.

Mogelijk spelen daarbij ook overwegingen van conjuncturele aard een rol, omdat het door de slechtere situatie op de arbeidsmarkt in de afgelopen periode moeilijker was om in het kader van gesubsidieerde arbeid een passend aanbod te doen.

Heldere doelgroepafbakening
Werkzoekenden die ook met behulp van het reguliere reïntegratie-instrumentarium een passende plek op de arbeidsmarkt zouden kunnen verwerven, moeten niet kunnen instromen in de Wsw. Instroom van deze groep kan ten koste gaan van de feitelijke Wsw- doelgroep, omdat de beschikbare Wsw-arbeidsplaatsen daardoor niet of in mindere mate voor hen beschikbaar zijn.

Met de op handen zijnde wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de totstandkoming van de WMO verandert ook de verantwoordelijkheid voor cliënten die op dit moment aangewezen zijn op dagbesteding in het kader van de AWBZ.
---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

Daarom is ook een helder onderscheid tussen de doelgroep van de dagbesteding AWBZ en de Wsw essentieel om de Wsw te behouden voor de echte Wsw-doelgroep.

Daarnaast wordt met de invoering van de Wet WIA de doelstelling van reïntegratie waar mogelijk nog eens geaccentueerd. Hierbij staat de verantwoordelijkheid van de cliënt centraal. Voor personen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn geldt dat de Wsw niet gezien moet worden als een passend alternatief voor reïntegratie naar de reguliere arbeidsmarkt.

Gezien het belang van een heldere doelgroepafbakening en een onafhankelijke, uniforme toelating tot de Wsw is de Wsw-indicatiestelling in de eerste fase van de modernisering van de Wsw overgedragen aan CWI. Met ingang van 1 januari 2005 verricht CWI alle Wsw- indicatiestellingen, waarbij gewaarborgd wordt dat toelating tot de Wsw alleen plaatsvindt op grond van de aard en ernst van de arbeidshandicap van betrokkene. Het uitgangspunt bij de Wsw-indicatiestelling en de gehanteerde toelatingscriteria zijn bij de overdracht niet gewijzigd.

Het kabinet is van mening dat de geldende doelgroepcriteria voldoende duidelijk en afgebakend zijn ten opzichte van het omliggende (reïntegratie)instrumentarium om de Wsw-indicatiestelling ook in de toekomst goed te kunnen uitvoeren en oneigenlijke instroom in de Wsw te voorkomen. Deze opvatting wordt door alle bij de uitvoering van de Wsw betrokken partijen gedeeld. Het kabinet ziet wel aanleiding om de Wsw- indicatiestelling in de toekomst beter te stroomlijnen met andere indicatiestellingen en de informatie afkomstig uit voorliggende indicatiestellingen, zoals voor de WAO of opvolger daarvan en uit lopende of uitgevoerde reïntegratietrajecten, te betrekken bij de Wsw- indicatiestelling. In het verleden werd van deze informatie bij de Wsw-indicatiestelling nauwelijks gebruik gemaakt. Uitgangspunt moet zijn dat een cliënt niet in aanmerking komt voor de Wsw zolang hij vanuit een andere regeling nog geacht wordt te kunnen reïntegreren naar de reguliere arbeidsmarkt en al of niet in dat kader bezig is met een reïntegratietraject. De Wsw is immers bedoeld voor personen van wie is vastgesteld dat zij op grond van de ernst van hun arbeidshandicap duurzaam niet voor reïntegratie naar de reguliere arbeidsmarkt in aanmerking komen. In concreto betekent dit ook dat personen waarvan in het kader van de Wet WIA is vastgesteld dat zij gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn, niet in aanmerking komen voor de Wsw. Het kan zijn dat de veronderstelde verdiencapaciteit op de reguliere arbeidsmarkt in het kader van de Wet WIA ondanks daarvoor gepleegde inspanningen niet kan worden geëffectueerd. Indien er wezenlijke aanleiding is te veronderstellen dat dit wordt veroorzaakt doordat de arbeidshandicap die ten grondslag ligt aan de vastgestelde mate van arbeidsgeschiktheid inmiddels is verergerd, ligt herindicatie in het kader van de Wet WIA voor de hand alvorens betrokkene in aanmerking kan komen voor een Wsw-indicatie. Eerst nadat UWV heeft aangegeven dat, ondanks daadwerkelijk gepleegde serieuze inspanningen, reïntegratie naar een reguliere arbeidsplaats niet haalbaar moet worden geacht, kan de cliënt in aanmerking komen voor een Wsw-indicatiestelling. CWI zal in die gevallen beoordelen of betrokkene ondanks de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid op grond van de aard en ernst van zijn arbeidshandicap toch tot de
---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

doelgroep van de Wsw behoort. Het zal hierbij, gegeven de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid van de betrokken cliënt, om uitzonderingsgevallen gaan. In de uitvoeringsvoorschriften ten aanzien van de Wsw-indicatiestelling zal de geschetste procedure ten aanzien van indicatie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten worden verduidelijkt.

Gevolgen voor de doelgroepomvang
Omdat de Wsw een vrijwillige voorziening is, kan op grond van objectieve criteria geen kwantitatief beeld worden gegeven van de potentiële doelgroepomvang van de Wsw. Een deel van de personen die op grond van hun arbeidshandicap mogelijk in aanmerking zou kunnen komen voor de Wsw meldt zich immers niet vrijwillig aan voor de Wsw en blijft daarmee buiten beeld. Het is daarom niet mogelijk een verdeelmodel voor de Wsw te ontwikkelen dat op grond van objectieve criteria de behoefte aan Wsw-plaatsen per gemeente vooraf kan voorspellen; de mate waarin personen die tot de doelgroep behoren zich daadwerkelijk aanmelden voor de Wsw moet bij de verdeling van de subsidie worden betrokken. Dat is overigens geen probleem. Het gaat er immers om, om met de Wsw een passend aanbod te kunnen creëeren voor zoveel mogelijk personen uit de Wsw-doelgroep die ook feitelijk geïnteresseerd zijn in een Wsw-arbeidsplaats. De huidige Wsw-wachtlijst van 13.500 personen wijst erop dat de Wsw-doelgroep groter is dan het aanbod dat met de beschikbare middelen kan worden gedaan. Het wordt daardoor extra belangrijk om inzicht te krijgen in de mate waarin Wsw-arbeidsplaatsen nu vervuld worden door personen die feitelijk niet tot de Wsw-doelgroep behoren en aan wie in het kader van het reïntegratie- instrumentarium vanuit gemeenten of UWV een passend ander aanbod gedaan zou moeten worden.

Er kan, zonder herindicatie, niet worden vastgesteld in hoeverre in het verleden instroom in de Wsw heeft plaatsgevonden van personen die volgens de geldende doelgroepcriteria feitelijk niet tot de doelgroep van de Wsw behoren. Voor zover oneigenlijke instroom heeft plaatsgevonden zal de periodieke herindicatie door CWI ertoe leiden dat betrokkenen de Wsw-indicatie verliezen. Daarnaast hebben gemeenten met ingang van 1 januari 2005 de mogelijkheid gekregen om de Wsw-indicatie van personen op de wachtlijst die een passend aanbod niet willen accepteren, in te trekken.

Door de reguliere, periodieke herindicatie van Wsw-geïndiceerden en de per 1 januari 2005 gecreëerde mogelijkheid om de Wsw-indicatie in te trekken van personen die in de praktijk niet geïnteresseerd zijn in een Wsw-arbeidsplaats, ontstaat beter inzicht in de feitelijke doelgroepomvang van de Wsw. In de huidige Wsw is vastgelegd dat personen die vóór inwerkingtreding van de gewijzigde Wsw op 1 januari 1998 op een Wsw-arbeidsplaats zijn ingestroomd niet meer zullen worden geherindiceerd. Personen die eerder tot de Wsw waren toegelaten en nog op de wachtlijst stonden, werden nog wel geherindiceerd. Tot het
---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

niet meer herindiceren van de oude doelgroep van vóór 1998 werd destijds besloten, omdat de effecten van een herindicatie van deze groep, i.c. de mate waarin werknemers uit de oude doelgroep op grond van de aangepaste doelgroepcriteria nog voor de Wsw in aanmerking zouden komen vooraf niet goed kon worden ingeschat, terwijl niet werd verwacht dat voor alle cliënten die hun Wsw-indicatie door de herindicatie zouden verliezen een passend alternatief op de reguliere arbeidsmarkt gevonden zou kunnen worden.

Het kabinet is van mening dat werkzekerheid voor de doelgroep van vóór 1998 ook in een gemoderniseerde Wsw voorop moet blijven staan, en dat deze groep Wsw-werknemers ­ evenmin als de groep die na 1998 is ingestroomd ­ niet het risico mag lopen de Wsw-plaats te verliezen zonder dat een passend ander arbeidsaanbod is gerealiseerd. Desondanks is het kabinet van oordeel dat aan het handhaven van het uitgangspunt van niet-herindiceren van het volledige werknemersbestand van vóór 1998 een aantal consequenties verbonden zijn die vragen om een heroverweging ten aanzien van herindicatie van deze groep.

Allereerst betreft het, zoals blijkt uit figuur 2., een omvangrijke en gedeeltelijk nog zeer jonge groep, waarvan uitstroom uit de Wsw op dit moment zeer gering is. Sinds 1998 zijn 24.000 (van de 91.000) personen uit de Wsw uitgestroomd, waarvan het overgrote deel is uitgestroomd vanwege VUT- of pensioenregelingen. Van de uitstroom uit de Wsw van de werknemers van voor 1998 bedraagt circa 10 procent uitstroom naar regulier werk. De totale, resterende doelgroep van voor 1998 betreft op dit moment nog ruim 65 procent van het totaal aantal Wsw-werknemers. Zoals uit de onderstaande figuur blijkt, is de uitstroom van deze groep gering.


10

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

Wsw oude werknemersbestand, naar leeftijd, inclusief code 4, + uitstroom 1ste helft 2004 (stand medio 2004) 3.000
2.750
2.500
2.250
2.000

1.750
uitstroom in eerste helft 2004
1.500 oude werknemers medio '04 waarvan code 4
1.250

1.000
750
500
250

-
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65

Voor een deel van deze groep is de geringe uitstroom naar regulier werk logisch vanwege de beperkingen van de betrokken werknemers, waardoor het lastiger is om een alternatief buiten de Wsw te vinden. Onduidelijk is evenwel in hoeverre de geringe uitstroom wordt verklaard door het feit dat deze groep niet meer wordt geherindiceerd. Zonder herindicatie waaruit blijkt dat iemand eigenlijk ´te goed´ is voor de Wsw, wordt in de praktijk ook geen inzet gepleegd om aan personen voor wie dit wel mogelijk zou zijn, een serieus aanbod voor reïntegratie en ondersteuning bij het zoeken naar een passend alternatief buiten de Wsw te doen. Herindicatie van deze laatstgenoemde groep, waarbij opnieuw wordt vastgesteld of instroom in een functie buiten de Wsw haalbaar is, kan ertoe leiden dat voor deze groep een aanbod in beeld komt dat anders voor de rest van het werkzame leven buiten bereik zou blijven.

Ten tweede heeft het vervullen van een Wsw-plaats door een werknemer die feitelijk niet voor de Wsw (onder de huidige doelgroepcriteria) in aanmerking zou komen, tot gevolg dat daarmee een Wsw-plaats bezet blijft die ook vervuld had kunnen worden door een Wsw- geïndiceerde cliënt op de wachtlijst die is aangewezen op de Wsw omdat voor hem, vanwege de aard en ernst van zijn arbeidshandicap, geen alternatieve mogelijkheid bestaat om arbeid te verrichten.


---

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

Het kabinet is om die redenen van oordeel dat een beperkte groep Wsw-werknemers die zijn ingestroomd vóór 1998 alsnog voor herindicatie in aanmerking zou moeten komen. Het gaat daarbij om de groep waarvan op grond van de oorspronkelijke Wsw-indicatie verondersteld kan worden dat zij, indien geen wijzigingen in de situatie van de betrokken werknemers zijn opgetreden, niet meer in aanmerking zou komen voor een Wsw-indicatie en waarvan kan worden verondersteld dat een alternatief reïntegratie-aanbod daadwerkelijk tot een positief resultaat zou kunnen leiden. In concreto stelt het kabinet voor om twee categorieën personen in een periode van twee jaar te herindiceren.

Ten eerste de personen die alléén op grond van een sociale handicap een Wsw-indicatie hebben gekregen. Onder een sociale handicap worden stoornissen verstaan die niet elders te classificeren zijn, ofwel beperkingen met een niet medisch te verklaren oorzaak. Een sociale handicap is sinds 1998 geen reden meer om een Wsw-indicatiestelling te verkrijgen. Ten tweede personen die thans een WAO-, WAJONG- of WAZ-uitkering ontvangen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 80 procent.

Het kabinet stelt voor om bij herindicatie van bovengenoemde twee categorieën een leeftijdsgrens te hanteren van 50 jaar. Voor de groep jonger dan 50 jaar kan worden verwacht dat de kans op succesvolle reïntegratie het grootst is. Wanneer de herindicatie van de werknemers van voor 1998 beperkt blijft tot de gedeeltelijk arbeidsgeschikten en personen met een oorspronkelijke geïndiceerde sociale handicap tot 50 jaar, gaat het in totaal om circa 7.000 werknemers. Het precieze aantal personen dat het betreft zal door middel van bestandskoppeling worden vastgesteld. Op grond van de resultaten van de herindicatie van deze groep zal worden bezien of het in de rede ligt om eventueel ook andere werknemers van voor 1998 op termijn voor herindicatie in aanmerking te laten komen.

Zoals aangegeven staat de werkzekerheid voor personen in de Wsw voorop. Herindicatie mag er niet toe leiden dat werknemers uit de Wsw hun Wsw-arbeidsplaats verliezen zonder dat een andere, voor de cliënt passende werkplek buiten de Wsw is gevonden. Op dit moment is geregeld dat Wsw-werknemers vanwege het verliezen van hun Wsw-indicatie géén ontslag aangezegd kan worden voordat een passend ander aanbod voor arbeid aan de betreffende persoon is gedaan. Ook voor de groep te herindiceren werknemers van voor 1998 die hierdoor hun indicatie verliezen zal deze garantie onverkort gelden: eventuele uitstroom uit de Wsw van deze werknemers zal alléén plaatsvinden na een aanbod voor een passende andere arbeidsplaats.

Door bovengenoemde maatregelen ­ periodieke herindicatie van alle Wsw-geïndiceerden door CWI, gedeeltelijke herindicatie van de oude doelgroep en de mogelijkheid voor gemeenten om personen die geen Wsw-plaats willen aanvaarden van de wachtlijst te halen ­ ontstaat een geactualiseerd beeld van het aantal personen in de Wsw dat daadwerkelijk tot de doelgroep van de Wsw behoort en de hoogte van de `echte' Wsw-wachtlijst. De hoogte van de huidige wachtlijst dient tegen deze achtergrond geplaatst te worden. Op grond van
12

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

het feit alleen dat op dit moment circa 12.000 gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in de Wsw werkzaam zijn, waarvan ruim 9.000 van vóór 1998, kan worden verondersteld dat de huidige wachtlijst bijna volledig zou kunnen worden weggewerkt indien alléén Wsw'ers die tot de echte doelgroep behoren in de Wsw werkzaam zouden zijn. Daarnaast blijkt uit signalen van gemeenten en sw-bedrijven dat een deel van de wachtlijst op dit moment bestaat uit personen die feitelijk geen Wsw-plaats willen aanvaarden en uit personen die op termijn wel in de Wsw willen werken maar nog niet direct voor de Wsw beschikbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege het nog bezig zijn met een voltijdsschoolopleiding. Op grond daarvan ziet het kabinet geen aanleiding om het aantal rijksgefinancierde Wsw-plaatsen structureel uit te breiden.

Het kabinet is zich ervan bewust dat hiermee geen oplossing op korte termijn wordt geboden voor de personen die op dit moment op de wachtlijst staan en wel direct voor Wsw-arbeid beschikbaar zijn. Gemeenten zullen dan ook serieus moeten investeren in het realiseren van uitstroom uit de Wsw voor cliënten voor wie dit mogelijk is. Voor zover deze mensen behoren tot de gemeentelijke doelgroep hebben de gemeenten hiervoor reïntegratiemiddelen tot hun beschikking. Voor de cliënten met een vastgestelde gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid die niet onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen zal in het kader van het UWV-instrumentarium een aanbod gedaan kunnen worden.

Om deze beweging te stimuleren en beter mogelijk te maken zal een aantal aanpassingen in de financieringssystematiek worden gerealiseerd, die er mede toe moeten leiden dat het voor gemeenten beter mogelijk wordt om met het beschikbare Wsw-budget meer Wsw- plaatsen te realiseren, waardoor meer mensen met een Wsw-indicatie gebruik kunnen maken van het Wsw-aanbod. Ook die beweging kan bijdragen aan het verkorten van de wachtlijsten.

Voordat de voorstellen ten aanzien van wijziging van de financieringssystematiek worden uitgewerkt, zal eerst worden ingegaan op de kosten die met de uitvoering van de Wsw gemoeid zijn en de relatie daarvan met de tweede hoofddoelstelling van de modernisering: meer cliëntsturing en het bevorderen van aangepast werken in een zo regulier mogelijke omgeving.

13

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum


2. Meer cliëntsturing en het bevorderen van aangepast werken in een zo regulier mogelijke omgeving
Een van de knelpunten die in de huidige uitvoering van de Wsw wordt geconstateerd, is het gebrek aan cliëntsturing. De Wsw is bedoeld om voor arbeidsgehandicapten aangepaste arbeidsplaatsen te realiseren die zo goed mogelijk aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van de cliënt. De ­ aanzienlijke ­ Wsw-subsidie is ervoor bedoeld om arbeidsplaatsen, met alles wat daarbij hoort, speciaal voor de Wsw-cliënten te kunnen creëren. In de praktijk gebeurt het lang niet altijd dat een arbeidsplaats op maat gesneden wordt voor een instromende Wsw-geïndiceerde werknemer. Het sw-bedrijf, waar het merendeel van de Wsw-plaatsen wordt gerealiseerd, verkeert in dat opzicht ook in een lastige positie. Enerzijds moet het bedrijf zich richten op het optimaal benutten van de capaciteiten en mogelijkheden van de cliënt. Anderzijds is het sw-bedrijf een productiebedrijf, waar het uitvoeren van binnenkomende opdrachten centraal moet staan om in bedrijfseconomisch opzicht gezond te blijven. Dat leidt er niet zelden toe dat bij plaatsing van Wsw-geïndiceerden de beschikbare `vacature' in het sw-bedrijf het uitgangspunt is, waarbij de vraag of deze arbeidsplaats ook de best passende is niet het primaire uitgangspunt vormt.

De Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) concludeerde onlangs op basis van eigen onderzoek5 naar zorg voor kwaliteit van de arbeid in de sociale werkvoorziening, dat gemeentebesturen of schapsbesturen sw-bedrijven niet altijd sturen op het aspect kwaliteit van de arbeid en de zorg hiervoor overlaten of mandateren aan de directeuren van sw- bedrijven. Hoewel dit onderzoek een indicatief beeld geeft en niet alle gemeenten in het onderzoek zijn betrokken geven de uitkomsten van het onderzoek wel aan dat de sturing van gemeenten ten aanzien van de kwaliteit van de arbeidsplaatsen een aandachtspunt betreft. Gemeenten geven zelf ook aan behoefte te hebben aan meer mogelijkheden om hierop te sturen.

De centrale rol van het sw-bedrijf bij de inzet van de Wsw-subsidie en het plaatsen van Wsw-geïndiceerden vanaf de wachtlijst leidt er nu nog vaak bijna automatisch toe dat cliënten in het sw-bedrijf terechtkomen of in elk geval direct vanaf de wachtlijst met het sw-bedrijf te maken krijgen als het gaat om het vinden van een passende arbeidsplaats. Vanuit het perspectief van het sw-bedrijf en de uitvoerende gemeente is een dergelijk plaatsingsbeleid niet onlogisch. Immers, binnen het sw-bedrijf zijn arbeidsplaatsen die vervuld moeten worden vaak direct beschikbaar, terwijl het zoeken naar een passende arbeidsplaats buiten de omgeving van het sw-bedrijf, in de vorm van detachering of begeleid werken met gebruikmaking van de Wsw-subsidie, een omslachtig traject kan zijn. Daarnaast kan het in toenemende mate plaatsen van Wsw-cliënten buiten het sw-bedrijf in bedrijfseconomisch opzicht voor het sw-bedrijf op korte termijn nadelige gevolgen hebben.

5 Kwaliteit van arbeid: een kwestie van zorg, Inspectie Werk en Inkomen, 2005
14

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

De ontwikkeling van de kostenstructuur per sw-plaats en de wijze waarop de Wsw-subsidie thans wordt ingezet kan dit verduidelijken.

De kostenstructuur
Met de Wsw-subsidie (in combinatie met de uit Wsw-arbeid voortvloeiende opbrengsten) worden gemeenten geacht alle met de arbeidsplaats gemoeide kosten te financieren. In concreto gaat het om de loonkosten, de kosten voor aanpassing van de werkplek en begeleiding op de werkvloer, maar ook de kosten voor het ondersteunende ambtenarenapparaat binnen gemeenten en in de sw-bedrijven, de huisvestingskosten van het sw-bedrijf en de investering in productiemiddelen en productielijnen.

In de afgelopen jaren zijn de signalen toegenomen dat de Wsw-subsidie ontoereikend zou zijn om alle met de Wsw gemoeide kosten te kunnen blijven dekken. De huidige afbouw van de Spak en Afdrachtsvermindering Langdurig Werklozen (Vlw), die een inkomstenvermindering voor de sw-sector betekende, heeft bijgedragen aan deze signalen. Door de jaarlijkse stijging van de Wsw-subsidie is deze inkomstenvermindering echter gecompenseerd: ook inclusief de gevolgen van de afbouw van de Spak en Vlw is de hoogte van de Wsw-rijkssubsidie per arbeidsplaats per saldo, jaarlijks toegenomen.

In het kader van de voorgenomen modernisering van de Wsw is in 2004 en 2005 een onderzoek verricht naar de ontwikkeling van de kosten per sw-plaats6. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de nettokosten per Wsw-plaats7 (gemiddeld 23.939 in de periode 1998-2002) zijn gedaald met 4 procent. De grootste post binnen deze nettokosten, de arbeidskosten voor Wsw-geïndiceerden, is met 3 procent gedaald. De voornaamste reden voor deze daling is het feit dat de nieuwe instroom (toegenomen door uitbreiding van het aantal sw-plaatsen in de periode 1998-2002) de eerste twee jaar minimumloon ontvangt.
Ten tweede blijkt uit het onderzoek dat de opbrengsten per Wsw-plaats8 (gemiddeld 9.828), in de periode 1998-2002 zijn gestegen met 7 procent. Een van de oorzaken voor deze stijging is de groei van het aantal detacheringen. Gedetacheerde werknemers genereren meer opbrengsten voor het sw-bedrijf dan personen die intern geplaatst zijn. Verder blijken de kosten voor begeleid werken en detacheren lager te zijn dan voor een interne plaatsing. Zo kostte een begeleid werken plaats in de periode 1998-2002 gemiddeld tussen de 20.500 en 21.500, terwijl de gemiddelde netto kosten voor alle sw-plaatsen in deze periode ongeveer 24.000 bedroegen. De onderzoekers waarschuwen er wel voor hieruit niet de conclusie te trekken dat meer begeleid werken per definitie goedkoper is voor de sector: door uitstroom van productieve Wsw'ers naar buiten en leegloop van het

6 Kosten per sw-plaats, SEOR, 2005
7 Nettokosten zijn alle arbeidskosten van Wsw-ers, de arbeidskosten van ambtelijk personeel, huisvestingskosten, kapitaalkosten en overige kosten, gedeeld door het aantal Wsw-plaatsen. 8 Het gaat om de totale gegenereerde bedrijfsopbrengsten minus de verbruikskosten gedeeld door het aantal Wsw-plaatsen.

15

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

sw-bedrijf kunnen de kosten voor de beschutte werkplaatsen in het sw-bedrijf gaan oplopen bij het meer realiseren van begeleid werken. De beweging van binnen naar buiten zal dus gepaard moeten gaan met een zorgvuldige omslag in de werkwijze van het sw-bedrijf om optimaal van kostenvoordelen te kunnen profiteren.
Uit het onderzoek blijkt ten slotte dat er ten aanzien van de kosten en opbrengsten per Wsw-plaats grote lokale verschillen bestaan. Naast gemeenten en sw-bedrijven met tekorten zijn er ook gemeenten en sw-bedrijven die erin slagen, in sommige gevallen zelfs geheel zonder gemeentelijke bijdrage, jaarlijks winst te maken. Naast onder meer verschillen in werksoorten ­ sommige sw-bedrijven hebben al in een vroegtijdig stadium de omslag naar rendabeler en relatief goedkoper werksoorten gemaakt, worden deze verschillen door de onderzoekers ook toegerekend aan verschillen in efficiency en management.

In het onderzoek zijn de resultaten van de jaren 2003 en 2004 niet meegenomen, omdat er bij de start van het onderzoek geen betrouwbare cijfers over deze jaren voorhanden waren. Gemeenten en sw-bedrijven hebben aangegeven dat juist in deze jaren de kosten relatief sterk gestegen zijn. Dat blijkt echter niet uit de ontwikkeling van de hoogte van de gemeentelijke bijdrage aan de Wsw. De gemeentelijke bijdrage per Wsw-plaats is in deze periode slechts marginaal gestegen (gemiddeld met ongeveer 60 per sw-plaats), wat overigens voor een deel ook verklaard zou kunnen worden uit het feit dat sw-bedrijven misschien in de afgelopen jaren opgebouwde reserves hebben aangesproken. Op basis van het signaal vanuit de sector dat juist vanaf 2002 de kosten zijn toegenomen heeft de uitvoerder van het kostenstructuuronderzoek SEOR na afronding van het onderzoek op basis van de op dat moment bij branche-organisatie Cedris beschikbare bedrijfsgegevens over het jaar 2003 van 60 sw-bedrijven een analyse gemaakt van de toegevoegde waarde per sw-plaats in 2003. Daaruit bleek dat de toegevoegde waarde per sw-plaats in constante prijzen ongeveer gelijk is aan die in 2002. Er blijkt op grond van deze gegevens dus dat er geen sprake geweest is van een daling van de toegevoegde waarde per sw-plaats in 2003.

Kijkend naar de algemene kostenontwikkeling in de afgelopen twee jaar is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de omgeving waarbinnen de Wsw wordt uitgevoerd aan dermate grote veranderingen onderhevig is geweest dat de resultaten uit de periode tot en met 2002 een heel ander beeld laten zien. De belangrijkste verandering die is opgetreden voor de sw-sector is de afbouw van de Spak/Vlw, die voor de sector een vermindering van inkomsten heeft betekend. De rijkssubsidie per voltijds Wsw-plaats (standaardeenheid, SE) is ook in de periode vanaf 2002, vanwege jaarlijkse indexatie, elk jaar toegenomen. Daardoor zijn de totale subsidie-inkomsten per voltijds Wsw-plaats per saldo (inclusief inkomsten uit Spak/Vlw) ook in 2003 en 2004 niet gedaald, zoals uit onderstaande tabel blijkt. In 2005 zijn middelen uit het Wsw-macrobudget genomen en overgeheveld naar CWI voor de met de indicatiestelling genoemde uitvoeringskosten (circa 14 miljoen). De
16

Ons kenmerk AM/SAM/05/36078
Datum

indicatiestelling wordt vanaf 2005 immers niet meer door gemeenten, maar door CWI uitgevoerd en bekostigd. De subsidie per SE is in 2005 mede door uitname van de indicatiemiddelen licht gedaald. Het in de tabel voor 2005 opgenomen bedrag is nog exclusief de prijsindexatie, die voor 2005 nog niet is verstrekt. Na prijsindexatie zal de subsidie per SE voor 2005 dus nog licht worden verhoogd. Concluderend is er voor de sector dus geen sprake van een nettovermindering van inkomsten, ook niet wanneer de effecten van de Spak/Vlw worden meegerekend, die de conclusie rechtvaardigt dat het inkomstenbeeld voor de Wsw-sector vanaf 2003 zodanig gewijzigd is dat het beeld dat naar voren komt uit het kostenstructuuronderzoek niet meer van toepassing zou zijn.

Ontwikkeling inkomsten SW-sector per SE, inclusief Spak/Vlw