Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
W&B/URP/05/45277
Onderwerp Datum Contactpersoon
Beantwoording vragen eerste termijn 14 juni 2005
behandeling initiatiefwetsvoorstel Wet
voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande
ouders
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën doe ik u hierbij de antwoorden toekomen op
een aantal van de vragen die aan ons zijn gesteld tijdens de eerste termijn van de
behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande
ouders) (Kamerstukken II, 2004/05, 29 948).
De heer De Wit heeft gevraagd naar de belastbaarheid van de Vazalo-toeslag. Dit
initiatiefwetsvoorstel regelt dat de Vazalo-toeslag onbelast wordt uitgekeerd door een
wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001. In het artikel waar de onbelastbaarheid van
ondermeer de kinderbijslag en de huursubsidie wordt geregeld wordt de Vazalo-toeslag
toegevoegd. Het kabinet heeft in zijn reactie aangegeven dat het de Vazalo-toeslag
beschouwt als een inkomensondersteuning die als vrij besteedbaar inkomen onder de
belastingheffing zou moeten vallen. Vrij besteedbaar inkomen verhoogt immers de
draagkracht. Onbelastbaarheid is naar het oordeel van het kabinet alleen van toepassing bij
toeslagen/uitkeringen die bedoeld zijn als bekostiging voor specifieke noodzakelijke
uitgaven.
Door de leden De Wit, Weekers, Koser Kaya, Van Gent, Huizinga en Bussemaker is
gevraagd om nadere informatie over de kabinetsramingen bij de uitstroom en de kosten.
Voor wat betreft de uitstroom is op basis van het rapport `Aan de slag. Eindrapport van de
werkgroep Toekomst van het arbeidsmarktbeleid'(Kamerstukken II, 2001/02, 27 914) de
indicatie verkregen dat het effect van een financiële prikkel ongeveer op 10% van de
doelgroep mag worden geschat. Voor de omvang van de doelgroep is aansluiting gezocht bij
het aantal van 60.000 dat mevrouw Noorman in de memorie van toelichting aanmerkt als
zijnde niet blijvend op de bijstand aangewezen (Kamerstukken II, 2004/05, 29 948, nr. 6,
p.20). Hiermee komt het structurele effect van Vazalo op 6.000 alleenstaande ouders uit.
Voor wat betreft de kostenramingen het volgende. Het kabinet en de indienster verschillen
van mening over de kosten/baten die gemoeid zijn met dit initiatiefwetsvoorstel. Deze
verschillen zijn geheel terug te voeren op het verschil in de verwachte uitstroom uit de Wet
werk en bijstand (WWB). Bij de overige posten zoals de kosten van kinderopvang, de groep
buiten de WWB die recht zou krijgen op Vazalo en de gemiddelde opbrengst per
uitgestroomde alleenstaande ouder worden dezelfde cijfers gehanteerd. Voor wat betreft de
kosten voor scholing en gesubsidieerde arbeid heeft het kabinet rekening gehouden met de
door mevrouw Noorman genoemde bedragen.
Door de heer Weekers wordt gevraagd naar de deadweightloss van dit wetsvoorstel
aangezien een groep alleenstaande ouders die nu niet afhankelijk is van de WWB een
Vazalo-toeslag krijgt. In de structurele situatie bedraagt deze deadweightloss in de
kabinetsraming 74% van het budget. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de
deadweightloss groep een lagere Vazalo-toeslag krijgt doordat ze een hoger inkomen
hebben. Op basis van de ramingen van de indienster zou de deadweightloss uitkomen op
40%.
De heer Weekers heeft gevraagd naar de opvatting van het kabinet in het geval de
alleenstaande ouder een beroep doet op de ex-partner voor kinderalimentatie en zorg. Het
kabinet is hier voorstander van. Dit sluit aan bij het kabinetsstandpunt dat de financiële
gevolgen van een echtscheiding niet op de overheid mogen worden afgewenteld. Hiervoor
zijn een tweetal wetsvoorstellen ingediend, te weten het Wetsvoorstel herziening
kinderalimentatiestelsel en het Wetsvoorstel Bevordering voortgezet ouderschap en
zorgvuldige scheiding.
De heer Weekers heeft voorts gevraagd of Vazalo niet een nieuwe armoedeval creëert bij
115% WML. Vazalo geeft een subsidie aan alleenstaande ouders met een laag inkomen
(vanaf 55%). Dit bedrag wordt stapsgewijs afgebouwd tot nul bij een inkomen van 115%
WML. Het wordt voor de alleenstaande ouder minder aantrekkelijk om vanuit een kleine
baan door te groeien naar een volledige baan met een inkomen boven 115% WML.
Daarnaast ontstaat bij een inkomen boven 115% een toename van de marginale druk
doordat de Vazalo-toeslag onbelast is, waardoor deze niet van invloed is op
inkomensafhankelijke regelingen. Bij het wegvallen van de toeslag wegens
inkomensstijging vervalt dit effect en treedt een naar verhouding grotere afname van
inkomensafhankelijke regelingen op. Naar aanleiding van de motie Omzigt cs zal uw Kamer
nader geïnformeerd worden over de marginale drukken (Kamerstukken II, 2004/05, 29 764,
nr. 26).
De heer Weekers heeft gevraagd of een creatieve inzet van het premie-instrument op het
thema armoedeval soelaas kan bieden. Het premie instrument leent zich uitstekend voor
stimulering van arbeidsdeelname en uiteindelijk duurzame uitstroom uit de bijstand ook
voor deze doelgroep. Het premie-instrument kent drie elementen die bedoeld zijn om
armoedevaleffecten tegen te gaan. Ten eerste is de premie onbelast waardoor die niet
doorwerkt in het recht op inkomensafhankelijke regelingen. Ten tweede wordt de premie
eenmaal per jaar toegekend en dient voor een eventuele toekenning in een volgend jaar een
nieuw besluit te worden genomen. De premie is dus geen automatisme. Daarmee wordt
voorkomen dat er een inkomensgewenning ontstaat met alle gevolgen van dien voor de
armoedeval. Ten derde is de hoogte van de premie variabel en ter beoordeling van de
gemeente. Hierdoor kunnen de gemeenten de premie afstemmen op de aard van de te
stimuleren activiteit en het geheel van de inkomenspositie van de belanghebbende.
In antwoord op de vraag van de heer Bruls naar de stand van zaken rond de informatie die ik
de Kamer heb toegezegd over de langdurigheidstoeslag, kan ik meedelen dat ik ernaar streef
die informatie vóór het zomerreces naar de kamer te sturen.
De heer Varela heeft gevraagd na te gaan of en, zo ja, hoe het mogelijk is om de wens van
de Kamer voor vereenvoudiging van de combinatie van arbeid en zorg te vervullen. Naar
mijn mening gaat het bij de combinatie van arbeid en zorg om maatwerk. De WWB biedt
gemeenten de mogelijkheid om dat maatwerk te leveren. Het door de heer Varela gevraagde
onderzoek kan worden betrokken bij de evaluatie van de WWB. Voorts wijs ik in dit
verband op de bijdrage die de Wet langdurend zorgverlof, die per 1 juni 2005 inwerking is
getreden, kan leveren aan de combinatie van arbeid en zorg.
Mevrouw Van Gent heeft gevraagd of ik er spijt van heb dat de WWB "aanspraak"op
ondersteuning/reïntegratie regelt in plaats van "recht" daarop. Zij vraagt of door cijfers en
andere bewijsmateriaal kan worden aangetoond dat "aanspraak" voldoende werkt voor de
groep alleenstaande ouders. In de WWB is bewust gekozen voor de "aanspraak" in plaats
van "recht"op ondersteuning. De reden hiervoor is dat de belanghebbende recht heeft op
door de gemeente geholpen te worden bij reïntegratie maar geen recht op een specifieke
voorziening. Hierdoor stimuleert de aanspraak de eigen verantwoordelijkheid voor zijn
reïntegratie. De gemeente neemt bij de individuele afweging van het verzoek van
betrokkene ook diens ideeën en voorstellen mee omdat inspelen op de persoonlijke voorkeur
en aandacht grote succesfactoren bij reïntegratie zijn.
De vraag van mevrouw Huizinga naar het kabinetsstandpunt als het initiatiefwetsvoorstel
wordt aangenomen, kan ik momenteel niet beantwoorden. Als het voorstel wordt
aangenomen, dient dit namelijk opnieuw voor standpuntbepaling te worden voorgelegd aan
het kabinet. Op de uitkomst daarvan kan ik niet vooruit lopen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid