Provincie Friesland

PERSBERICHT

Nummer: 185 SJT
Datum: 15 juni 2005

Tweede subsidieronde Leren voor
Duurzame Ontwikkeling opengesteld

Vanaf 15 juni a.s. stellen de drie Noordelijke provincies de 2de tender open waarin geïnteresseerde organisaties, bedrijven en overheden projectideeën kunnen indienen die bijdragen aan de uitvoering van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Projectideeën dienen uiterlijk 15 september 2005 ingediend te zijn. Begin 2006 besluiten de colleges van Gedeputeerde Staten aan welke projecten subsidie wordt toegekend.

Leren voor Duurzame Ontwikkeling
Het landelijke programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling loopt van 2004 tot en met 2007. Het programma richt zich op de wijze waarop keuzes en gedrag van mensen en organisaties tot stand komen. Via leerprocessen stimuleert het programma kennis en vaardigheden die mensen in staat stellen om een meer duurzame afweging te maken.

Projecten moeten aansluiten bij besluitvormingsprocessen in Noord-Nederland. Dit houdt in dat er iets moet gaan gebeuren. Initiatiefnemers moeten de besluitvorming ook kunnen en willen beïnvloeden. Daarbij is de aanwezigheid van een (potentieel) belangenconflict van belang. Voorbeelden van een belangenconflict zijn: natuur ten opzichte van economische ontwikkeling, leefbaarheid ten opzichte van natuur, gezondheid ten opzichte van economie. In de projecten moet duidelijk iets geleerd worden over de afweging van belangen. Vragen die een rol spelen zijn: Welke verschillende belangen spelen er precies? Wie zijn de belanghebbenden? Wie kunnen er betrokken worden bij de belangenafweging? Hoe vindt de belangenafweging plaats? Wie beïnvloeden de uitkomst? Welke eisen stelt een goede belangenafweging aan het besluitvormingsproces? Hoe kan aan deze eisen worden voldaan?

Indienen projectideeën

Vanaf 15 juni 2005 kunnen geïnteresseerde organisaties, bedrijven en overheden projectideeën aanleveren. De deadline voor het aanleveren van projectideeën is 15 september 2005. Het projectidee dient een beknopte beschrijving van het idee te geven. Hiertoe is een formulier beschikbaar via het programmamanagement: KNN Milieu, Cor Kamminga, Werfstraat 5, 9712 VN Groningen (telefoon: 050-3175550, e-mail: k.j.kamminga@knnmilieu.nl). Projectindieners moeten zelf voldoende financieel bijdragen. Dit is ten minste 15 procent van de projectkosten.

Na 15 september beoordeelt de 'Noordelijke Adviesgroep', bestaande uit noordelijke deskundigen op het gebied van duurzame ontwikkeling, de ideeën. De adviesgroep stelt zich hierbij de vraag in hoeverre projectideeën passen binnen het Noordelijk Ambitiestatement en hoe de projecten gezamenlijk kunnen bijdragen aan het realiseren van de ambities hieruit.

Van projectidee naar projectvoorstel
Indieners van positief beoordeelde ideeën kunnen hun idee uitwerken tot projectvoorstel. Zij krijgen hiervoor de tijd vanaf medio oktober 2005 (beoordeling van projectideeën door Noordelijke Adviesgroep) tot eind november 2005. Begin december 2005 brengt de Noordelijke Adviesgroep een definitief advies uit over de projectvoorstellen aan de colleges van Gedeputeerde Staten. Begin 2006 worden de projectvoorstellen ter besluitvorming voorgelegd aan de colleges van Gedeputeerde Staten, en indien nodig aan Provinciale Staten.

Meer informatie
Wanneer u geïnteresseerd bent kunt u voor meer informatie het Noordelijk ambitiestatement LvDO raadplegen en het communicatie- en organisatieplan. Beide zijn te vinden op de websites van de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe.

U kunt ook contact opnemen met het programmamanagement: KNN Milieu, Cor Kamminga, Werfstraat 5, 9712 VN Groningen Telefoon: 050-3175550
E-mail: k.j.kamminga@knnmilieu.nl

Noordelijk ambitiestatement
Leren voor Duurzame Ontwikkeling

2004-2007

Provincie Drenthe
Provinsje Fryslân
Provincie Groningen

eindconcept
juli 2004

Samenvatting

Als vervolg op de drie afzonderlijke programma's Leren voor Duurzaamheid (2000-2003) hebben de drie noordelijke provincies de handen ineengeslagen en gezamenlijk dit ambitiestatement opgesteld. Samen met de medeoverheden en de overige betrokken partijen uit het hele noorden, is de noordelijke invulling van het landelijke kader vormgegeven.

De landelijke doelstelling van het nieuwe programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling is als volgt: 'Het op gang brengen van effectieve leerprocessen, gericht op een meer duurzame afweging, bij maatschappelijke actoren om zodoende een bijdrage te leveren aan een duurzame kwaliteit van de leefomgeving voor alle burgers en een leefbaar land voor toekomstige generaties.'

Het landelijke kader is verder opgebouwd uit drie pijlers en een aantal algemene criteria. Pijler 1. Lerende individuen - focus op onderwijssysteem Pijler 2. Lerende organisaties - focus op overheden Pijler 3. Lerende samenleving - focus op besluitvormingsprocessen

Pijler 1 en 2 worden centraal georganiseerd. Pijler 3 valt onder regie van de provincies. Hiervoor krijgen de drie noordelijke provincies ieder E 112.000,- per jaar vanuit het Rijk.

De projecten moeten voldoen aan diverse criteria. Landelijk zijn onderstaande, algemene criteria geformuleerd.
- mainstream
Maatschappelijke verankering via de grotere besluitvormingstrajecten.
- integraal
Afweging tussen meerdere dimensies. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de dimensies sociaal, economisch, ecologisch, hier en daar, nu en straks en participatie.
- sociaal leren
Sociale leerprocessen moeten centraal staan.

- meerdere partners
Ieder project wordt door meerdere partners ingediend, ondertekend en uitgevoerd.

Naast de algemene criteria zijn diverse specifieke, noordelijke criteria geformuleerd. Per pijler is, naast een basisambitie en vijf thema´s, een noordelijke ambitie geformuleerd.

basisambitie
Door middel van het uitvoeren van diverse projecten waarin de duurzame afweging in praktijk wordt gebracht, wordt een positieve bijdrage geleverd aan een duurzame samenleving in de drie noordelijke provincies van Nederland.

Deze ambitie vormt de achtergrond voor ieder project, de basis. De basisambitie wordt verder richting gegeven doordat wordt ingezet op onderstaande thema's.

thema's

- ruimtegebruik

- duurzame samenleving in kleinere gemeenschappen o platteland
o woonwijken

- energievraagstukken

- water

- duurzame ontwikkeling tussen de oren

ambities per pijler
Pijler 1. Lerende individuen - focus op onderwijssysteem

De insteek van de drie noordelijk provincies is om voor de pijler 'Lerende individuen' een vervolg op het project 'Scholen voor duurzaamheid' in te dienen. De ambitie daarbij is het uitbouwen van de structuur naar onder meer het MBO en basisonderwijs waarbij de structuur na het afronden van het project zelfstandig kan blijven bestaan. Dit project zal door de drie noordelijke provincies gezamenlijk worden opgezet en is gericht op de noordelijke basisambitie en thema's. Voor de uitvoering van dit project zal een verzoek worden ingediend voor ondersteuning (in uren) vanuit het landelijke projectbureau.

Pijler 2. Lerende organisaties - focus op overheden De provincies melden zich gezamenlijk aan voor deze pijler. Ambitie daarbij is om aan de hand van één of meer mainstreamprocessen samenhang met betrekking tot duurzame ontwikkeling te creëren tussen de diverse provinciale sectoren (milieu, RO, welzijn, economie, natuur enz.). Achterliggende gedachte daarbij is dat samenhang tussen de diverse sectoren binnen een organisatie een voorwaarde is voor het kunnen implementeren van een meer duurzame afweging in besluitvormingsprocessen. Dit project wordt, indien mogelijk, door de drie noordelijke provincies gezamenlijk voorbereid en uitgevoerd en is eveneens gericht op de basisambitie en thema´s.

Pijler 3. Lerende samenleving - focus op besluitvormingsprocessen Binnen de pijler 'Lerende samenleving' is de ambitie om alle 5 thema's in het uitvoeringsprogramma te laten weerspiegelen. Hier zal op worden gestuurd bij de selectie van de projecten. In een enkel geval zullen meerdere thema's per project mogelijk zijn. De thema's krijgen binnen deze projecten zodanig de aandacht dat een bijdrage wordt geleverd aan de basisambitie. Er is niet per thema specifiek een ambitie geformuleerd. De drie noordelijke provincies hebben de ambitie om alle 5 thema's in projecten uit te werken. Per project wordt de doelstelling geformuleerd waardoor de resultaten met betrekking tot de basisambitie en de thema's duidelijk worden. Voor deze werkwijze is bewust gekozen om vooraf voldoende ruimte te geven aan nieuwe ideeën vanuit de grote groep betrokken partners. Ieder project behelst één of meer thema's en levert een bijdrage aan de basisambitie. Aan de hand van de basisambitie, de thema's en de criteria is het programma voldoende focus gegeven om er voor te zorgen dat er gericht gewerkt gaat worden.

organisatie
Het programma zal worden gecoördineerd door een noordelijk projectteam. Dit team bestaat uit de drie provinciale coördinatoren, een programmamanager en administratieve ondersteuning. De inhoudelijke sturing vindt plaats door een noordelijke adviesgroep, samengesteld uit diverse vertegenwoordigers van diverse partners.

Het streven is eind 2004 het eerste uitvoeringsprogramma gereed te hebben. Inhoudsopgave

Samenvatting 1

Inhoudsopgave 3


1. Inleiding 1


2. Globaal overzicht periode 2000-2003 3


3. Kader periode 2004-2007 5


4. Ambities en thema's 7

4.1 Basisambitie en thema's 7
4.2 Ambities per pijler 8


5. Werkwijze 10

5.1 Organisatie van het programma 10
5.2. Communicatie en kennismanagement 11
5.3. Criteria voor projecten 13
5.3.1. Algemene criteria 13
5.3.2. Specifieke criteria 14
5.4. Planning 15
5.5. Financiën 15
5.6. Evaluatie 16


6. Tot slot 17

Bijlage I Regelingen, projecten en communicatietrajecten Duurzame Daadkracht 1

Bijlage II Stappenoverzicht projectaanvraag Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2

Bijlage III Streefdata diverse onderdelen Leren voor Duurzame Ontwikkeling 3

Bijlage IV Provinciale coördinatoren Leren voor Duurzame Ontwikkeling 4

Inleiding

Als vervolg op de drie afzonderlijke programma's Leren voor Duurzaamheid (2000-2003) hebben de drie noordelijke provincies de handen ineengeslagen en gezamenlijk dit Noordelijk ambitiestatement Leren voor Duurzame Ontwikkeling (2004-2007) opgesteld.

Het gezamenlijk optrekken van de drie noordelijke provincies is mede ingegeven doordat een aantal aspecten uit het vorige programma Leren voor Duurzaamheid de afzonderlijke provincies te boven ging. Een goed voorbeeld daarvan is het project "Scholen voor Duurzaamheid", waarbij alle scholen in het noorden worden bediend met betrekking tot het werken met duurzame ontwikkeling binnen het onderwijs. Bovendien zijn er de nodige organisaties die met duurzame ontwikkeling bezig zijn waarvan de activiteiten boven provinciegrenzen uitreiken, zoals onder meer een aantal waterschappen, de IVN-consulentschappen, NLTO en energiebedrijven. De mainstreamprocessen hebben veelal betrekking op alle drie noordelijke provincies. Daarnaast zijn door het gezamenlijk optrekken ook de nodige efficiëntievoordelen te behalen. Het eerste voorbeeld daarvan is dat er nu 1 ambitiestatement is opgesteld met 1 raadpleging van alle betrokkenen uit het hele noorden tegelijkertijd.

Samen met de medeoverheden en de overige betrokken partijen uit het hele noorden, is de noordelijke invulling van het landelijke kader vormgegeven. Op 15 juni 2004 zijn in totaal 72 deelnemers van gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, waterschappen, onderwijs, provincies enz. aan de slag gegaan om de mainstreamthema's in het noorden te benoemen. Deze noordelijke invulling is opgenomen in dit ambitiestatement. Daarnaast is deze dag gebruikt om de deelnemers te informeren en te enthousiasmeren over het nieuwe programma.

Het Kabinet Balkenende II heeft aangegeven dat duurzame ontwikkeling vanzelfsprekend moet worden, in het handelen van zowel de overheid als in andere geledingen van de maatschappij. Maar hóe is dat te realiseren? Zijn overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en individuele burgers in staat en bereid om vanzelfsprekend een duurzame afweging te maken in hun keuzes en in hun gedrag? Weten ze om welke afweging het gaat en kennen ze de achtergronden, motivaties en handelingsalternatieven? Kunnen ze een afweging maken, ook als onduidelijk is hoe een 'duurzame samenleving' er precies uitziet? Willen ze die afweging maken, ook als blijkt dat het resultaat op korte termijn niet het individuele belang dient? Durven ze die afweging te maken als duurzame ontwikkeling in hun omgeving (nog) geen gemeengoed is en ze niet weten of anderen bereid zijn dezelfde afweging te maken?

Om een bijdrage te kunnen leveren aan meer vanzelfsprekende duurzame ontwikkeling is voor het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling de volgende (landelijke) doelstelling geformuleerd: 'Het op gang brengen van effectieve leerprocessen, gericht op een meer duurzame afweging, bij maatschappelijke actoren om zodoende een bijdrage te leveren aan een duurzame kwaliteit van de leefomgeving voor alle burgers en een leefbaar land voor toekomstige generaties.'

De drie noordelijke provincies hebben binnen deze doelstelling een basisambitie en vijf thema's gekozen die de komende jaren door middel van diverse projecten zullen worden uitgewerkt (hoofdstuk 4).

Net als in de voorgaande ambitiestatements 2000-2003 ligt voor de periode 2004-2007 de nadruk op interactieve en interdisciplinaire participatie van (nieuwe) partners en doelgroepen bij duurzame ontwikkelingen. Sociaal leren is daarbij een belangrijk aspect. Nieuw aspect is dat projecten kwesties integraal moeten benaderen. Dat wil zeggen dat er een duurzame afweging gemaakt moet worden tussen de ecologische, sociaal-culturele en economische dimensie (triple p) rekening houdend met het risico van afwenteling in ruimte en tijd. Daarnaast moeten projecten aansluiten bij de 'mainstream' (grotere besluitvormingstrajecten).

In hoofdstuk 2 is een globaal overzicht van het vorige programma weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op het kader van het nieuwe programma. In hoofdstuk 4 zijn de ambities en de thema's voor de komende periode geformuleerd. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de werkwijze, inclusief de criteria voor projecten.

Globaal overzicht periode 2000-2003

Het programma Leren voor Duurzaamheid, periode 2000-2003 is door de drie noordelijke provincies afzonderlijk opgezet en uitgevoerd. Door de samenwerking in het project Scholen voor Duurzaamheid is het idee ontstaan dat nauwere samenwerking binnen het programma zinvol kan zijn. Voor het nieuwe programma is dit derhalve vormgegeven. Onderstaand is een globaal overzicht gegeven van de periode 2000-2003. In dit programma stond (ook) het evenwicht tussen de verschillende dimensies centraal (sociaal, economisch, ecologisch). Voor een vollediger overzicht wordt verwezen naar de evaluatierapporten die in iedere provincie zijn opgesteld.

Drenthe
In Drenthe is gekozen voor vijf speerpunten gericht op Natuur en milieueducatie (NME) met daarbij een thematische aanpak. De speerpunten voor het programma waren als volgt:
1. Onderwijs: provinciedekkend systeem van scholennetwerken in het primair onderwijs van waaruit jaarlijks NME-onderwerpen geïnitieerd worden.
2. Beleidsverankering en positionering: NME heeft een vaste en structurele plaats gekregen en is daarbij herkenbaar aan een planmatige opzet, financiering en ambtelijke en bestuurlijke aandacht.
3. Integratie in maatschappelijke sectoren: andere maatschappelijke sectoren ontwikkelen zich als volwaardige partners in NME.
4. Professionalisering en kwaliteitszorg: er is een structurele en marktgerichte aanpak van professionalisering voor ambtenaren en NME-organisaties.
5. Kennismanagement en ondersteuningsstructuur: er wordt optimaal gebruik gemaakt van kennis die bij andere organisaties al beschikbaar is. De activiteiten binnen deze vijf speerpunten waren gericht op de drie thema's water, omgevingskwaliteit en consumentengedrag. Integratie van diverse beleidsvelden is daarbij gestimuleerd.

In de gehele programmaperiode zijn in Drenthe 17 projecten uitgevoerd. De speerpunten zijn met deze projecten deels gehaald. Een belangrijk resultaat van het programma is dat traditionele NME-organisaties het belang hebben gezien en uitgedragen dat het van groot belang is om samen te werken met andere partners. Daarnaast zijn goede resultaten geboekt met de netwerken binnen het onderwijs. Er zijn veel nieuwe partners betrokken bij de projecten. De regiegroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende organisaties, heeft niet echt bijgedragen aan een betere kwaliteit van de projecten of adviezen. Dit werd mede veroorzaakt doordat sturing niet goed mogelijk was met de gekozen vorm van subsidietoekenning.

Fryslân
In Fryslân is in de programmaperiode gewerkt aan onderstaande streefbeelden:
1. Met Kompas voor het Noorden naar maatschappelijke integratie en bestuurlijke verankering in Fryslân.
2. Mondiale ontwikkeling en duurzaamheid.

3. Samen met het thema Cultuur en School uit het Actieplan Cultuurbereik aandacht voor duurzaamheid en ontwikkelingssamenwerking binnen het voortgezet- en beroepsonderwijs.
4. Professionalisering van NME-centra in Fryslân.
5. Van natuur- en milieueducatie naar een duurzame ontwikkeling via kennismanagement en ondersteuningsstructuur.

In Fryslân zijn in de periode 2000-2003 twee programma's uitgevoerd met in totaal 18 projecten. In het eerste programma is ruimte gegeven aan het leren samenwerken met nieuwe en verrassende partners, in het tweede programma stond het praktisch en concreet met elkaar aan het werk centraal. Door het uitvoeren van het communicatieplan 'It klinken en daverjen fan duorsumheid' zijn leermomenten gedeeld en zijn informatie en ervaringen uitgewisseld.

Binnen het programma zijn diverse nieuwe samenwerkingsvormen ontstaan tussen diverse organisaties en doelgroepen. Er zijn ook diverse nieuwe partners bij het onderwerp duurzaamheid betrokken. Door de sturing vanuit de Adviescommissie, samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende organisaties, is er op ieder streefbeeld actie ondernomen. Hierdoor is bij ieder streefbeeld, in meerdere of mindere mate, resultaat geboekt.

Groningen
Groningen heeft zich in de programmaperiode aan de hand van vier thema's ingezet om de landelijke speerpunten te realiseren. De speerpunten:
1. Positieversterking van leren voor duurzaamheid.
2. Maatschappelijke integratie van duurzaamheid.
3. Versterking van de structurele inbedding van NME in het onderwijs.
4. Professionalisering en kwaliteitszorg.

5. Ondersteuningsstructuur en kennismanagement. De activiteiten binnen deze vijf speerpunten zijn gericht op de vier thema's ondernemen en bedrijvigheid, duurzame leefomgeving, mobiliteit en bereikbaarheid en karakteristiek landschap en water.

Naast de speerpunten en thema's is er voor gekozen de doelgroep jongeren en de nabije leefomgeving prioriteit te geven. Daarnaast is gestuurd op vernieuwende werkwijzen en nieuwe partners/samenwerkingsverbanden.

In de gehele programmaperiode zijn in Groningen 12 projecten uitgevoerd. Daarbij is veel samengewerkt door veel verschillende organisaties en er is op een open manier met elkaar van gedachten gewisseld. Er zijn projecten uitgevoerd die zonder het programma waarschijnlijk veel minder breed opgepakt zouden zijn.

Kader periode 2004-2007

Het globale kader voor het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling is landelijk opgesteld. De noordelijke invulling van dit kader is beschreven in hoofdstuk 4. De landelijke en noordelijke criteria zijn opgenomen in hoofdstuk 5.

Het landelijke kader is opgebouwd uit drie pijlers. Daarnaast is een aantal algemene criteria geformuleerd. Onderstaand worden de pijlers kort beschreven. De algemene criteria zijn opgenomen in paragraaf 5.3.1.

Pijler 1. Lerende individuen - focus op onderwijssysteem Activiteiten bij deze pijler zijn gericht op het structureel agenderen van duurzame ontwikkeling binnen het onderwijs. Lerende individuen worden benaderd via het gehele onderwijssysteem. Er wordt gewerkt aan een landelijke visie hierop. De regie wordt centraal (landelijk) georganiseerd. Er is geen vrij besteedbaar budget beschikbaar voor deze pijler. Het ministerie van OCW stelt aan zijn vaste subsidierelaties menskracht en middelen beschikbaar om de doelen van Leren voor Duurzame Ontwikkeling te realiseren. Andere initiatiefnemers moeten aansluiting zoeken bij deze vaste subsidierelaties van het ministerie van OCW.

Pijler 2. Lerende organisaties - focus op overheden Doelstelling hierbij is dat overheidsorganisaties hun prestaties verbeteren op het gebied van integraal werken en oriëntatie op de samenleving. Dit is een voorwaarde om in besluitvormingstrajecten binnen de overheid een meer duurzame afweging te kunnen maken. Ook deze pijler wordt centraal georganiseerd. Provincies kunnen zich inschrijven om deel te nemen met hun eigen organisatie. Ook de waterschappen kunnen voorstellen indienen. Landelijk is per jaar voor de provincies gezamenlijk E 475.000,- voor deze pijler beschikbaar.

Pijler 3. Lerende samenleving - focus op besluitvormingsprocessen Bij besluitvormingsprocessen zijn over het algemeen meerdere actoren (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, bestuurders, enz.) betrokken. In het kader van de pijler 'Lerende samenleving' is het de bedoeling om rond een concrete situatie de diverse actoren bijeen te brengen en gezamenlijk een leerproces met betrekking tot duurzame ontwikkeling te doorlopen.

Hierbij is het van belang dat zo veel mogelijk wordt gezocht naar maatschappelijke verankering via de grotere besluitvormingstrajecten. De initiatieven binnen het programma kunnen vanuit één praktijksituatie ontstaan maar vervolgens wordt er gekeken naar de koppeling van deze praktijksituatie met achterliggende processen en initiatieven, de zogenaamde mainstream.

Deze mainstream kan van twee kanten benaderd worden:
- vanuit een relatief kleine (concrete) praktijksituatie de koppeling leggen met de achterliggende (grote) processen en initiatieven;
- rechtstreeks vanuit de grotere besluitvormingstrajecten.

De provincies hebben met betrekking tot de pijler 'Lerende samenleving' de regie en middels een subsidiebeschikking van het ministerie van LNV, de beschikking over een budget (zie paragraaf 5.5). De nadruk voor het noordelijke programma ligt daardoor op deze pijler.

Het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling is een van de circa 20 illustratieprogramma's van het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling (getiteld Duurzame Daadkracht ). Dit actieprogramma is opgesteld naar aanleiding van de Nationale Strategie voor Duurzame ontwikkeling die de Nederlandse regering in september 2002 in Johannesburg heeft gepresenteerd. In bijlage I is een globaal overzicht opgenomen met de regelingen, projecten en communicatietrajecten die op dit gebied ontplooid worden.

Ambities en thema's


1 Basisambitie en thema's

Noord-Nederland wordt gekenmerkt door een lage bevolkingsdichtheid, veel ruimte, relatief veel natuur, weinig steden en relatief weinig milieuproblemen. Mobiliteit en leefbaarheid van kleine dorpen zijn wezenlijk anders dan in West-Nederland. De ontwikkelingen van het gebied worden gekenmerkt door een stijgende werkloosheid, verandering van agrarische activiteiten en een stijgende ontwikkeling van toerisme. De specifieke manier van leven in het noorden van Nederland is aan het veranderen. Aansluitend hierop is de basisambitie voor het noordelijke programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling geformuleerd.

basisambitie
Door middel van het uitvoeren van diverse projecten waarin de duurzame afweging in praktijk wordt gebracht, wordt een positieve bijdrage geleverd aan een duurzame samenleving in de drie noordelijke provincies van Nederland.

Deze ambitie vormt de achtergrond voor ieder project, de basis. De basisambitie wordt verder richting gegeven doordat wordt ingezet op onderstaande thema's. De projecten die worden uitgevoerd leveren vanuit één of meerdere thema's een bijdrage aan de basisambitie. De thema's en basisambitie zijn geformuleerd aan de hand van de uitkomsten van de bijeenkomsten die zijn georganiseerd met medeoverheden en overige betrokken partners.

thema's
ruimtegebruik
Veel open ruimte is een belangrijk kenmerk van het noorden en het heeft haar eigen specifieke functies. De manier waarop er nu mee omgegaan wordt, bepaalt hoe het landschap er in de toekomst uitziet en welke functies er overblijven en eventueel nieuw ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan de omgang met oude en nieuwe bedrijventerreinen, woonwijken (oud en nieuw), openheid versus verstedelijking, ecologische hoofdstructuur en andere aspecten die van invloed zijn op hoe er in het noorden met de ruimte wordt omgegaan.

duurzame samenleving in kleinere gemeenschappen a. platteland
Een duurzame samenleving op het platteland is onder andere afhankelijk van werkgelegenheid, sociale duurzaamheid, bereikbaarheid, betrokkenheid bij de eigen leefomgeving, zorgzaamheid van de samenleving, de mogelijkheid tot vermarkten van regionale producten en de toekomst van de landbouw. b. woonwijken
Een duurzame samenleving in woonwijken is onder andere afhankelijk van veiligheid, sociale duurzaamheid, wijkbeheer, betrokkenheid bij de eigen leefomgeving en de zorgzaamheid van de samenleving.

energievraagstukken
Mogelijkheden van meer duurzame energietoepassingen onder andere in relatie met economische, maatschappelijke en technische ontwikkelingen. Ook de ontwikkelingen met betrekking tot de klimaatveranderingen hebben de aandacht binnen dit thema. Voor activiteiten binnen dit thema wordt onder meer aansluiting bij Energy Valley onderzocht.

water
Nederland leeft met water. Duurzaam waterbeheer vanuit een brede betrokkenheid is daardoor van groot belang voor een duurzame samenleving. Daarbij wordt water in de breedste zin gezien: grondwater, oppervlaktewater, drinkwater, proceswater, waterberging, waterafvoer, water als biotoop, enz. De vele functies die water kan hebben dragen bij aan de duurzame samenleving. Om in de toekomst te blijven beschikken over voldoende schoon zoetwater en de wateroverlast te beperken, is duurzaam waterbeheer een voorwaarde. Hierbij spelen ook de klimaatveranderingen een rol. Binnen dit thema kan aansluiting worden gezocht bij projecten Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water.

duurzame ontwikkeling tussen de oren
Voor een duurzame samenleving is het van groot belang dat de mensen die de samenleving vormen zelf een bijdrage leveren aan het in stand houden en verder uitbreiden van de duurzame samenleving. Duurzame ontwikkeling moet daarom 'tussen de oren zitten' bij zo veel mogelijk mensen. Gedacht kan worden aan doelgroepen zoals jongeren, bestuurders, bedrijfsleven, consument, enzovoort. Uiteraard maakt de bewustwording onderdeel uit van ieder project binnen de eerder genoemde thema's. Er is echter gekozen voor het specifiek benoemen van het thema 'duurzame ontwikkeling tussen de oren' om eveneens projecten te genereren waarbij bewustwording en het leren centraal staat. Dus niet in eerste instantie het mainstream onderwerp maar de mens in het algemeen. Er kan aansluiting worden gezocht bij projecten als Duurzaam produceren en Duurzaam consumeren. Dit thema is nauw gerelateerd aan kennismanagement. Hoe zorg je ervoor dat leerervaringen uit (kleine) projecten gedeeld en verspreid kunnen worden onder grote groepen mensen en organisaties.


2 Ambities per pijler

De noordelijke basisambitie en thema's moeten vorm krijgen binnen de drie pijlers van het landelijke kader (hoofdstuk 3). Daarbij ligt de nadruk voor het noordelijke programma op de pijler 'Lerende samenleving met een focus op besluitvormingsprocessen'. Per pijler worden hierna de noordelijke ambities benoemd. Voor alle drie pijlers geldt dat de verdere uitwerking van de activiteiten plaatsvindt bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma.

Pijler 1. Lerende individuen - focus op onderwijssysteem De insteek van de drie noordelijk provincies is om voor de pijler 'Lerende individuen' een vervolg op het project 'Scholen voor duurzaamheid' op te zetten. De ambitie daarbij is het uitbouwen van de structuur naar onder meer het MBO en basisonderwijs waarbij de structuur na het afronden van het project zelfstandig kan blijven bestaan. Dit project zal door de drie noordelijke provincies gezamenlijk worden opgezet en is gericht op de noordelijke basisambitie en thema's. Voor de uitvoering van dit project zal een verzoek worden ingediend voor ondersteuning (in uren) vanuit het landelijke projectbureau.

Pijler 2. Lerende organisaties - focus op overheden De provincies melden zich gezamenlijk aan voor deze pijler. Ambitie daarbij is om aan de hand van één of meer mainstreamprocessen samenhang met betrekking tot duurzame ontwikkeling te creëren tussen de diverse provinciale sectoren (milieu, RO, welzijn, economie, natuur enz.). Achterliggende gedachte daarbij is dat samenhang tussen de diverse sectoren binnen een organisatie een voorwaarde is voor het kunnen implementeren van een meer duurzame afweging in besluitvormingsprocessen. Dit project wordt, indien mogelijk, door de drie noordelijke provincies gezamenlijk voorbereid en uitgevoerd en is eveneens gericht op de basisambitie en thema´s. In het uitvoeringsprogramma zal dit verder uitgewerkt worden.

Pijler 3. Lerende samenleving - focus op besluitvormingsprocessen Binnen de pijler 'Lerende samenleving' is de ambitie om alle 5 eerdergenoemde thema's in het uitvoeringsprogramma te laten weerspiegelen. Hier zal op worden gestuurd bij de selectie van de projecten. In een enkel geval zullen meerdere thema's per project mogelijk zijn. De thema's krijgen binnen deze projecten zodanig de aandacht dat een bijdrage wordt geleverd aan de basisambitie.

In dit ambitiestatement wordt niet per thema specifiek een ambitie geformuleerd. De drie noordelijke provincies hebben de ambitie om alle 5 thema's in projecten uit te werken. Per project wordt de doelstelling geformuleerd waardoor de resultaten met betrekking tot de basisambitie en de thema's duidelijk worden. Voor deze werkwijze is bewust gekozen om vooraf voldoende ruimte te geven aan nieuwe ideeën vanuit de grote groep betrokken partners. Ieder project behelst één of meer thema's en levert een bijdrage aan de basisambitie. Aan de hand van de basisambitie, de thema's en de criteria is het programma voldoende focus gegeven om er voor te zorgen dat er gericht gewerkt gaat worden.

Met betrekking tot het thema 'duurzame ontwikkeling tussen de oren' zetten de drie noordelijke provincies zich in om zo veel mogelijk nieuwe partners te betrekken. Ambitie hierbij is het breder uitzetten van duurzame ontwikkeling in de samenleving. Om dit te realiseren wordt het programma gestart met direct geïnteresseerde partners om vervolgens met goede voorbeelden ook partijen enthousiast te kunnen maken die in eerste instantie niet snel zouden deelnemen.

Werkwijze


1 Organisatie van het programma

De pijler 'Lerende samenleving' van het programma Leren voor Duurzame ontwikkeling wordt zo veel mogelijk door de drie provincies gezamenlijk georganiseerd. Per provincie is een coördinator aangesteld. Eén van de coördinatoren is de contactpersoon voor de indiener(s) van een project. De afstemming tussen de coördinatoren vindt plaats in het noordelijke projectteam. Naast het noordelijke projectteam functioneert de noordelijke adviesgroep. De adviesgroep bewaakt en stuurt de realisatie van de ambities. Dit gebeurt onder meer door in een vroegtijdig stadium te adviseren over de uitwerking van projectvoorstellen en doordat de leden van de adviesgroep binnen hun eigen netwerk projectinitiatieven gaan stimuleren. In figuur 5.1. is een schema opgenomen waarin de diverse organisatieonderdelen zijn benoemd en de functies per onderdeel zijn aangegeven. Verdere uitwerking van de functies van de diverse organisatieonderdelen vindt plaats in het eerstvolgende uitvoeringsprogramma.

Organisatieonderdeel Functies per onderdeel

Figuur 5.1. Organisatieschema Leren voor Duurzame Ontwikkeling, pijler 'Lerende samenleving'.

Bij de pijlers 'Lerende individuen' en 'Lerende organisaties' hebben de provinciale coördinatoren een rol bij het stimuleren, indienen en realiseren van de noordelijke projecten. De organisatie van de pijlers wordt in zijn geheel landelijk uitgevoerd.

De rol van de provincie, pijler 'Lerende samenleving' De provincies hebben de regierol voor deze pijler toegekend gekregen. Dit omvat ondermeer:
- het in afstemming met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke partners (doen) opstellen van het Provinciale ambitiestatement en uitvoeringsprogramma's Leren voor Duurzame Ontwikkeling en actief sturen op de voortgang hiervan;
- het zorgdragen voor een goede afstemming met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke partners in de uitvoering van het ambitiestatement;
- de zorg om het provinciale programma en de daaruit voortvloeiende projecten financieel af te wikkelen;
- het jaarlijks achteraf rapporteren over de voortgang van het programma en de bereikte resultaten aan de landelijke stuurgroep Leren voor Duurzame Ontwikkeling;
- de zorg voor communicatie (publiciteit) over het programma en de projecten binnen de provincie;
- de zorg voor kennismanagement op provinciaal niveau zoals bijvoorbeeld:
- het invullen van een provinciale (deel)website;
- de uitwisseling van ervaringen tussen projecten en activiteiten;
- het verzorgen van de communicatie over het decentrale programma.

De rol van de provinciale coördinator en/of programmamanager omvat ondermeer:
- de advisering over het jaarprogramma aan de afzonderlijke colleges van GS;
- het stimuleren van partners en medeoverheden tot deelname aan het programma;
- het verlenen, monitoren en afrekenen van projectsubsidies;
- het verzamelen van gegevens t.b.v.:

- monitoring en voortgang;

- evaluatie;

- communicatie;

- kennismanagement.

- het zorgdragen voor afstemming met andere relevante programma's en projecten in de provincie.

In bijlage II is het stappenplan voor het indienen van een projectaanvraag opgenomen. De provincie stelt organisaties in de gelegenheid om projecten in te dienen. Deze aanvragen worden behandeld in de adviesgroep. De adviesgroep beoordeelt of de aanvragen overeenkomen met de basisambitie, thema's en de criteria. Daarnaast bekijkt de adviesgroep of de ingebrachte projectaanvragen voldoende de gehele breedte van het programma dekken. Als dit niet het geval is, wordt initiatief genomen om projecten te genereren op die gebieden waar nog te weinig aanvragen zijn ingediend. Indien er te veel projecten worden ingediend, maakt de adviesgroep aan de hand van de basisambitie, thema's en criteria een selectie.


2 Communicatie en kennismanagement

Communicatie en kennismanagement zijn belangrijke schakels in het succes van Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Bij het opstellen van ieder uitvoeringsprogramma wordt door de projectgroep een plan voor communicatie en kennismanagement opgesteld. Het kennismanagement zal zich vooral richten op gemakkelijk toegankelijke voorzieningen voor het uitwisselen van ervaringen en resultaten waardoor de leercomponent wordt versterkt. Het kennismanagement vormt daarmee een schakel tussen en boven de diverse projecten. Welke vorm hier het beste bij past, zal bij het opstellen van het plan voor communicatie en kennismanagement worden onderzocht. De communicatie binnen het programma kent diverse niveaus. De provinciale coördinatoren hebben hierin een centrale rol. Voorlopig wordt, naast eventuele algemene publiciteit, onderscheid gemaakt in zes niveaus:
1. alle reeds betrokken partners in het algemeen;
2. de partners die deelnemen aan projecten, inclusief de fase van projectvoorstel;
3. nieuw te betrekken partners;

4. de adviesgroep;

5. de gedeputeerden als eindverantwoordelijke bestuurders;
6. Provinciale Staten.

Ad. 1 Reeds betrokken partners
Met deze groep wordt gecommuniceerd over:

- het opstellen van de jaarprogramma's;

- de mogelijkheden voor indienen van projecten;
- de voortgang van het programma (nieuwsbrief). Bij de reeds betrokken partners horen ook de overige bestuurlijke partners (gemeenten en waterschappen). De interbestuurlijke samenwerking tussen deze partners en de provincies zal voor een groot deel plaatsvinden binnen de adviesgroep. Daarnaast zal worden onderzocht van welke bestaande bestuurlijke overleggen gebruik kan worden gemaakt om nog breder aandacht te besteden aan het programma.

Ad. 2 Partners die deelnemen aan projecten
Deze groep behoort automatisch tot groep 1. Daarnaast wordt per projectvoorstel met de betrokken partners de voortgang besproken.
- bevestiging ontvangst projectvoorstel en melding datum eerste bespreking in adviesgroep;
- resultaat eerste bespreking in adviesgroep, indien positief ontvangen dan advies over eventuele aanpassingen en verdere detaillering projectvoorstel en planning volgende bespreking adviesgroep;
- resultaat tweede bespreking in adviesgroep, bespreken opstarten project inclusief organisatorische zaken;
- plannen van tussentijdse voortgangsbesprekingen/rapportages;
- afronding van het project.

Ad. 3 Nieuw te betrekken partners
Nieuw te betrekken partners worden in eerste instantie niet bij het opstellen van de uitvoeringsprogramma's betrokken. De provinciale coördinatoren en de leden van de adviesgroep selecteren de groep nieuw te betrekken partners. Een goede afspiegeling van alle dimensies van duurzame ontwikkeling bij de betrokken partners is daarbij richtinggevend. Van oudsher zijn de organisaties uit de ecologische dimensie goed vertegenwoordigd. Dat betekent dat de aandacht vooral gericht zal zijn op het betrekken van partners uit de sociale (welzijn), economische (bedrijfsleven) en mondiale dimensies. De projectgroep bepaalt aan de hand van de desbetreffende organisaties welke informatie in eerste instantie van belang is. Het zal hierbij vooral gaan om achtergrondinformatie van het programma met aansprekende voorbeelden van (lopende) projecten binnen de thema's. Aangezien het één van de ambities is van dit programma om nieuwe partners erbij te betrekken, zal specifiek aandacht worden besteed aan de communicatie met deze groep.

Ad. 4 De adviesgroep
De adviesgroep wordt ingesteld na het opstellen van het ambitiestatement. Het ambitiestatement is het document op basis waarvan de adviesgroep in beginsel functioneert. Aan de hand van het ambitiestatement adviseert de adviesgroep over de projecten. Hiervoor ontvangen de leden van de adviesgroep de ingediende projectvoorstellen.

Daarnaast is de adviesgroep actief betrokken bij het opstellen van de uitvoeringsprogramma's. Tevens wordt zij geïnformeerd over de voortgang van het programma en eventueel, indien de coördinator dit nodig acht, over de tussentijdse voortgang van individuele projecten.

Van de leden van de adviesgroep wordt verwacht dat zij hun netwerk actief betrekken bij het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling.

Ad. 5. De gedeputeerden
De colleges van gedeputeerden ontvangen de volgende informatie:
- ambitiestatement en uitvoeringsprogramma's;
- adviezen van de adviesgroep met betrekking tot het honoreren van projecten;
- de voortgang van het programma (nieuwsbrief). Het spreekt voor zich dat de provinciale coördinator regelmatig contact heeft over het programma met de gedeputeerde die Leren voor Duurzaamheid in portefeuille heeft.

Ad. 6. Provinciale Staten
Provinciale Staten ontvangen ter besluitvorming het ambitiestatement en de eindevaluatie. Tussentijds worden zij op de hoogte gehouden van de voortgang.


3 Criteria voor projecten

De projecten binnen het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling moeten voldoen aan de algemene, landelijke criteria en aan de specifieke (en noordelijke) criteria. Paragraaf 5.3.1. beschrijft de algemene criteria en paragraaf 5.3.2. beschrijft de specifieke criteria.

5.3.1. Algemene criteria

Mainstream
Zoals eerder benoemd maken projecten deel uit van mainstream besluitvormingsprocessen. Hierbij is het van belang dat zo veel mogelijk wordt gezocht naar maatschappelijke verankering via de grotere besluitvormingstrajecten. Deze mainstream kan van twee kanten benaderd worden:
- vanuit een relatief kleine praktijksituatie de koppeling leggen met de achterliggende processen en initiatieven;
- rechtstreeks vanuit de grotere besluitvormingstrajecten projecten opstarten die bijdragen aan de basisambitie en thema's.

Integrale benadering van kwesties
De projecten moeten kwesties integraal benaderen. Dat wil zeggen dat er een duurzame afweging gemaakt moet worden tussen meerdere dimensies (minimaal drie). Het gaat hierbij om een bewuste afweging tussen de ecologische, sociaal-culturele en economische dimensie rekening houdend met het risico van afwenteling in ruimte (mondiale dimensie) en tijd (toekomstige generaties). Deze afweging moet zo veel mogelijk plaatsvinden door middel van participatie, interactie en democratische processen.

Samengevat wordt gesproken over de volgende zes dimensies:
- sociaal (people);

- economisch (profit);

- ecologisch (planet);

- hier > daar (gevolgen van handelen voor elders);
- nu > straks (gevolgen van handelen voor later);
- participatie.

Sociaal leren
In het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling staan de leerprocessen centraal. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan sociale leerprocessen. Sociaal leren kenmerkt zich door:
- complexe kwesties;

- interdisciplinair (het moet door meerdere disciplines bekeken worden om begrepen te worden);
- toekomstgericht;

- meer partijen en belangen > belangenafweging;
- leren over het proces van leren;

- participatief leren (leren wat andere deelnemers beweegt en op basis daarvan eigen mening of gedrag bijstellen).

De leerprocessen voor duurzame ontwikkeling voldoen onder meer aan de volgende doelen:
- vergroten van algemeen bewustzijn en basiskennis: waardenontwikkeling;
- ontwikkelen en activeren van competenties;

- zicht bieden op alternatieve gedrags- en handelingsperspectieven;
- stimuleren voortdurende reflectie en uitwisseling van ideeën;
- bevorderen voortdurende interactie, participatie en meebeslissen.

Om koppeling met de mainstream te bereiken wordt gestreefd naar maximale spin off van leerresultaten binnen projecten. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan kennismanagement.

Meerdere partners
Bij ieder project zijn meerdere partners vanaf het allereerste begin betrokken. Hierbij ligt de nadruk erop dat de verschillende belangen rond een kwestie zijn vertegenwoordigd. Het hoeven niet persé nieuwe partners te zijn. Bij het opzetten van een projectaanvraag moeten minimaal drie partijen betrokken zijn (medeondertekenen). Dit is inclusief de penvoerder van het project.

5.3.2. Specifieke criteria


1. Het project past binnen het kader (hoofdstuk 3) en de ambities (hoofdstuk 4).
2. Er vindt een gemeenschappelijke oriëntatie op doelen en richtingen plaats, gekoppeld aan een reëel probleem, een werkelijke uitdaging of kans. Voorstellen/aanvragen worden ingediend door meerdere partijen, liefst uit verschillende dimensies.
3. De (leer-)doelstellingen worden zoveel mogelijk SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden) geformuleerd. De dilemma's en leerervaringen worden, ook tussentijds, vastgelegd en geëvalueerd (monitoring). Er vindt reflectie plaats op het behalen van de doelstellingen, inclusief een reflectie op de doelstellingen zelf.
4. Er wordt een aanpak gekozen die leidt tot oplossing van de eigen problemen, een verandering van de situatie, zonder strijdigheid met de eigen opvattingen.
5. Er wordt gebruik gemaakt van omgangsvormen die leiden tot openheid, wederkerigheid en veiligheid.
6. Er is een diversiteit aan leervormen, bijv. observeren, ervaren, experimenteren, reflecteren.
7. Er vindt opschaling plaats (van lokaal naar regionaal, van sectoraal naar integraal, enz.).
8. Deelname aan communicatieprogramma/kennismanagementactiviteiten (uitwisseling tussen projecten, samenwerking met andere duurzaamheidactiviteiten, enz.) is verplicht. Minimaal 5 % van het projectbudget wordt hiervoor ingezet. In het projectplan wordt aangegeven hoe hieraan vorm wordt gegeven.
9. Het dient te gaan om een goed af te ronden project met concrete (tussen-)resultaten. Meerjarige projecten zijn mogelijk maar indien langer dan 1 jaar is een fasering noodzakelijk met fasen van maximaal 1 jaar. Toekenning van budget vindt ieder jaar opnieuw plaats aan de hand van de resultaten en het plan van de volgende fase.
10. De financiële bijdrage vanuit de provinciaal beheerde middelen voor het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling bedraagt maximaal 85% van de kosten en ten hoogste E 25.000,- per provincie per jaar. In, naar het oordeel van gedeputeerde staten van Drenthe, Fryslân en Groningen, bijzondere gevallen kan een hogere subsidie worden verleend.
11. Terugkoppelmomenten over voortgang project worden vooraf vastgelegd.

Voor toekenning van een financiële bijdrage komen in ieder geval niet in aanmerking:
- projecten met een winstoogmerk;

- projecten die tot het reguliere aanbod of takenpakket van instellingen gerekend kunnen worden;
- de structurele personeelskosten van de aanvragende of uitvoerende organisaties.

Voor projecten is verder de kaderverordening subsidies of algemene subsidieverordening van de formeel toekennende provincie van toepassing.


1 Planning

Na de vaststelling van dit ambitiestatement in het najaar van 2004 zal in overleg met de partners het eerste uitvoeringsprogramma worden opgesteld. Hiervoor kunnen projectvoorstellen worden ingediend. Het streven is dit programma eind 2004 gereed te hebben.

Nog voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma wordt door de provincies in gezamenlijkheid de organisatie van het programma vormgegeven, zoals de adviesgroep en het format voor de projectaanvraag in A4-vorm. De organisatie zal gereed moeten zijn voordat het eerste uitvoeringsprogramma kan worden opgesteld. Dan kunnen ook de eerste projectvoorstellen worden ingediend. De werkwijze voor het indienen van projecten staat omschreven in bijlage II.

Vervolgens zal jaarlijks een nieuw uitvoeringsprogramma worden opgesteld. In bijlage III is een stroomschema opgenomen met een planning voor de diverse onderdelen.


2 Financiën

De provincies Groningen, Fryslân en Drenthe krijgen ieder E 112.000,- per jaar vanuit het Rijk voor toepassing op de pijler 'Lerende samenleving'. De medefinanciering op decentraal niveau wordt vormgegeven doordat de provincie financieel bijdraagt aan project(-en). Daarnaast leveren ook gemeenten bij voorkeur een bijdrage en is financiële ondersteuning vanuit de waterschappen voor de handliggend bij projecten van het thema water. Voorts zal medefinanciering door bedrijven, onderwijs en maatschappelijke organisaties bij de projecten worden nagestreefd.

In de praktijk komt dat neer op het volgende:

- Elke provincie heeft een eigen bijdrage van E 38.250,- per jaar (exclusief de uren van de provinciale coördinator);
- In de projecten en activiteiten bedraagt de eigen bijdrage van de projectpartners gezamenlijk tenminste 15%.

In totaal resulteert dit in circa E 165.275,- per provincie per jaar dat wordt ingezet (rijksmiddelen, provinciale bijdrage en bijdrage van derden). Dus voor het gehele noordelijke programma (3 provincies in 4 jaren) is er een budget van circa E 1.983.300,-. Bij gezamenlijke projecten dragen de provincies evenredig bij. Het streven is om het programma vanuit één budget te beheren en voor de drie provincies gezamenlijk één afrekening bij het Rijk te realiseren, dit op grond van efficiëntie.


3 Evaluatie

Halverwege de uitvoeringsperiode (eind 2005) zal een tussenevaluatie plaatsvinden. Deze evaluatie omvat onder andere:
- samenwerking tussen Groningen, Drenthe en Fryslân;
- voortgang van de realisatie van de ambities;
- betrokkenheid van de partners;

- organisatie van het programma;

- overige evaluatiepunten die in de uitvoeringsprogramma's zijn benoemd.

Aan de hand van deze tussenevaluatie kunnen wijzigingen in de werkwijze voor 2006 en 2007 worden doorgevoerd. Aan het eind van de gehele programmaperiode (eind 2007) vindt een eindevaluatie plaats waarin in ieder geval dezelfde punten worden meegenomen als in de tussenevaluatie. Zowel de tussen- als de eindevaluatie zal zo veel mogelijk worden ingepast in de landelijke monitoring.

Tot slot

Met het opstellen van dit ambitiestatement is een basis gelegd voor het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (2004-2007). Een basis waarin met name procesambities zijn geformuleerd en niet ambities van harde resultaten zoals bijvoorbeeld het realiseren van een bepaald aantal windmolens of een x-aantal projecten per thema. Voor een goed resultaat op de lange termijn is het van belang om nu te blijven investeren in het proces.

Tijdens de eerste bijeenkomsten met de partners is gebleken dat de betrokkenheid groot is. De komende jaren zal gezamenlijk in de drie noordelijke provincies, met de diverse partners worden gewerkt aan de realisatie van de geformuleerde ambities. Dit zal naar verwachting resulteren in diverse interessante en aansprekende projecten die een grote bijdrage leveren aan de realisatie van de ambities. Vanuit de provincies wordt gewerkt aan een goede organisatie van het programma waarin ook de tussentijdse communicatie met de partners een belangrijk onderdeel is.

Binnen het programma zijn vele mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan de ambities. Door de grote betrokkenheid, creativiteit en inzet van de diverse partners zullen er ook in dit programma weer veel verrassende resultaten worden geboekt!

Bijlage I Regelingen, projecten en communicatietrajecten Duurzame Daadkracht

Overzicht van verhoudingen tussen verschillende regelingen

project of beleid

subsidieregeling

communicatie

NMP4 Nationaal MilieubeleidsPlan 4
NSDO Nationale Strategie voor Duurzaam Ondernemen Predo Met Preventie naar duurzaam ondernemen
SMOM Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu ISV Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing
SAM Subsidieregeling Aanpak Milieudrukvermindering GIDO Gemeenschappelijk Initiatief realisatie Duurzame Ontwikkeling NIDO Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling
MILO Milieukwaliteit In de LeefOmgeving

Bijlage II Stappenoverzicht projectaanvraag Leren voor Duurzame Ontwikkeling

|stap  |actie                          |door wie                       |
|stap 1|projectidee                    |indieners                      |
|stap 2|contact met provinciale        |indiener en provinciale        |
|      |coördinator                    |coördinator/programma manager  |
|stap 3|opstellen A4 (zeer beknopte    |indieners                      |
|      |aanvraag)                      |                               |
|stap 4|behandeling A4 in adviesgroep  |adviesgroep                    |
|      |(preadvies)                    |                               |
|stap 5|terugkoppeling behandeling     |provinciale                    |
|      |                               |coördinator/programma manager  |
|stap 6|opstellen definitieve          |indieners                      |
|      |projectaanvraag                |                               |
|stap 7|behandeling projectaanvraag in |adviesgroep                    |
|      |adviesgroep                    |                               |
|stap 8|bundeling projectaanvragen in  |adviesgroep en provinciale     |
|      |uitvoeringsprogramma en        |coördinator en programma       |
|      |formuleren advies aan          |manager                        |
|      |Gedeputeerde Staten            |                               |
|stap 9|behandeling in Gedeputeerde    |Gedeputeerde Staten            |
|      |Staten                         |                               |
|stap  |project uitvoeren              |indieners                      |
|10    |                               |                               |
|stap  |project evalueren              |indieners en provinciale       |
|11    |                               |coördinator/programmamanager   |
Bijlage III Streefdata diverse onderdelen Leren voor Duurzame Ontwikkeling

Streefdata


15 juni
gereed


1 augustus
gereed


1 september


1 oktober


12 oktober


15 december


21 december


24 december


1 januari 2005

Bijlage IV Provinciale coördinatoren Leren voor Duurzame Ontwikkeling

Drenthe
Provincie Drenthe
Catrien Scholten-van der Scheer
Postbus 122

9400 AC Assen
tel. 0592-365726
fax. 0592-365688
e-mail c.scholten@drenthe.nl

Groningen
Provincie Groningen
Guus Hoen
Postbus 610

9700 AP Groningen
tel. 050-3164964
fax. 050-3164639
e-mail a.m.a.hoen@provinciegroningen.nl

Fryslân
Provincie Fryslân
Martijn Iping
Postbus 20120

8900 HM Leeuwarden
tel. 058-2925546
fax. 058-2925123
e-mail m.iping@fryslan.nl

-----------------------
CDO#^????~??¢£°±s Ê |

"jk"?²ÃÉá{

"

?

­

øñøêñãÖÑÊüµÃÑ©?"?f}s}j}c}c}c}Z}Zhý1ìhý1ìCJ
hgPñ6?CJhgPñhgPñCJhgPñhgPñ5?CJhgPñCJh4 fCJhgPñh4 fCJaJhgPñhý1ìCJaJh{+9hùD*;?CJaJ h|IT5?CJ
hù_Ó5?CJ Voor een volledig overzicht van het landelijk kader wordt verwezen naar de nota Leren voor Duurzame ontwikkeling, van marge naar mainstream (september 2003) en het Uitvoeringskader Leren voor duurzame ontwikkeling (mei 2004) Voor meer informatie over Duurzame Daadkracht, NSDO en aanverwante milieuregelingen verwijzen we naar de website van het Ministerie van VROM (www.vrom.nl). Daarnaast zijn andere genoemde regelingen te vinden op de website van het Ministerie van LNV (www.minlnv.nl), de website van de unie van waterschappen (www.uvw.nl) of op www.gido.nl of www.nido.nu . Voor dit thema is een koppeling mogelijk met projecten InnovatieProgramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV), projecten van het Gido, de handreiking 'Milieukwaliteit in de leefomgeving' (MILO), de Interimwet stad en milieubenadering en de Subsidieregeling Aanpak Milieudrukvermindering (SAM)


-----------------------

- beslissen over en vaststellen van:
o ambitiestatement
o evaluatie


- beslissen over en vaststellen van
jaarlijkse uitvoeringsprogramma

- behandelen ambitiestatement en evaluatie


- advies over jaarlijks uitvoeringsprogramma

- inhoudelijke en procedurele beoordeling en sturing ingediende projectvoorstellen
- formulering advies aan Gedeputeerde Staten (3x)
- bewaken en sturen op voortgang realisatie ambities
- gezamenlijk actief richting geven aan en stimuleren van projecten (benutten van eigen netwerk)


- organisatie van het gehele programma

- begeleiden projecten

- communicatie met o.a.
o projectindiener
o noordelijke adviesgroep
o Gedeputeerde Staten (3x)
o Provinciale Staten (3x)

- kennismanagement

Gedeputeerde Staten
Groningen Drenthe Fryslân

Noordelijke adviesgroep

- vertegenwoordigers van noordelijke provincies, gemeenten, waterschappen, (belangen)organisaties en bedrijfsleven (op persoonlijke titel);
- secretaris vanuit het projectteam.

Noordelijk projectteam

- 3 provinciale coördinatoren;

- onafhankelijke programmamanager;

- administratieve ondersteuning.

Provinciale Staten
Groningen Drenthe Fryslân


15 juni 2004
Bepalen mainstream met partners

Concept Noordelijk ambitiestatement

toezenden concept NAS aan landelijke stuurgroep

besluit GS over NAS

advies stuurgroep over NAS

zoeken en voorstellen noordelijke adviesgroep


- opstellen kaders uitvoerings-programma 2005

- verzamelen projectideeën

- formuleren projectopdrachten

concept uitvoeringsprogramma 2005

besluit PS over NAS

besluit GS over uitvoeringsprogramma 2005 en adviesgroep

beschikkingen en projectopdrachten uitvoeringsprogramma 2005

start uitvoering LvDO

Eventueel gewijzigd NAS in GS

Duurzaam hoger onderwijs

MILO

interimwet stad en milieu

Predo

Nederland leeft met water

NIDO

GIDO

SAM

Natuur voor mensen, mensen voor natuur (LNV)

Waterbeheer 21e eeuw +kader-
richtlijn water

Leren voor duurzame ontwikkeling

ISV

SMOM

commissie Alders projecten

experimenten Stad en Milieu (afgelopen)

Innovatieprogramma stedelijke vernieuwing

duurzaam ondernemen

duurzaam consumeren

Duurzame daadkracht (ADO)

NSDO

NMP 4

Beleid met burgers


---- --
Inhoudsopgave


1 Inleiding 2


1.1 Introductie 2

1.2 Doel Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2

1.3 Doelstellingen 2


2 Programmaorganisatie 4


2.1 Projectteam 4

2.2 Noordelijke Adviesgroep 5


3 Communicatieaanpak 8


3.1 Inleiding 8

3.2 Doelgroepen 8

3.3 Communicatie-instrumenten 10

Inleiding


1 Introductie

Over de periode 2000 - 2003 hebben de noordelijke provincies afzonderlijk het programma Leren voor Duurzaamheid uitgevoerd. Als vervolg hierop hebben de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe voor het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (2004 - 2007) besloten de krachten te bundelen. Op basis van het Noordelijk Ambitiestatement wordt in dit communicatie- & organisatieplan nadere invulling gegeven aan de noordelijke aanpak met betrekking tot pijler 3 van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling.

Leeswijzer
In het vervolg van dit hoofdstuk (hoofdstuk 1) wordt nader ingegaan op het doel van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling en van daaruit op de doelstellingen.

In hoofdstuk 2 wordt de organisatie van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling beschreven.

Hoofdstuk 3 behandelt de voorgestane communicatieaanpak waarbij achtereenvolgens wordt ingegaan op de doelgroepen en de communicatiemiddelen.


2 Doel Leren voor Duurzame Ontwikkeling

Een doel geeft in algemene termen weer vanuit welke intentie een project is gestart. Een doel geeft echter meer een richting aan dan een eindsituatie. Tegen die achtergrond kan het doel van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling als volgt worden omschreven:

Het op gang brengen van effectieve leerprocessen, die zorgen dat mensen en organisaties een zodanige afweging kunnen, willen en durven maken dat hun besluiten, acties en gedrag een duurzame kwaliteit van de leefomgeving voor alle burgers en een leefbaar land (wereld) voor toekomstige generaties tot gevolg hebben.


3 Doelstellingen

Om achteraf te kunnen vaststellen of de (communicatie)inspanningen het gewenste resultaat hebben opgeleverd, zijn doelstellingen nodig. Gebaseerd op het algemene doel zoals hierboven omschreven kunnen de volgende doelstellingen worden geformuleerd:
- het actief betrekken van een brede, evenwichtige set aan doelgroepen bij het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling afkomstig uit alle 3 P's van duurzame ontwikkeling (People, Planet, Profit) en vanuit de mondiale component (zie ook § 3.2)
- het systematisch uitwisselen van leerervaringen met betrokkenen in het veld
- het informeren over resultaten en ontwikkelingen aan alle betrokkenen in het veld (inclusief het monitoren van oorzaak-gevolg relaties van de resultaten)

Programmaorganisatie

Om het in hoofdstuk 1 omschreven doel en de daarvan afgeleide doelstellingen te realiseren is gekozen voor de volgende programmaorganisatie ten aanzien van pijler 3 van Leren voor Duurzame Ontwikkeling:


1 Projectteam

Pijler 3 van Leren voor Duurzame Ontwikkeling staat onder regie van de 3 noordelijke provincies. Het kernteam bestaat dan ook uit de 3 provinciale coördinatoren:
- Mw. C. Scholten, provincie Drenthe

- Dhr. M. Iping, provincie Fryslân

- Dhr. G. Hoen, provincie Groningen

De provinciale coördinatoren worden bij hun werkzaamheden ondersteund door dhr. C. Kamminga namens het bureau KNN Milieu BV te Groningen.

Taken van de programmaondersteuning
De taken van de (externe) programmaondersteuning omvatten in hoofdzaak:
- voeren van het secretariaat van de Noordelijke Adviesgroep
- begeleiden van projectindieners

- monitoring, evaluatie, voortgang

- communicatie

Ten aanzien van het voeren van het secretariaat van de Noordelijke Adviesgroep worden de voorbereidende taken van de externe programmaondersteuning met betrekking tot het beoordelen door de Noordelijke Adviesgroep van projectideeën en projectvoorstellen nader omschreven in § 2.2.

Ten aanzien van het begeleiden van projectindieners is het de taak van de externe programmaondersteuning om de conclusies cq voorwaarden, op- & aanmerkingen en/of verbeterpunten zoals aangedragen vanuit de Noordelijke Adviesgroep terug te koppelen naar de projectindieners. Dit geldt zowel ten aanzien van het projectidee als ten aanzien van het projectvoorstel. Tevens behoort het tot de taak van de externe programmaondersteuning om daar waar nodig, mogelijk en/of gewenst actief mee te schrijven aan projectvoorstellen. In principe blijft daarbij gelden dat het initiatief rondom een projectidee/voorstel blijft liggen bij de projectindiener.


2 Noordelijke Adviesgroep

Naast het projectteam functioneert de Noordelijke Adviesgroep. De samenstelling van de Noordelijke Adviesgroep is als volgt:
- Dhr. E. Wind, Kamer van Koophandel Fryslân (voorzitter)
- Dhr. J. Akse, Vereniging Drentse Gemeenten
- Dhr. G. de Boer, COS Groningen

- Dhr. H. Danel, Waterschap Hunze en Aa's

- Dhr. R. Hoekstra, Milieufederatie Drenthe
- Mw. S. Mulder, CMO Groningen

- Mw. R. Smit, IVN Consulentschappen Groningen, Fryslân, Drenthe
- Dhr. T. Toxopeus, Streekraad Oost Groningen
- Dhr. C. van der Ziel, Vereniging van Friese Gemeenten

De Noordelijke Adviesgroep heeft de volgende taken:
1. Vaststellen kaders voor het jaarlijks uitvoeringsprogramma. Hiertoe wordt gerekend: a. Oproep van projecten, via persberichten en persoonlijke contacten b. Realisatie ambities
c. Doelgroepen

2. Beoordelen en voorzien van adviezen van ingediende projectideeën en projectvoorstellen. Dit houdt in: a. Projectideeën toetsen aan het Noordelijk Ambitiestatement en eventueel nader gestelde kaders b. Voorwaarden, op/aanmerkingen, suggesties en/of verbeterpunten formuleren ten aanzien van projectideeën, met inbegrip van het signaleren van samenwerking c. Projectvoorstellen toetsen
. Welke ambities worden gerealiseerd (in hoeverre wordt tegemoet gekomen aan het Noordelijk Ambitiestatement) . Welke doelgroepen worden bereikt
3. Vaststellen in hoeverre de ambities uit het Noordelijk ambitiestatement zijn en/of worden gerealiseerd
4. Bekendheid geven aan het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling in Noord-Nederland

Werkwijze Noordelijke Adviesgroep
Met name waar het gaat om het toetsen van projectideeën en projectvoorstellen is een heldere werkwijze van de Noordelijke Adviesgroep van groot belang, zowel voor de leden van de Noordelijke Adviesgroep zelf als naar de projectindieners toe. Mede op basis van de ervaringen uit de 1ste ronde van Leren voor Duurzame Ontwikkeling wordt het volgende voorstel omtrent de werkwijze geformuleerd:

Toetsen projectideeën
Nadat de deadline voor het indienen van projectideeën is verstreken, worden de projectideeën ter toetsing voorgelegd aan de Noordelijke Adviesgroep. De volgende criteria dienen hierbij als uitgangspunt: o aansluiting bij besluitvormingsprocessen; hebben initiatiefnemers invloed op deze processen? o dimensies (waar zit het conflict?)
o thema('s)
o aantal partners/doelgroepen; zijn die afkomstig uit/vertegenwoordigers van alle relevante dimensies? o schaal; is de schaal passend bij het probleem en de reikwijdte van de projectindiener? Kan het projectidee opgeschaald worden en hoe is daarin voorzien? o vernieuwend; wat is de meerwaarde ten opzichte van bestaande initiatieven? o wat is het leerproces? Wie leert wat en wat doen ze daarmee in de (toekomstige) besluitvormingsprocessen? o regulier takenpakket?

Toetsing door de Noordelijke Adviesgroep van de voorliggende projectideeën wordt voorbereid door de externe programmaondersteuning (= het programmamanagement). Analoog aan de werkwijze in de 1ste ronde wordt hierbij een indeling in een A, B en C score gehanteerd:
- A-score: projectideeën met zoveel perspectief dat uitvoering gewenst is
- B-score: projectideeën waarover nog twijfels bestaan maar die in principe voldoende potentieel (kunnen) hebben om verder uitgewerkt te worden
- C-score: projectideeën die afvallen

Projectideeën met een C-score
Projectideeën die door het programmamanagement, in afstemming met de provinciale coördinatoren, als C worden gescoord, worden ter kennisname voorgelegd aan de Noordelijke Adviesgroep. Leden van de Noordelijke Adviesgroep hebben de mogelijkheid om de C-score van een projectidee in de plenaire bijeenkomst van de Noordelijke Adviesgroep ter discussie te stellen. Indien van die mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt, geldt een C-score voor een projectidee als zijnde onderschreven door de Noordelijke Adviesgroep.

Projectindieners kunnen tegen de beoordeling van projectideeën door de Noordelijke Adviesgroep geen bezwaar maken. Desgewenst staat het iedere projectindiener vrij ook een projectvoorstel met C score uit te werken in een projectvoorstel. Hierbij kan echter geen beroep worden gedaan op ondersteuning door het programmamanagement.

Projectideeën met een A of B-score
In de daartoe belegde bijeenkomst van de Noordelijke Adviesgroep zal de discussie zich hoofdzakelijk toespitsen op de projectideeën met een A of B-score. Elke discussie rondom een projectidee wordt afgesloten met een korte samenvatting van de conclusies rondom het betreffende projectidee alsmede eventuele verbeterpunten cq voorwaarden. Deze samenvatting wordt gebruikt als basis voor de beoordeling van het uitgewerkt projectvoorstel. Hiermee wordt het programmanagement in staat gesteld om op een eenduidige manier de terugkoppeling te verzorgen naar de projectindiener(s).

Toetsen projectvoorstellen
Ten aanzien van elk afzonderlijk projectvoorstel zal het programmamanagement, in directe afstemming met de provinciale coördinatoren, komen met een kort en bondig advies richting de Noordelijke Adviesgroep. Dit advies wordt gebaseerd op de criteria zoals genoemd in het Noordelijk Ambitiestatement. De projectindiener(s) wordt inzage gegeven in dit advies.

De projectvoorstellen worden vervolgens ter toetsing voorgelegd aan de Noordelijke Adviesgroep. De projectindieners worden in de gelegenheid gesteld om, indien zij dit wensen, hun projectvoorstel mondeling toe te lichten voor de Noordelijke Adviesgroep.

Op basis van het projectvoorstel, een eventuele toelichting daarop door de projectindieners en het advies van het programmamanagement komt de Noordelijke Adviesgroep tot een met redenen omkleed eindoordeel per projectvoorstel. Indien ten aanzien van een projectvoorstel tot stemming wordt overgegaan hebben alle leden van de Noordelijke Adviesgroep stemrecht. Dit geldt niet voor de leden van het projectteam zijnde de provinciale coördinatoren en het programmamanagement. In voorkomende gevallen zijn tevens leden van de Noordelijke Adviesgroep die belanghebbende zijn bij een project uitgesloten van stemming.

Communicatieaanpak


1 Inleiding

In §§ 1.2 en 1.3 hebben we het doel en de doelstellingen van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling benoemd. De communicatie rondom het programma dient ondersteunend te zijn bij het realiseren van het doel en de doelstellingen. De communicatiestrategie moet worden afgestemd op de hieronder nader omschreven doelgroepen waarbij iedere doelgroep afzonderlijk andere eisen stelt aan de wijze waarop de communicatie wordt vormgegeven.

In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
- de doelgroepen

- de communicatiemiddelen

De inhoud van dit hoofdstuk is richtinggevend voor het openstellen van de 2de ronde van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling wat staat gepland voor de 2de helft van juni. Projectindieners krijgen dan de tijd om hun project ideeën in te dienen tot 15 september 2005.

De Noordelijke Adviesgroep komt medio oktober bij elkaar om een oordeel te geven over de dan voorliggende projectideeën conform de werkwijze geschetst in § 2.2. Vervolgens krijgen de 'genomineerde' projectindieners de tijd tot eind november om hun projectidee uit te werken tot projectvoorstel waarna begin december de Noordelijke Adviesgroep kan adviseren over de projectvoorstellen (ook hier geldt conform de werkwijze geschetst in § 2.2).

Besluitvorming door de colleges van GS van de noordelijke provincies wordt voorzien voor medio januari. Voor de provincie Groningen geldt tevens dat besluitvorming plaatsvindt in PS. Deze is voorzien voor februari 2006.

Hiermee behelst de 2de ronde van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling in feite projecten die ten uitvoer worden gebracht in 2006.


2 Doelgroepen

In lijn met het Noordelijk Ambitiestatement kunnen de volgende doelgroepen worden onderscheiden:
- Reeds betrokken partners, incl. projectdeelnemers
- Nieuw te betrekken partners

- Noordelijke Adviesgroep

- Politiek: GS & PS

Reeds betrokken partners, incl. projectdeelnemers
Op 15 juni 2004 heeft in Drachten de startbijeenkomst van het Noordelijk Ambitiestatement plaatsgevonden. Mede vanuit die startbijeenkomst zijn 35 projectideeën ingediend in de 1ste ronde van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Geconstateerd is dat de hierbij betrokken partners over het algemeen behoren tot een 'inner circle' waar het gaat om duurzame ontwikkeling in Noord Nederland. In termen van de 3 P's van duurzame ontwikkeling ligt daarbij het accent op de P van 'planet' en in mindere mate de P van 'people'. Het huidig netwerk van partners rondom Leren voor Duurzame Ontwikkeling wordt gekenmerkt door nagenoeg geen participatie vanuit de P van 'profit' en de mondiale betrokkenheid.

Actiepunt

Het is van belang om de uitvoering van en de communicatie rondom Leren voor Duurzame Ontwikkeling zodanig vorm te geven, dat de reeds betrokken partners actief blijven participeren in het proces.

Bovendien kan het wenselijk zijn de deelname aan het proces vanuit de P van 'planet' en de P van 'people' verder te verbreden.

Nieuw te betrekken partners
In aanvulling op het betrokken houden van de reeds betrokken partners, dient uitbreiding van het netwerk met name te worden gezocht in de volgende richtingen:
- Partners vanuit de hoek van de P van 'profit'
- Partners vanuit de lokale overheid (hierbij is het van belang dat er sprake is van blijvende afstemming met pijler 2 van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling gericht op overheden)

Actiepunt

De communicatie rondom Leren voor Duurzame Ontwikkeling dient zodanig vorm te worden gegeven, dat potentiële partners vanuit de hoek van de P van 'profit' geïnteresseerd worden gemaakt om deel te nemen in het proces rondom Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Datzelfde geldt ook ten aanzien van potentiële partners vanuit de lokale overheden met als kanttekening dat de focus daarbij dient te liggen op besluitvormingsprocessen waarbij andere maatschappelijke actoren zijn betrokken (pijler 3) en NIET op de lokale overheid als zodanig (pijler 2).

Noordelijke Adviesgroep
Ook de leden van de Noordelijke Adviesgroep dienen actief betrokken te blijven bij de uitvoering van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Van belang daarbij is met name duidelijkheid omtrent de werkwijze van en binnen de Noordelijke Adviesgroep (zie hoofdstuk 2).

Politiek: GS & PS
Teneinde de politiek bij Leren voor Duurzame Ontwikkeling betrokken te houden zal jaarlijks een voortgangs- en evaluatierapportage worden opgesteld.


3 Communicatie-instrumenten

Van de hierboven genoemde doelgroepen zijn met name de reeds betrokken partners en de nieuw te betrekken partners van belang waar het gaat om het definiëren van in te zetten communicatie-instrumenten. Communicatie richting de Noordelijke Adviesgroep vindt met name plaats via het hoofdstuk over de programmaorganisatie (hoofdstuk 2) in het voorliggende communicatie- & organisatieplan en via de vergaderingen van de Noordelijke Adviesgroep. Communicatie richting de politiek vindt met name plaats via de jaarlijks op te stellen voortgangs- en evaluatierapportage.

Als mogelijke communicatie-instrumenten richting reeds betrokken partners en de nieuw te betrekken partners kunnen worden genoemd: . (vrije) publiciteit
. workshop(s)
. externe presentaties
. informatiebulletin
. rapportage/officiële documenten
. telefonische/e-mail informatie

(Vrije) publiciteit, incl. internet
Als er nieuws te melden is rond de ontwikkeling van Leren voor Duurzame Ontwikkeling, wordt informatie gegeven aan de verschillende dag-, week- en/of vakbladen en relevante nieuwsbrieven. Mogelijke kanalen zijn:
- Dagblad van het Noorden

- Friesch Dagblad

- Leeuwarder Courant

- Regionale omroepen

- Eigen informatiebulletins van de provincie, zoals bijvoorbeeld de Drentse Milieuwijzer
- Periodieken van overkoepelende/brancheorganisaties, zoals bijvoorbeeld de Kamerkrant
- Landelijke periodieken zoals IPO Milieuwijzer en provincies.nl

Communicatie kan in de vorm van een artikel, een persbericht of in de vorm van een interview. Met name (interessante) uitkomsten die uit projecten naar voren komen, kunnen hiervoor dienen als basis . Projectindieners moeten zelf ook actief communiceren over het project!

Workshop(s)
Geïnspireerd op de ervaringen tijdens en met de in juni 2004 gehouden startbijeenkomst van het Noordelijk Ambitiestatement wordt bekeken op welke wijze workshops kunnen bijdragen aan het betrekken van nieuwe partners. In aanvulling daarop kunnen workshops een goed platform zijn voor het tot stand brengen van (nieuwe) projectideeën.

Externe presentaties
Onder externe presentaties worden presentaties verstaan tijdens congressen, deelname aan vergaderingen etc. Op korte termijn wordt geïnventariseerd of er bijeenkomsten zijn gepland waar onder andere de doelgroepen van Leren voor Duurzame Ontwikkeling zijn vertegenwoordigd.

Informatiebulletin
Overwogen wordt om periodiek een informatiebulletin op te stellen met daarin de meest recente ontwikkelingen rondom het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Deze zou dan op regelmatige basis verspreid kunnen worden onder het netwerk van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling, eventueel via een mailbericht.

Rapportages/officiële documenten
Tot de formele rapportages kunnen worden gerekend het jaarlijks uitvoeringsprogramma en de jaarlijkse voortgangs- en evaluatierapportage.

Telefonische/e-mail informatie
Feitelijk is informatie via de telefoon en/of via e-mail een passief instrument waarbij het initiatief vooral ligt bij geïnteresseerde partijen vanuit het veld.


-----------------------
Leren voor Duurzame Ontwikkeling in Noord-Nederland Communicatie- & organisatieplan

Auteur:
KNN Milieu BV


---- --
Aanmeldingsformulier Projectidee

Noordelijk Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2005 Datum van openstelling: 15 juni 2005
Deadline voor indiening: 15 september 2005

PROJECTNAAM

ALGEMENE GEGEVENS

Naam Organisatie:
Contactpersoon (penvoerder)
Naam:
Functie:
Postadres:
Postcode en plaats:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Datum:
Handtekening:

PROJECTBESCHRIJVING


1. Besluitvorming


2. Thema('s)


3. Relevante dimensies en
conflicterende belangen


4. Resultaat


5. Doelgroep


6. Partners(medeaanvragers)


7. Planning


8. Activiteiten


9. Vernieuwend element


10. Leerproces


11. Schaal en opschaling


12. Communicatie


13. Financiën


---- --
TOELICHTING Aanmeldingsformulier Projectidee (2005)


1. Beleidskader: Noordelijk Ambitiestatement Leren voor Duurzame Ontwikkeling (NAS)

In 2004 hebben de colleges van Gedeputeerde Staten van Groningen, Fryslân en Drenthe het Noordelijk Ambitiestatement Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2004-2007 (NAS) vastgesteld. De volledige tekst van het NAS is te vinden op de websites van de noordelijke provincies of te verkrijgen via de contactpersonen Leren voor Duurzame ontwikkeling (zie onder het kopje "Hoe indienen?")

Het NAS is een uitwerking van de nota 'Leren voor Duurzame Ontwikkeling; van marge naar mainstream' van het Rijk. Deze rijksnota is gericht op het op gang brengen van leerprocessen bij maatschappelijke partners. De leerprocessen moeten gericht zijn op het stimuleren van kennis en competenties die mensen in staat stellen om een meer duurzame afweging te maken. In het NAS is dit vertaald in de volgende basisambitie: 'door middel van het uitvoeren van diverse projecten waarin de duurzame afweging in praktijk wordt gebracht, wordt een bijdrage geleverd aan een duurzame samenleving in Noord-Nederland'. Daarbij wordt ingezet op vijf thema's: a) Ruimtegebruik. Hoe gaan we duurzaam om met de ruimte? b) Duurzame samenleving in kleinere gemeenschappen. Vraagstukken rondom leefbaarheid in dorpen en veiligheid en betrokkenheid in wijken c) Energievraagstukken.
d) Water. Ruimte voor water, watergebruik, kwaliteit van water e) Duurzame ontwikkeling tussen de oren. Behalve inzet op technische mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling, blijft het mensenwerk. Mensen moeten op het juiste moment leren duurzame keuzes te maken.


2. Waar bestaat ondersteuning uit?

Projectsubsidie
Op grond van deze regeling kan aan projecten een subsidie worden toegekend van maximaal 85% van de projectkosten. De verleende subsidie bedraagt ten hoogste E 25.000,- per provincie per jaar. Een van de landelijke doelstellingen is om Leren voor Duurzame Ontwikkeling meer gemeengoed te maken in reguliere besluitvormingstrajecten (de 'mainstream'). In het voorgaande programma is al gebleken dat bij de projecten die aansluiten bij de mainstream, veel meer cofinanciering mogelijk bleek. Wij gaan er daarom vanuit dat gemiddeld 50% subsidie per project haalbaar moet zijn.

Advies
Betrekken van nieuwe partners en initiatiefnemers blijft ook een van de doelstellingen van het programma. Reeds bij de opzet van een project kan gezorgd worden voor inhoudelijk advies en gerichte ondersteuning. Nadat een projectidee is ingediend en bekeken, zal in het vervolgtraject ook advies en ondersteuning geboden worden, onder meer bij het uitwerken van het projectidee tot volwaardig projectvoorstel.


3. Wie kan een aanvraag doen?

Iedere rechtspersoon kan een projectidee indienen. Voorwaarde is wel dat het idee door meerdere partners (en zo mogelijk ook de doelgroep) in het Noorden ondersteund wordt. Het project moet ook uitgevoerd worden voor en door mensen/organisaties in het Noorden. Dit kan ondermeer blijken uit actieve deelname en financiële participatie.


4. Hoe indienen?

In het verleden is gebleken dat volledige projectvoorstellen werden ingediend. In de praktijk betekent dit dat de indiener in geval van afwijzing van het subsidieverzoek veel tijd heeft gestoken in een idee dat wellicht vanaf het begin niet kansrijk was voor het programma. Anderzijds bleek het heel moeilijk voor de provincies om nog aanvullingen in het project te laten verwerken. Wij hebben er nu voor gekozen om via een aanvraagformulier ideeën voor projecten te verzamelen.

Instructies voor invullen aanvraagformulier
Hierna worden de onderdelen van het projectformulier puntsgewijs toegelicht. In eerste instantie gaat het om een projectidee, dat wil zeggen: een indruk van de essentie en belangrijkste organisatorische informatie over het project. Uitgangspunt is dan ook dat het project in maximaal twee pagina's A4 beschreven moet worden. Denkt u meer informatie nodig te hebben, verwijs dan naar bijlagen. Wij adviseren u ook over projectideeën altijd vooraf contact op te nemen met het Noordelijk programmabureau of met de provinciale coördinator van de provincie waarop uw project betrekking heeft (of bij Noordelijke projecten met één van hen).

Hoe insturen
Projectideeën kunt u insturen naar het Noordelijk programmabureau. Eventueel kunt u uw idee ook sturen naar de coördinator Leren voor Duurzame Ontwikkeling in de provincie waarop uw project betrekking heeft. Dat mag zowel per post als per e-mail (deze laatste vorm wordt op prijs gesteld).

De adressen zijn:
. Noordelijk programmabureau: Cor Kamminga, Werfstraat 5, 9712 VN Groningen, tel.: 050-3175550; fax 050-3175559; e-mail: k.j.kamminga@knnmilieu.nl . Provincie Drenthe: Catrien Scholten, Postbus 122, 9400 AC Assen

tel.: 0592-365726; fax: 0592-365688, e-mail: c.scholten@drenthe.nl . Provincie Groningen: Guus Hoen, Postbus 610, 9700 AP Groningen

tel.: 050-3164964; fax: 050-3164639; e-mail: a.m.a.hoen@provinciegroningen.nl . Provincie Fryslân: Martijn Iping, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden

tel.: 058-2925546; fax: 058-2925123; e-mail: m.iping@fryslan.nl


5. Beoordelingsprocedure

Projectidee
Het idee wordt ingezonden met bijgaand formulier. Dit wordt besproken door het Noordelijk programmabureau en de provinciale coördinatoren. Eventueel overlegt het Noordelijk programmabureau nogmaals met de indiener.

Vervolgens worden de ingediende projectideeën door het Noordelijk programmabureau en de provinciale coördinatoren gescoord. Daarbij worden de volgende scoremogelijkheden gehanteerd:


- A-score: projectideeën met zoveel perspectief dat uitvoering gewenst is
- B-score: projectideeën waarover nog twijfels bestaan maar die in principe voldoende potentieel (kunnen) hebben om verder uitgewerkt te worden
- C-score: projectideeën die afvallen

Behandeling Noordelijke Adviesgroep

Dan worden de ideeën voorgelegd aan de Noordelijke adviesgroep, bestaande uit deskundigen uit het hele veld van "duurzaamheid". De adviesgroep bekijkt de projectideeën en beoordeelt in hoeverre deze passen binnen het NAS en hoe de projecten gezamenlijk leiden tot realisering van de ambities. Ook de beoordeling door de Noordelijke adviesgroep mondt uit in het toekennen van een A-, B- of C-score aan projectideeën. De volgende criteria dienen hierbij als uitgangspunt:
- aansluiting bij besluitvormingsprocessen; hebben initiatiefnemers invloed op deze processen?
- dimensies (waar zit het conflict?)

- thema('s)

- aantal partners/doelgroepen; zijn die afkomstig uit/vertegenwoordigers van alle relevante dimensies?
- schaal; is de schaal passend bij het probleem en de reikwijdte van de projectindiener? Kan het projectidee opgeschaald worden en hoe is daarin voorzien?
- vernieuwend; wat is de meerwaarde ten opzichte van bestaande initiatieven?
- wat is het leerproces? Wie leert wat en wat doen ze daarmee in de (toekomstige) besluitvormingsprocessen?
- regulier takenpakket?

Preadvies aan indiener
Ten aanzien van elk projectidee met een A- of B-score stelt de Noordelijke adviesgroep een preadvies vast bestaande uit een samenvatting van de conclusies en eventuele verbeterpunten cq voorwaarden. Dit preadvies wordt gebruikt als basis voor de beoordeling van het uitgewerkt projectvoorstel.

Ook als de adviesgroep een C-score toekent aan een projectidee, staat het de indiener vrij om het idee uit te werken tot projectvoorstel.

Projectvoorstel
De penvoerder zorgt daarna voor een definitief projectvoorstel. Deze wordt weer samen met de andere projectvoorstellen voorgelegd aan de Noordelijke Adviesgroep. De adviesgroep bepaalt of de projectvoorstellen voldoen aan de verwachtingen. Zij voorziet de voorstellen van een advies aan de colleges van Gedeputeerde Staten. In geval van een negatief advies, zal het Noordelijk programmabureau contact opnemen met de penvoerder.

Besluit van college van GS/PS
Daarna gaan alle volledige projectvoorstellen voor besluitvorming naar één of, indien relevant, meerdere colleges van GS. In principe zullen de projecten met een positief advies voorgedragen worden voor subsidie en de projecten met een negatief advies voor afwijzing. Na besluitvorming door GS is bezwaar en beroep mogelijk.
6. Puntsgewijze toelichting op het aanmeldingsformulier


1. Besluitvorming. Bij welk besluitvormingstraject sluit het project aan? In welke fase is de besluitvorming? Kan de indiener invloed uitoefenen op de besluitvorming? Zo ja, op welke wijze? Zijn er al contacten met de bevoegde partijen?
2. Thema's. Bij welk thema uit het NAS sluit het project aan. Waarom levert het project een relevante bijdrage aan het realiseren van de ambities van het NAS?
3. Relevante dimensies en conflicterende belangen. Op welke wijze wordt in het project een integrale afweging tussen de zes dimensies uit het NAS in praktijk gebracht. Waar zit het conflict en hoe wordt dat zodanig aangepakt dat een evenwichtige afweging mogelijk is? De zes dimensies zijn ecologie, economie, sociaal (leefbaarheid), ruimte (mondiaal), tijd (latere generaties), en participatie (betrokkenheid)? Geef aan waarom bepaalde dimensies niet aan de orde zijn.
4. Resultaat. Welk concreet resultaat streeft het project na? Het gaat hier om datgene waar het project zich op richt. Leren voor Duurzame Ontwikkeling richt zich op vernieuwing en processen. Kenmerk is dat de uitkomst dus niet zeker is. Wat hoopt u dat er veranderd is nadat het project is uitgevoerd? Wanneer bent u tevreden over het project? En welke factoren kunnen het resultaat beïnvloeden (zowel positief als negatief)?
5. Doelgroep. Op welke doelgroep richt het project zich en wat zijn de globale kenmerken van deze doelgroep (leeftijd, interesse, opleidingsniveau, betrokkenheid bij het projectdoel enz)?
6. Partners. Met wie wordt samengewerkt? Welke rol hebben de partners? Zijn de partners al benaderd of moet dat nog in de volgende fase naar het projectvoorstel gebeuren?
7. Planning. Welke (globale) planning kent het project (met in ieder geval begin- en einddatum van het project)?
8. Activiteiten. Welke activiteiten gaat u uitvoeren? In welke mate zijn dit "beproefde instrumenten"? Hoe zorgt u ervoor dat de activiteiten tot het gewenste resultaat leiden?
9. Vernieuwend element. Is de methodiek al eerder ingezet in een andere context? Wat zijn vergelijkbare situaties? Welke methoden zijn daar gebruikt? Wat is het verschil met deze aanpak en wat zijn de overeenkomsten? Hoe maakt u gebruik van ervaringen elders?
10. Leerproces: Wie leert wat en wat doen ze daarmee in de (toekomstige) besluitvormingsprocessen?
11. Schaal en opschaling: Op welke schaal wordt het project uitgevoerd? Past die schaal bij het bereik van uw organisatie? Kan een eerste pilot eventueel op kleinere schaal worden getest? Hoe gaat u het project bij succes opschalen? Wie heeft daar belang bij?
12. Communicatie: Op welke wijze wordt de communicatie rondom het project vormgeven en welke doelstellingen wil men daarmee bereiken?
13. Financiën. Wat zijn de geschatte kosten van het project? Welke eigen middelen brengen de projectpartners naar verwachting zelf in? Wat kunnen deelnemers bijdragen? Hoe groot is naar verwachting het subsidiebedrag dat gevraagd wordt?


---- --