Hoge Raad vernietigt uitspraak hof Amsterdam in de zaak van een
macrobiotische voedingsadviseur
Samenvatting door de griffier van de Hoge Raad (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad).
Verdachte is macrobiotisch voedingsadviseur en directeur van een
macrobiotisch instituut. Een vrouw die al een aantal jaren aanhangster
was van de door verdachte gepropageerde macrobiotiek, consulteerde
verdachte toen werd ontdekt dat zij leed aan baarmoederhalskanker. De
ziekte verkeerde ten tijde van het eerste consult in een stadium
waarin de reguliere geneeskunde een goede kans op genezing kon bieden.
Verdachte heeft haar niet verwezen naar de reguliere gezondheidszorg
en haar evenmin aangeraden zich onder behandeling te stellen van
artsen in de reguliere gezondheidszorg. In plaats daarvan heeft
verdachte haar een macrobiotische oplossing aangeboden. Deze oplossing
bleek niet deugdelijk. Uiteindelijk is zij aan baarmoederhalskanker
overleden.
Verdachte is gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam wegens
opzettelijke benadeling van de gezondheid, zwaar lichamelijk letsel
ten gevolge hebbend. Deze rechtbank heeft hem daarvoor op 20 december
2001 veroordeeld.
In hoger beroep bij het hof Amsterdam stond de kwestie centraal of
verdachte de vrouw - kort gezegd - heeft afgehouden van de behandeling
door reguliere geneeskundigen. Het ging er met name om of de
gedragingen van de verdachte, dan wel andere factoren, ertoe hebben
geleid dat de vrouw zich niet onder reguliere medische behandeling
heeft gesteld.
Het hof oordeelde dat hem een strafrechtelijk verwijt kan worden
gemaakt van het feit dat de vrouw geen reguliere geneeskundige
behandeling heeft ondergaan. Het hof veroordeelde verdachte op 10
februari 2004 wegens opzettelijke benadeling van de gezondheid van de
vrouw, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft,
tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een
geldboete van ⬠2000,-.
Verdachte heeft tegen deze veroordeling cassatie ingesteld. In de
procedure bij de Hoge Raad heeft de advocaat van verdachte, mr. A.A.
Franken te Amsterdam, onder meer geklaagd over de wijze waarop bij het
hof een getuige is gehoord. Het hof zou een getuige hebben belet om
een bepaalde vraag van de verdediging te beantwoorden.
Een andere klacht betrof het oordeel van het hof, dat op verdachte een
bijzondere zorgplicht rustte. Deze bracht tenminste mee dat hij
tegenover de vrouw zijn weerstand tegen de reguliere geneeskunst
minder had moeten etaleren en haar beter had moeten informeren over de
mogelijkheden en onmogelijkheden van de macrobiotiek en het feit dat
geen enkel wetenschappelijk onderzoek had bevestigd dat macrobiotiek
kanker kon genezen of inkapselen.
In zijn conclusie van 15 maart 2005 heeft advocaat-generaal Vellinga
de Hoge Raad geadviseerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof
Amsterdam.
De Hoge Raad heeft op 14 juni 2005 de uitspraak van het hof Amsterdam
van 10 februari 2004 vernietigd, omdat hij een klacht over het
beletten van een getuige om een bepaalde vraag te beantwoorden gegrond
achtte. De vraag had betrekking op de mogelijke eigen keuze van de
vrouw om zich niet te laten behandelen door een reguliere arts.
De Hoge Raad heeft een enkele andere klacht verworpen, waaronder de
klacht over de door het hof gestelde bijzondere zorgplicht van de
verdachte.
Deze uitspraak van de Hoge Raad brengt mee dat de zaak opnieuw moet
worden behandeld. De zaak is daartoe verwezen naar het hof Den Haag.
LJ Nummer
AT1801
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 14 juni 2005 Naar boven
Gerechtelijke organisatie