Cassatieberoep van ex-wethouder over geheimhoudingsplicht verworpen
Samenvatting van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
De verdachte in deze zaak is in zijn functie van wethouder en
loco-burgemeester op de avond van 6 mei 2002, nadat de moordaanslag op
Pim Fortuijn had plaatsgevonden, door de burgemeester van Wageningen
vertrouwelijk op de hoogte gesteld van de naam van de vermoedelijke
dader van die moord. Hij heeft die naam vervolgens telefonisch
besproken met een kennis, die voorzitter was van een milieuvereniging,
waarna die naam een verdere verspreiding heeft gekregen.
De verdachte is, wegens het schenden van een ambtsgeheim, zowel door
de rechtbank Arnhem als door het hof Arnhem (op 31 december 2003)
veroordeeld tot een geldboete van ⬠500, subsidiair tien dagen
hechtenis.
De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld. Mr. D. R. Doorenbos,
advocaat in Amsterdam, heeft de verdachte in de cassatieprocedure bij
de Hoge Raad bijgestaan. Hij heeft zich onder meer op het standpunt
gesteld dat de identiteit van de vermoedelijke moordenaar van Pim
Fortuijn ten onrechte door het hof als geheim is aangemerkt. Ook is
gesteld dat het onjuist is dat de identiteit van de vermoedelijke
moordenaar van Pim Fortuijn onder het ambtsgeheim viel dat de
verdachte als wethouder moest bewaren.
Deze klachten van de verdachte zijn door de Hoge Raad in zijn
uitspraak 14 juni 2005 verworpen. Ook de plaatsvervangend
procureur-generaal Fokkens heeft in zijn conclusie van 29 maart 2005
de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.
De uitspraak heeft tot gevolg dat de door het hof uitgesproken
veroordeling in stand blijft.
Zie voor de volledige uitspraak (rolnr. 01608/04)
LJ Nummer
AT2855
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 14 juni 2005 Naar boven