Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Deelname aan het
alfabetiseringsonderwijs
Cursusjaar 2003-2004
Vervolgmeting 2

Titel Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs Vervolgmeting 2
Opdrachtgever Ministerie van OCenW
Projectnummer 10003.01 Pettelaarpark 1 Auteur Jan Neuvel en Thomas Bersee Postbus 1585 Datum februari 2005
Versie 02 5200 BP 's-Hertogenbosch Tel: 073-6800800 Fax: 073-6123425 www.cinop.nl © CINOP 2005 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoud


1 Doel, achtergrond en opzet van het onderzoek.............1
1.1 Doel en achtergrond..............................................................................................1
1.2 Opzet van het onderzoek .....................................................................................2
1.2.1 De doelgroep van het onderzoek........................................................................2
1.2.2 De bevraging van de ROC's................................................................................2
1.2.3 De hoofdvariabele: deelname aan het alfabetiseringsonderwijs....................3
2 Uitvoering en deelname...................................................4
2.1 Uitvoering van het onderzoek..............................................................................4
2.2 Deelname aan het onderzoek..............................................................................4
3 Het cursusaanbod in het alfabetiseringsonderwijs.......6
3.1 Overzicht van het cursusaanbod.........................................................................6
3.1.1 De omvang van het cursusaanbod.....................................................................6
3.1.2 Inhoud van het cursusaanbod .............................................................................7
3.1.3 Doelgroepen...........................................................................................................7
3.2 Het cursusaanbod Nederlands............................................................................9
3.2.1 Het instroomniveau................................................................................................9
3.2.2 De inhoud van de alfabetiseringscursussen....................................................10
3.2.3 De cursusduur......................................................................................................11
3.3 Het cursusaanbod Rekenen...............................................................................11
3.3.1 Het instroomniveau..............................................................................................11
3.3.2 De inhoud van de rekencursussen....................................................................11
3.3.3 De cursusduur......................................................................................................12
4 De deelname aan het alfabetiseringsonderwijs...........13
4.1 De deelname aan alfabetiseringscursussen....................................................13
4.2 De afkomst van de cursisten..............................................................................15
4.3 Uitval: deelnemers die een cursus niet afronden............................................16
5 Conclusies ......................................................................18


1 Doel, achtergrond en opzet van het onderzoek
1.1 Doel en achtergrond
Functioneel analfabetisme is niet alleen een probleem van ontwikkelingslanden, maar ook van onze eigen Westerse samenlevingen. De Verenigde Naties heeft in 1967 de datum
8 september uitgeroepen tot `Wereld Alfabetiseringsdag' en begin deze eeuw is daar het zogenaamde `Alfabetisering Decennium' bijgekomen. Met die periode, die loopt van 2003 ­
2013, wil de VN nog eens extra het belang van alfabetisering beklemtonen.

Dat functioneel analfabetisme ook in Nederland een probleem is, blijkt uit de schatting dat onze volwassen bevolking ongeveer 1,5 miljoen functioneel analfabeten telt waarvan een miljoen mensen van autochtone afkomst is en een half miljoen van allochtone afkomst1. De meeste functioneel analfabeten hebben wel leren schrijven, lezen en rekenen, maar hun vaardigheden zijn vaak ontoereikend om in het dagelijkse leven of in werksituaties de voorkomende schrijf-, lees- of rekentaken goed te kunnen uitvoeren. Een deel van die 1,5 miljoen volwassenen heeft al grote moeite met eenvoudige, schriftelijke communicatieve taken, anderen die dat wel lukt, komen in de problemen bij wat meer complexere taken. Toch zijn dit taken die tot het alledaagse repertoire van volwassenen in onze samenleving moeten worden gerekend. Daarbij gaat het onder meer om het lezen van een brief van de gemeente, van de thuiszorg of van de woningbouwvereniging, het opzoeken van vertrektijden in een tabel, het schrijven van een klachtenbrief of het kunnen helpen bij het huiswerk van de eigen kinderen.

Gezien het persoonlijk- en maatschappelijk belang dat zoveel mogelijk volwassenen zelf in staat zijn om hun schriftelijke communicatie zelf te kunnen regelen en om hun kansen op de arbeidsmarkt te verhogen, is door het ministerie van OCW in het jaar 2002 een Actieplan geïnitieerd om de deelname aan het alfabetiseringsonderwijs2 te stimuleren. Dit is mede gebeurd vanuit het belang van permanente bijscholing (`Leven Lang Leren'). Het gaat om een meerjarenplan over de periode 2003 ­ 2006. De hoofddoelstelling van dit meerjarenplan is om het alfabetiseringsonderwijs aan volwassen autochtone Nederlanders een nieuwe impuls te geven en een substantiële toename van het aantal cursisten te bewerkstelligen.

Om te kunnen bepalen of die doelstelling wordt gerealiseerd, is besloten de deelname aan het alfabetiseringsonderwijs Nederlands als eerste taal in de sector Educatie van de Regionale Opleidingencentra jaarlijks te monitoren. Dit met de bedoeling om na te kunnen gaan hoe de deelname aan het alfabetiseringsonderwijs zich ontwikkelt in de periode van 2003 tot 2006. De eerste meting3 is in 2002 uitgevoerd en daarin is de deelname aan het alfabetiseringsonderwijs gedurende het schooljaar 2001-2002 geïnventariseerd. Dat is het schooljaar voorafgaande aan het jaar van het Actieplan. Het aantal deelnemers aan het alfabetiseringsonderwijs kwam toen uit op ongeveer 5000. In de eerste vervolgmeting4 in
2003 bleek het aantal deelnemers in het cursusjaar 2002- 2003 te zijn gestegen met 10 tot 12 procent. In de tweede vervolgmeting in 2004 is het aantal deelnemers gemeten voor het daaropvolgende cursusjaar 2003 ­ 2004.


1
Functionele ongeletterdheid in Nederland. Doets, C. e.a. SVE, 1991.
2
Alfabetiseringsonderwijs wordt in dit rapport gebruikt als een algemene term voor het onderwijs in schrijven, lezen en/of rekenen aan autochtone volwassenen die op grond van onvoldoende beheersing van die vaardigheden als functioneel analfabeet worden gekarakteriseerd.
3
Rapportage: Neuvel, J. & Bersee, T (2002). Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Nulmeting. CINOP.
4
Rapportage: Neuvel, J. & Bersee, T (2003). Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting. CINOP.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 1


1.2 Opzet van het onderzoek
De monitor is op dezelfde manier opgezet als in de twee voorgaande jaren. ROC's zijn in het najaar van 2004 benaderd met de vraag om per uitvoeringslocatie op te geven hoeveel NT1- cursussen voor de doelgroep in het schooljaar 2003-2004 zijn uitgevoerd en hoeveel volwassenen in dat schooljaar aan die cursussen hebben deelgenomen. Het gaat daarbij om cursussen lezen, schrijven en rekenen van niveau 0 tot en met 2 van de Kwalificatiestructuur Educatie (KSE). Op basis van die inventarisatie kan dan weer een vergelijking worden gemaakt met de twee voorgaande schooljaren.

1.2.1 De doelgroep van het onderzoek
De doelgroep bestaat uit alle autochtone Nederlanders die als functioneel analfabeet kunnen worden gekarakteriseerd en die deelnemen aan een cursus Nederlands en of rekenen in een ROC. Over het algemeen gaat hem om laagopgeleide volwassenen. Dit zijn volwassenen die aan het lager beroepsonderwijs (lbo, vbo) of het middelbaar algemeen vormend onderwijs (ulo, mavo) hebben deelgenomen, maar dat veelal niet met een diploma hebben afgesloten of met een diploma onder het niveau van de startkwalificatie (mbo 2). Tot de doelgroep worden ook de volwassenen gerekend die speciaal (voortgezet) onderwijs hebben gevolgd. Verder worden tot de doelgroep de volwassenen gerekend die afkomstig zijn uit de voormalige koloniën: de Antillen, Suriname en Aruba. Over het algemeen gaat het om volwassenen die het Nederlands redelijk spreken, maar die grote moeite hebben met de geschreven taal. Allochtone mensen die hier al ettelijke jaren wonen (de zogenaamde oudkomers) worden niet officieel tot de doelgroep van het Actieplan gerekend, niettemin blijken ze toch in ruime getale aan het NT1-onderwijs deel te nemen. Omdat sommige ROC's in hun opgave voor de deelname in de schooljaren 2001-2002 en 2002-2003 geen onderscheid tussen autochtone en allochtone deelnemers hebben gemaakt, is besloten die groep volwassenen toch mee te laten tellen. Wel moest worden opgegeven hoeveel allochtone cursisten het per cursus betrof.
1.2.2 De bevraging van de ROC's
Om een zo nauwkeurig mogelijk beeld te kunnen krijgen van de doelgroep, zijn alle ROC's (afdeling Educatie) benaderd om het aantal deelnemers aan alfabetiseringscursussen voor autochtone volwassenen op te geven. De inventarisatie van de deelname door de doelgroep aan het alfabetiseringsonderwijs is voor afzonderlijke cursussen met een formulier opgevraagd. Daarmee kan niet alleen inzicht verkregen worden in het cursusaanbod en de deelname aan die verschillende soorten cursussen, maar die aanpak biedt tevens een goede garantie dat de opgave van cursisten zich ook beperkt tot de doelgroep (ten hoogste niveau KSE-2). Omdat de bevraging op cursusniveau tevens de deelname op verschillende locaties in beeld brengt, kan de vergelijking van de vervolgmeting met de nulmeting nauwkeuriger worden uitgevoerd.
Met het formulier worden dus gegevens verzameld over cursussen en over de deelname aan die cursussen.

Kenmerken van de cursussen
Er zijn gegevens gevraagd over de verschillende aspecten van de cursussen. Het gaat om een nadere typering van de doelgroep, om het instroomniveau van de cursisten in KSE-termen, om de inhoud van de cursus en om het gestelde eindniveau in KSE-termen.

Informatie over het instroomniveau.
Allereerst wordt gevraagd om de cursus te specificeren naar het instroomniveau van de cursisten. Dat moet worden gedaan in termen van KSE-niveaus (0-1, 1, 1-2 en 2). Bij een gecombineerde taal- en rekencursus moet dat voor beide vaardigheden apart worden vermeld.
Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 2

Verdere informatie over de doelgroep
Naast het instroomniveau moet worden aangegeven wie er aan de cursus kunnen deelnemen. Het gaat om een nadere bepaling van de doelgroep in termen van persoonskenmerken, waarmee bij plaatsing rekening wordt gehouden. Gevraagd wordt naar: het geslacht, de vooropleiding, met name een lage opleiding en/of deelname aan het speciaal onderwijs en tenslotte de afkomst van de cursisten, met name of de cursussen (ook) open stonden voor volwassenen uit de Antillen, Suriname of Aruba (ASA's). In het vervolgonderzoek wordt ook expliciet gevraagd naar de deelname van allochtone volwassenen aan de NT1-alfabetiseringscursussen.

Informatie over de inhoud
Allereerst wordt de globale inhoud geïnventariseerd: een taalcursus, een rekencursus of een gecombineerde cursus betrof. Vervolgens moet de inhoud nader worden gespecificeerd. Bij een taalcursus kan worden aangegeven of aandacht wordt besteed aan basisvaardigheden (spelling, grammatica en technisch lezen) en/of aan functionele schrijf- en leesvaardigheden. In een rekencursus gaat het om de basisvaardigheden en alledaagse rekenproblemen.

Informatie over het eindniveau
Op dezelfde wijze als bij het instroomniveau moet het einddoel van de cursus in termen van KSE-niveaus worden aangegeven.

De duur van de cursus
Tenslotte wordt informatie opgevraagd over de duur en over de intensiteit (aantal lesuren per week) van de cursus.

Deelname aan de cursussen
Van elke aangeboden cursus moet het totaal aantal cursisten worden opgegeven dat gedurende het hele schooljaar op enigerlei moment aan de betreffende cursus heeft deelgenomen. Als korte cursussen meer keer per jaar worden aangeboden, gaat het om het totaal aantal volwassenen dat aan die opeenvolgende cursussen heeft deelgenomen. Bij langer lopende cursussen met een flexibele instroom moeten ook cursisten worden meegeteld die op een later tijdstip aan de cursus beginnen. Verder moeten degenen worden meegerekend die in de loop van het schooljaar voortijdig uitstromen, dat wil zeggen degenen die de cursus niet op het beoogde niveau afronden.

Naast de deelname wordt gevraagd naar het aantal cursisten dat voortijdig met de cursus stopt. In de vervolgmeting wordt ook gevraagd naar het aantal cursisten dat de cursus wel op het beoogde niveau heeft afgesloten. Redenen voor uitval worden niet opgevraagd.
1.2.3 De hoofdvariabele: deelname aan het alfabetiseringsonderwijs Op basis van de deelname aan de afzonderlijke cursussen kan op ROC-niveau en op landelijk niveau de totale deelname aan het alfabetiseringsonderwijs worden berekend. Het totaalcijfer dat wordt verkregen, omvat alle cursisten die gedurende een schooljaar aan een taal- en/of rekencursus hebben deelgenomen.

Bij dat totaalcijfer moet een kanttekening worden geplaatst. Het cijfer voor de totale deelname representeert niet elk jaar een volledig nieuwe groep cursisten. Een aantal cursisten is langer dan een jaar ingeschreven. Zij nemen deel aan cursussen die langer dan een jaar duren of aan cursussen die gespreid zijn over twee schooljaren. Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 3


2 Uitvoering en deelname

2.1 Uitvoering van het onderzoek
In september 2004 zijn de afdelingen Educatie van alle ROC's aangeschreven voor deelname aan de tweede vervolgmeting. De contactpersonen uit de eerste vervolgmeting, veelal de NT1-coördinatoren of hoofden van de afdeling Educatie, zijn daar voor benaderd. Tevens is het College van Bestuur van elke instelling op de hoogte gesteld van de vervolgmeting.

Om zoveel mogelijk vergelijkbare gegevens te verkrijgen is elk ROC een set geprecodeerde formulieren toegestuurd voor locaties waarvan in eerdere metingen opgaven waren verkregen. Per locatie was tevens een beknopt overzicht van eerder opgegeven cursussen meegestuurd met het doel om zoveel mogelijk vergelijkbare gegevens te kunnen verzamelen.

Alle ROC's die niet voor de gestelde deadline de gevraagde informatie hadden opgeleverd, zijn opnieuw aangeschreven. Op een later tijdstip zijn nog een aantal ROC's telefonisch benaderd met het verzoek alsnog hun gegevens toe te sturen.
2.2 Deelname aan het onderzoek
In totaal hebben aan de tweede vervolgmeting 32 ROC's meegewerkt. Dat zijn drie ROC's minder dan in de eerste vervolgmeting, maar evenveel als in de nulmeting. In Tabel 2.1 is te lezen hoeveel ROC's aan elk van de drie metingen hebben meegewerkt, alsook de overlap in de deelname in die drie jaar. Zo is te zien, dat van 24 ROC's gegevens in alle drie de metingen zijn ontvangen en dat dat door 28 ROC's is gedaan voor de eerste en de tweede vervolgmeting. Uit de vier grote steden is door drie van de vijf ROC's zowel aan de eerste als aan de tweede vervolgmeting deelgenomen.

Tabel 2.1 Aantal ROC's in de drie metingen
in alle drie Totaal Vervolg 1 vervolg 2 metingen nulmeting 29 27 24 32 vervolgmeting 1 28 24 35 vervolgmeting 2 24 32

De deelname aan het alfabetiseringsonderwijs is niet op het niveau van de ROC's gevraagd, maar op het niveau van de uitvoeringslocaties. Daarom vindt op dat niveau de vergelijking in de deelname plaats. Een deel van de ROC's dat aan twee of drie van de metingen deelnam, heeft ook niet in elke meting van dezelfde locaties gegevens aangeleverd, waardoor een vergelijking op het niveau van ROC's ook niet goed mogelijk is. De deelname van locaties is opgenomen in Tabel 2.2. De laatste kolom toont het totaal aantal locaties per meting. Na een stijging in de eerste vervolgmeting van het aantal locaties waarover kon worden gerapporteerd, blijft het aantal locaties in de tweede vervolgmeting daar duidelijk bij achter en zelfs ook nog bij het aantal in de nulmeting. In deze laatste meting zijn er van 80 locaties gegevens binnengekomen tegenover van 108 in het jaar daarvoor. Van 56 locaties is er informatie uit alle drie de schooljaren beschikbaar. Van de laatste twee metingen is er informatie van 76 locaties beschikbaar. De grootste overlap is er tussen de nulmeting en de eerste vervolgmeting. Van deze twee eerste metingen is er van 92 locaties informatie beschikbaar.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 4

Tabel 2.2 Aantal locaties in de drie metingen*
in alle drie Totaal Vervolg 1 vervolg 2 metingen nulmeting 92 65 56 107 vervolgmeting 1 76 56 129 vervolgmeting 2 56 97
*Een aantal ROC's heeft niet per locatie, maar geaggregeerd over de locaties gerapporteerd. Wel is van die ROC's bekend op hoeveel locaties alfabetiseringsonderwijs is gegeven. In het aantal locaties in de tabel zijn die locaties ook meegerekend.

Evenals in de twee voorgaande metingen heeft een aantal ROC's, in afwijking van het verzoek, de gegevens over de deelname op een geaggregeerd niveau aangeleverd. Een aantal heeft dat voor het ROC als geheel gedaan, dus zonder dat de gegevens per locatie of per cursus zijn uit te splitsen. Een aantal ROC's heeft de gegevens op locatieniveau aangeleverd en niet per cursus.
Dat maakt het bepalen van het totale aanbod aan cursussen moeilijker en minder nauwkeurig (zie hoofdstuk 3). Datzelfde geldt voor de schatting van het aantal cursisten dat aan het NT1- onderwijs heeft deelgenomen (hoofdstuk 4).

Het aantal ROC's dat op cursusniveau gegevens heeft aangeleverd is voor de drie metingen als volgt: nulmeting 30, eerste vervolgmeting 29 en tweede vervolgmeting 28.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 5


3 Het cursusaanbod in het alfabetiseringsonderwijs

In dit hoofdstuk wordt het cursusaanbod in het alfabetiseringsonderwijs beschreven. Eerst wordt een globaal overzicht gegeven van de cursussen (paragraaf 3.1), vervolgens wordt ingegaan op het aanbod voor taal (paragraaf 3.2) en rekenen (paragraaf 3.3). De beschrijvingen hebben betrekking op de ROC's die op cursusniveau hebben gerapporteerd.
3.1 Overzicht van het cursusaanbod

3.1.1 De omvang van het cursusaanbod
In Figuur 3.1 is voor alle drie de metingen het gemiddelde aantal locaties per ROC weergegeven (links) en het gemiddeld aantal NT1-cursussen per locatie (rechts). Het gemiddelde aantal locaties waarop NT1-onderwijs aan de doelgroep is aangeboden fluctueert tussen de drie metingen. De verschillen in de grafiek zijn hoofdzakelijk toe te schrijven aan de ROC's die aan de metingen hebben deelgenomen. Zoals in het vorige hoofdstuk is vermeld, zijn dat in de opeenvolgende metingen niet steeds dezelfde ROC's geweest. Dat in de daling van gemiddeld 3,6 naar 2,7 locaties met een NT1-aanbod toch ook rekening moet worden gehouden met een feitelijke terugloop, is af te leiden uit de opgave van een aantal ROC's. Enkele ROC's boden op bepaalde locaties geen NT1-onderwijs (meer) aan door een te geringe inschrijving of hebben het aanbod (en de cursisten) overgeheveld naar een andere locatie. Ook de centralisatie van het aanbod op één locatie in een ROC, overigens om andere redenen dan terugloop in het aantal cursisten, heeft bijgedragen tot een lager gemiddeld aantal locaties in het schooljaar 2003-2004.

Figuur 3.1 Cursusaanbod Nederlands en rekenen voor de doelgroep
5
nulmeting vervolgmeting 1 vervolgmeting 2
4

3,6

3 3,1

2,7 2,7 2,7
2 2,3
1
0
locaties per ROC cursussen per locatie gemiddelden

Figuur 3.1 laat verder zien dat het gemiddeld aantal NT1-cursussen per locatie in 2003-2004 licht is achtergebleven bij dat in de twee voorgaande schooljaren. Dit kan wijzen op een geringer aanbod, maar vooralsnog moet dat verschil voorlopig nog even worden geweten aan verschillen in de deelname van ROC's en locaties in de drie metingen.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 6

Verschillen tussen ROC's
In de vorige rapportage is ook al vastgesteld dat er grote verschillen tussen ROC's zijn in het aantal locaties met een aanbod van NT1-cursussen voor de doelgroep. Sommige ROC's doen dat op één of enkele centrale locaties in de stad of de regio, maar daar staan andere ROC's tegenover met een groot aantal locaties, soms meer dan 10. Een precieze verdeling van de ROC's naar het aantal locaties kan vanwege ontbrekende informatie in de dataset niet worden gegeven. Ongeveer een derde van de ROC's biedt op 5 of meer locaties NT1- cursussen aan.

3.1.2 Inhoud van het cursusaanbod
In Figuur 3.2 is het aanbod in de afgelopen drie schooljaren uitgesplitst naar cursussen Nederlands, cursussen rekenen en cursussen met een gecombineerd aanbod. Te zien is dat de afgelopen drie jaar in die verhoudingen weinig is veranderd. In ruim 60 procent van het aanbod gaat het om Nederlands, in zo'n 10 procent om rekenen en in een kleine 30 procent om zowel Nederlands als rekenen.

Figuur 3.2 Cursusaanbod Nederlands en rekenen
schooljaar 2001-2002 schooljaar 2002-2003 schooljaar 2003-2004 Rekenen Rekenen Rekenen
10% 8%
11% Taal + Taal + Rekenen Taal + Rekenen
23% Rekenen Taal Taal 29% Taal
27%
67% 62% 63%


3.1.3 Doelgroepen
Het onderzoek richt zich op de doelgroep van autochtone volwassen Nederlanders die het schrijven en lezen onvoldoende beheersen (lager dan niveau KSE-2). Tot de doelgroep zijn ook de volwassenen gerekend afkomstig uit de Antillen, Suriname en Aruba (zogeheten ASA's). In de nulmeting bleek dat een deel van de ROC's de NT1-cursussen openstelt voor volwassenen van allochtone afkomst, met name voor zogenaamde oudkomers die redelijk tot goed Nederlands spreken. Hoewel deze groep in de aanvankelijke opzet van het onderzoek niet tot de doelgroep werd gerekend, is er voor gekozen om de deelname van die groep cursisten ook te inventariseren. Enerzijds omdat het steeds moeilijker is voor ROC's om onderscheid te maken tussen volwassenen die hier geboren zijn en volwassenen die elders geboren zijn, maar soms al meer dan 20 tot 30 jaar hier wonen en redelijk tot goed Nederlands spreken. Anderzijds om een onjuist beeld te voorkomen. Diverse ROC's kunnen namelijk geen (exacte) gegevens leveren over de afkomst (overigens evenmin over andere persoonskenmerken) en nemen in hun tellingen deze groep wel mee. Om toch enig zicht te krijgen op de verhouding tussen autochtone en allochtone volwassenen is op de formulieren in de rubriek uitsplitsing naar achtergrondkenmerken van cursisten de categorie `aantal cursisten van allochtone afkomst' opgenomen.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 7

Als in de typering van het cursusaanbod allereerst wordt gekeken naar het geslacht, dan leveren de gegevens uit de tweede vervolgmeting hetzelfde beeld op als in de twee voorgaande metingen: (nagenoeg) alle cursussen staan open voor mannen en vrouwen. Dit valt af te leiden uit de feitelijke deelname aan de cursussen. Aan vrijwel alle aangeboden cursussen is namelijk door mannen en vrouwen deelgenomen.

De NT1-cursussen zijn bestemd voor laagopgeleide autochtone volwassenen die het geschreven Nederlands onvoldoende beheersen (onder niveau KSE-2). Volwassenen die in hun jeugd speciaal onderwijs hebben gevolgd zijn een specifieke doelgroep. Aan zo'n 10 procent van de taal- en/of rekencursussen is in 2003-2004 door die groep deelgenomen, wat vergelijkbaar is met het percentage in de vorige meting. Een deel van het cursusaanbod is ook specifiek bestemd voor die doelgroep. Dit blijkt uit de aanvullende opmerkingen op de formulieren en de informatie uit telefonische interviews die in de eerste vervolgmeting zijn gehouden. Voor deze doelgroep worden soms ook aparte contracten met een gemeente of een andere vertegenwoordigende organisatie, zoals een sociale werkplaats, afgesloten.

De ASA's zijn een andere groep die in de monitor aparte aandacht krijgt. In 2003-2004 nam deze groep deel aan ongeveer een derde van de taal- en rekencursussen. Dat percentage wijkt niet echt af van dat in de voorgaande jaren. Ook hier geldt dat sommige ROC's een apart aanbod voor deze doelgroep hebben. In de meeste gevallen echter nemen ASA's deel aan cursussen waarvoor ook autochtone volwassenen staan ingeschreven. Dat laatste geldt ook voor de deelname van volwassenen van allochtone komaf. Aan ongeveer de helft van de door de ROC's georganiseerde NT1-cursussen op niveau KSE-2 of lager namen allochtone volwassenen deel. Dat was een jaar eerder ook het geval.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 8


3.2 Het cursusaanbod Nederlands

3.2.1 Het instroomniveau
Het instroomniveau (in termen van KSE) is één van de kenmerken om het cursusaanbod te typeren. Figuur 3.3 geeft het overzicht van de afgelopen drie jaar.

Figuur 3.3 Cursusaanbod Nederlands: KSE-instroomniveaus KSE-niveau

46 Niveau 1 43
35
19 Niveau 1-2 22
18 nulmeting
3
Niveau 2 5 vervolgmeting 1
1 vervolgmeting 2
15 Niveau 1 & 1-2 14

24
17 Niveau 1 & 1-2 & 2 17

23 % 0 10 20 30 40 50

Het aandeel van NT1-cursussen waarin uitsluitend volwassenen worden toegelaten die het lezen en schrijven op ongeveer niveau KSE-1 beheersen, lijkt aan het afnemen. In de nulmeting vormden die cursussen nog 46 procent van het aanbod maar in de laatste meting was dat teruggelopen naar 35 procent. Hoewel dit erop kan duiden dat de inschrijving van volwassenen die het lezen en schrijven nog maar nauwelijks beheersen ook is teruggelopen, lijkt zo'n conclusie te voorbarig. Het aantal cursussen voor volwassenen met een uiteenlopend beginniveau is namelijk duidelijk toegenomen, respectievelijk met zo'n 10 procent voor het gemengde aanbod van niveau 1 en niveau 1-2 en met een kleine 10 procent een gemengd aanbod van niveau 1 tot niveau 2.
Wat geldt voor het cursusaanbod gericht op de specifieke doelgroep volwassenen die het lezen en schrijven op hooguit niveau KSE-1 beheersen, lijkt ook terug te vinden voor de doelgroep met een beheersing tussen niveau 1 en 2 en een beheersing op ongeveer niveau 2.

Wordt in plaats van naar percentages naar de absolute aantallen gekeken, dan blijkt de geconstateerde trend bijna volledig het gevolg van een aanzienlijk geringer aantal cursussen met een afgebakend instroomniveau in het schooljaar 2003-2004. In de nulmeting werden nog 139 cursussen met een specifiek instroomniveau geteld, in deze tweede vervolgmeting komt dat aantal niet hoger uit dan 84. Het aantal cursussen met een breder instroomniveau is iets toegenomen: 72 in de nulmeting en 75 in deze meting. Aan die trend verandert weinig als gecorrigeerd wordt voor het geringere aantal locaties in de tweede vervolgmeting. Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 9

Ook de vergelijking van de locaties die zowel in de nul- als in de tweede vervolgmeting betrokken waren levert een vergelijkbaar beeld op. Ook bij die locaties is de trend onmiskenbaar duidelijk: 90 cursussen met een enkelvoudig instroomniveau in de nulmeting versus 56 in de tweede vervolgmeting (p
De tendens lijkt dus in de richting van cursussen te gaan waaraan volwassenen deelnemen die het schrijven en lezen op een uiteenlopend niveau beheersen. Het is vooralsnog onduidelijk of die tendens doorzet, en voor zover die trend er al is, waarom dat gebeurt. Daarbij is niet uit te sluiten dat het aantal aanmeldingen van volwassenen die het Nederlands op het laagste niveau beheersen aan het teruglopen is. Maar zoals aangegeven, zijn er nog geen duidelijke conclusies te trekken.

3.2.2 De inhoud van de alfabetiseringscursussen Bij de inhoud is gevraagd welke taalonderdelen aan de orde komen. Voor de basisvaardigheden en voor de functionele vaardigheden kon dat apart worden gespecificeerd (zie voor de specifieke vaardigheden het formulier in de bijlage). Figuur 3.4 toont de resultaten voor de drie metingen, waarbij zowel de diverse basis- als functionele vaardigheden elk zijn teruggebracht tot één categorie.

Figuur 3.4 Cursusaanbod Nederlands: inhoud
Vaardigheden

86 basis+functioneel 85
---

5
functioneel 10 nulmeting
7 vervolgmeting 1
7 vervolgmeting 2 basis 4

4

1,4
overig 0,4
0,6
% 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

Figuur 3.4 maakt duidelijk dat inhoudelijk gezien het aanbod nauwelijks is veranderd tussen de nul- en de tweede vervolgmeting. In verreweg de meeste cursussen komen zowel basisvaardigheden, zoals spelling en grammatica aan de orde alsook functionele lees- en schrijftaken. In een beperkt aantal cursussen is alleen aandacht besteed aan één of meer basisvaardigheden of kwamen alleen functionele taaltaken (lezen en/of schrijven) aan de orde. Dit beeld verandert nauwelijks als alleen wordt gekeken naar de locaties die in meer metingen waren betrokken.

3.2.3
Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 10

De cursusduur
Wat betreft de cursusduur is er ten opzichte van de twee vorige metingen ook weinig veranderd. Ruim 9 op de 10 cursussen kennen een duur van tenminste een heel schooljaar (of soms langer). De overige cursussen lopen uiteen van 10 weken tot ruim een half schooljaar.
3.3 Het cursusaanbod rekenen

3.3.1 Het instroomniveau
De meeste cursussen zijn bestemd voor volwassenen die de basisvaardigheden nog maar nauwelijks beheersen. Rond de helft van de aangeboden rekencursussen richt zich namelijk op volwassenen met een beheersingsniveau op of rond niveau KSE-1. Bovendien was er in een groot aantal van de overige cursussen (breed instroomniveau) ook plaats voor die groep.

Figuur 3.5 Cursusaanbod rekenen: KSE-instroomniveaus KSE-niveau

54 Niveau 1 48
45
16
Niveau 1-2 21

19 nulmeting Niveau 2 vervolgmeting 1
2 vervolgmeting 2
13
Niveau 1 & 1-2 7

12

17
Niveau 1 & 1-2 & 2 24
---
% 0 10 20 30 40 50 60

Evenals bij taal lijkt in het aanbod voor rekenen ook een dalende trend te constateren in het aantal cursussen met een nauwer afgebakend instroomniveau (zie Figuur 3.5).
3.3.2 De inhoud van de rekencursussen
Voor rekenen kon eveneens worden gespecificeerd of in de cursus aandacht werd besteed aan basisvaardigheden en/of aan functionele toepassing van de rekenvaardigheid. Figuur 3.6 brengt de resultaten in beeld.

In verreweg de meeste rekencursussen worden de basisvaardigheden van het rekenen aangeleerd, waarbij al dan niet geïntegreerd eveneens aandacht is voor de functionele toepassing van rekenregels in alledaagse situaties. De overige cursussen beperken zich of hoofdzakelijk tot het leren van basisvaardigheden of tot de toepassing ervan. Inhoudelijk komt het aanbod overeen met dat in de voorgaande jaren.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 11

Figuur 3.6 Cursusaanbod rekenen: inhoud
Vaardigheden

---
basis+functioneel 86
81
11
functioneel 3 nulmeting
14 vervolgmeting 1
12 vervolgmeting 2 basis 11

4
% 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90


3.3.3 De cursusduur
Rond 90 procent van de rekencursussen beslaat een jaar of langer. Korte cursussen van minder dan 10 weken komen niet voor. Dat was nog wel het geval in de nulmeting, maar toen bleken die korte cursussen specifiek bedoeld voor het leren omgaan met de Euro.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 12


4 De deelname aan het alfabetiseringsonderwijs

Uit 32 ROC's is van 805 locaties informatie ontvangen over het aantal cursisten dat in het schooljaar 2003-2004 had deelgenomen aan NT1-cursussen. Op basis van die gegevens en een vergelijking met de voorgaande metingen wordt een schatting gemaakt van het totaal aantal cursisten dat in 2003-2004 NT1-onderwijs heeft gevolgd (paragraaf 4.1). Daarna wordt de deelname uit de drie doelgroepen beschreven (paragraaf 4.2) en tot slot de uitval (paragraaf 4.3).

4.1 De deelname aan alfabetiseringscursussen In het schooljaar 2003-2004 hebben op de 80 locaties van de 32 ROC's in totaal 3066 volwassenen aan een NT1-cursus op ten hoogste niveau KSE-2 deelgenomen. De vraag is uiteraard hoeveel volwassenen het afgelopen jaar NT1-onderwijs hebben gevolgd in de gehele Educatie (dus bij alle ROC's) en hoe dat aantal zich verhoudt tot de deelname in de twee voorafgaande jaren.

Beide vragen zijn niet te beantwoorden door generalisatie van de uitkomst naar 40 ROC's (door het gemiddelde per ROC te berekenen en dat vervolgens met 40 te vermenigvuldigen). Hiervoor is namelijk al gerapporteerd dat een aantal ROC's slechts voor een deel van de locaties informatie over het aantal cursisten in NT1-cursussen had aangeleverd. In deze meting ligt gemiddeld per ROC het aantal locaties waarvan informatie ontbrak duidelijk hoger dan in de voorgaande metingen. Van de ROC's die aan de twee eerste metingen hadden deelgenomen, ontbrak gemiddeld van één op de zes locaties de gevraagde informatie, terwijl dat in deze meting gemiddeld voor één op de drie à vier locaties geldt. Deels is dat weliswaar het gevolg van het opheffen van een aantal locaties, maar dat verklaart niet, zoals al is aangegeven (zie hoofdstuk 3) het grote verschil met de twee voorgaande metingen. Een tweede probleem dat niet toestaat om het loutere gemiddelde per ROC te gebruiken voor generalisatie naar de populatie heeft te maken met het in deze meting ontbreken van gegevens van enkele grote ROC's met relatief veel cursisten in de voorgaande jaren. Om een zo goed mogelijke schatting van de deelname voor het schooljaar 2003-2004 te kunnen maken, wordt daarom eerst op basis van locaties waarvan zowel in deze meting alsook in één of beide voorgaande metingen gegevens bekend waren, vastgesteld hoe de deelname in 2002-2003 zich verhoudt tot de deelname in 2001-2002 en 2002-2003. Hieruit kan dan vervolgens de geschatte deelname uit de vorige meting eventueel worden bijgesteld.

Tabel 4.1 toont de gemiddelde percentages toe- of afname van cursisten voor de locaties waarvan in twee metingen het aantal cursisten is opgegeven (bovenste deel) en voor locaties waarvan dat in alledrie de metingen bekend was (onderste deel). Tabel 4.2 biedt verder inzicht in die percentages door voor de paarsgewijze vergelijkingen aan te geven hoeveel locaties ten opzichte van het jaar ervoor meer dan 5 procent of minder dan 5 procent cursisten telden of in aantal min of meer gelijk waren gebleven.


5
Hierin zijn niet de locaties meegeteld van ROC's die hun gegevens geaggregeerd op ROC-niveau hadden aangeleverd. Die ROC's zijn zelf wel elk als 1 locatie meegerekend.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 13

Tabel 4.1 Gemiddelde toe- of afname in percentage cursisten voor de locaties die in twee of drie metingen waren opgenomen Vergelijking van metingen Nulmeting Vervolgmeting 1 Nulmeting Vervolgmeting 1 Vervolgmeting 2 Vervolgmeting 2 Zelfde locaties in 2 metingen 78 58 54 Verschil t.o.v. eerdere meting +10% --8% +3% Zelfde locaties in alle 3 metingen 44 44 44 Verschil t.o.v. eerdere meting +9% -3% +6%

Als eerst naar Tabel 4.1 wordt gekeken, dan is te zien dat op 78 locaties er van de nulmeting naar de eerste vervolgmeting een toename viel te constateren van 10 procent. Op de 58 locaties die zowel in de eerste als de tweede vervolgmeting waren betrokken was er echter een daling van het aantal cursisten plaats met 8 procent. In de laatste kolom is dan ook te zien dat van de winst die in het eerste jaar van de alfabetiseringscampagne geboekt was, weinig meer is overgebleven.
Omdat het in de drie vergelijkingen niet steeds om dezelfde locaties gaat, zijn in het onderste deel van Tabel 4.1 diezelfde vergelijkingen nog eens gemaakt voor de 44 locaties die in alle drie de metingen voorkwamen. Hoewel dezelfde tendens valt op te merken, is in het schooljaar 2003-2004 ten opzichte van 2002-2003 de afname in het aantal volwassenen dat een NT1-cursus volgde geringer (-3%). Ten opzichte van de nulmeting telden die 44 locaties in 2003-2004 nog steeds substantieel meer cursisten (+6%).

Tabel 4.2 Aantal en percentage locaties met een toe- of afname van het aantal cursisten ten opzichte van een eerdere meting Vergelijking van metingen Nulmeting Vervolgmeting 1 Nulmeting Vervolgmeting 1 Vervolgmeting 2 Vervolgmeting 2 Zelfde locaties in 2 metingen 78 % 58 % 54 % locaties met toename van >5% 37 47 17 29 23 43 locaties met gelijke deelname 12 16 10 18 4 7 locaties met afname van >5% 29 37 31 53 27 50 Zelfde locaties in 3 metingen 44 % 44 % 44 % locaties met toename van >5% 21 48 16 36 19 43 locaties met gelijke deelname 8 16 9 21 3 7 locaties met afname van >5% 15 36 19 43 22 50

Tabel 4.2 laat zien hoe die percentages tot stand zijn gekomen. Als eerst weer naar de locaties wordt gekeken die in twee metingen voorkwamen (bovenste deel van de tabel), dan is te zien dat 37 van de 78 locaties uit de nul- en de eerste vervolgmeting een toename in het aantal cursisten kenden van tenminste 5 procent en 29 van de 78 een afname van 5 procent of meer. Bijna de helft van de locaties kende dus een groei, terwijl ruim een derde het aantal zag dalen. Bij de vergelijking van de tweede vervolgmeting met de nulmeting keert die verhouding zich om: van de 54 locaties waren er meer met een afname (27; 50%) dan met een toename (23; 43%). Dat effect is nog sterker van de eerste naar de tweede vervolgmeting.
Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 14

Dat resultaat komt, zij het minder uitgesproken, terug bij de 44 locaties waarvan in de drie metingen gegevens bekend waren. Ook daar is zowel van de nul- naar de eerste vervolgmeting als van de eerste naar de tweede vervolgmeting het aantal locaties met een daling groter dan het aantal locaties dat een groei kende. De kleine groei in het aantal cursisten die er in het schooljaar 2003-2004 ten opzichte van de nulmeting nog was (Tabel
4.1), moet daarmee verder worden gerelativeerd. Op meer plaatsen was immers sprake van een daling dan van een toename van het aantal cursisten.

In ieder geval kan worden geconcludeerd dat de groei in de deelname aan het NT1-onderwijs die in het schooljaar 2002-2003 kon worden geconstateerd zich niet heeft doorgezet in 2003-
2004. Het totaal aantal volwassenen dat in het cursusjaar 2002-2003 had deelgenomen aan een taal- en/of rekencursus op ten hoogste niveau KSE-2 is vorig jaar geschat op 5600. Als uitgegaan wordt van de resultaten die in Tabel 4.1 zijn gegeven dan is er sprake van een daling van de deelname. Een schatting van het aantal cursisten dat het afgelopen jaar aan het NT1-onderwijs heeft deelgenomen komt uit op ongeveer 5300.
4.2 De afkomst van de cursisten
Het geschatte aantal volwassenen dat vorig schooljaar aan het alfabetiseringsonderwijs in de Educatie heeft deelgenomen omvatte zowel de volwassen autochtone Nederlanders, volwassenen afkomstig uit de Antillen, Suriname en Aruba (de zogenaamde ASA's) alsook de groep volwassen allochtone Nederlanders. Voor de nulmeting waren alleen autochtone volwassenen en ASA's als doelgroep van NT1-cursussen aangemerkt. Tijdens de uitvoering van de monitor werd duidelijk dat een vrij grote groep allochtone volwassenen deelneemt aan het NT1-onderwijs en dat deze als doelgroep niet langer over het hoofd gezien kan worden. Het gaat met name om zogenaamde oudkomers die het Nederlands als spreektaal redelijk tot goed beheersen. Voor ROC's lijkt de toelating tot NT1-cursussen zowel een principiële als pragmatische kant te hebben (zie hoofdstuk 2). Het is daarom zinvol en nuttig om de deelname van allochtone cursisten aan het NT1-onderwijs ook in kaart te brengen en eventuele ontwikkelingen in de deelname van die groep te volgen. Omdat in de nulmeting niet uitdrukkelijk naar de afkomst van de cursisten is gevraagd, kan hier alleen de vergelijking met het schooljaar 2002-2003 worden gemaakt. Allereerst wordt dat gedaan voor alle 108 locaties uit vervolgmeting 1 en alle 80 locaties uit vervolgmeting 2. Daarna wordt om dezelfde redenen als in de vorige paragraaf zijn genoemd, de vergelijking beperkt tot de locaties die in beide metingen voorkwamen.

In het schooljaar 2002-2003 bestond de populatie van deelnemers aan het NT1-onderwijs, zoals afgeleid uit de gegevens van 108 locaties, voor bijna driekwart uit autochtone Nederlanders, voor ruim 10 procent uit ASA's en voor 15 procent uit allochtone volwassenen. In vergelijking met de resultaten van de 80 locaties uit de tweede vervolgmeting, dan lijkt er op vrij korte termijn sprake van een aanzienlijke verschuiving in de populatie NT1-cursisten. De deelname van de autochtone volwassenen komt op die 80 locaties met zo'n 62 procent namelijk duidelijk lager uit dan in de voorgaande meting. Omgekeerd vindt verhoudingsgewijs nagenoeg een verdubbeling plaats van het aantal allochtone cursisten in het NT1-onderwijs (van 15 naar 29 procent). Het percentage ASA's is met ongeveer 10 procent in beide metingen redelijk stabiel.

Omdat met name de 80 locaties uit de tweede vervolgmeting niet zondermeer als representatief voor de totale populatie gezien kunnen worden, is ook een vergelijking gemaakt van de 58 locaties waarvan in beide metingen informatie beschikbaar was. Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 15

Figuur 4.1 toont het resultaat.

Figuur 4.1 Deelname verdeeld naar herkomst
schooljaar 2002-2003 schooljaar 2003-2004 allochtoon

19%
allochtoon
34% ASA autochtoon
11% 57% autochtoon

70%
ASA
9%

Bij het bekijken van Figuur 4.1 is het direct duidelijk dat de trend die voor de beide volledige steekproeven kon worden opgemerkt, niet valt toe te schrijven aan locaties die alleen in één van beide metingen voorkwamen. Weliswaar kan worden opgemerkt dat op de 58 locaties al relatief iets meer allochtone cursisten in 2002-2003 NT1-onderwijs ontvingen dan in de totale groep van 108 locaties, maar de trend die is geconstateerd is hier vrijwel net zo sterk. Het percentage autochtone cursisten is teruggelopen van 70 naar 57, terwijl het percentage allochtone cursisten met een vergelijkbaar percentage is gestegen.

De bovenstaande bevinding in combinatie met de bevinding uit de vorige paragraaf dat het aantal NT1-cursisten in de tweede vervolgmeting in ieder lager uitvalt dan in de eerste vervolgmeting, impliceert dat de trend toegeschreven moet worden aan een daling van het aantal autochtone cursisten en mogelijk een lichte stijging van het aantal allochtone cursisten. Het is echter niet helemaal uit te sluiten dat het effect deels, maar zeker niet volledig is toe te schrijven aan de instructie om alle cursisten mee te tellen en het aantal allochtone cursisten daarbij expliciet aan te geven. Die instructie was in de eerste vervolgmeting ook wel gegeven, maar iets minder nadrukkelijk.
4.3 Uitval: deelnemers die een cursus niet afronden Zo hoog als de drempel voor tal van volwassenen is om de stap naar de Educatie te zetten, zo moeilijk is het ook voor veel volwassenen om een cursus af te ronden. De uitvalcijfers in de vorige twee metingen maakten dat wel duidelijk.

Ook in deze tweede vervolgmeting lijkt dat niet veel anders te zijn. Het aantal cursisten dat volgens de opgave van de coördinatoren een cursus voortijdig verliet, komt voor de 80 locaties in de tweede vervolgmeting uit op 14,1 procent. Dat wijkt nauwelijks af van het percentage uit de eerste vervolgmeting (14,7%). Voor de 58 locaties uit de beide metingen ligt de uitval weliswaar een fractie lager, maar ook hier verschillen de cijfers voor de beide metingen niet: het percentage uitvallers is respectievelijk 13,8 en 13,2 in de eerste en de tweede vervolgmeting.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 16

Ongeveer één op de zeven cursisten haakt voortijdig af. Dat was in beide vervolgmetingen ook al het geval. Niet duidelijk is hoe lang die cursisten gemiddeld aan het NT1-onderwijs hebben deelgenomen, in welke mate ze de minimum doelstellingen voor lezen en schrijven (beheersing op niveau KSE-2) hebben gehaald en waarom ze zijn uitgevallen. In ieder geval moet niet worden uitgesloten dat enerzijds de cursusduur, alsook de inzet qua studietijd en qua inspanning die zijn vereist en anderzijds de soms langzame vooruitgang die bij velen in deze doelgroep wordt geboekt, bij een aanzienlijk aantal cursisten leidt tot verlies van motivatie en uiteindelijk tot het besluit met de cursus te stoppen.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 17


5 Conclusies
De schatting is dat Nederland 1,5 miljoen functioneel analfabete volwassenen telt. Ongeveer een miljoen functioneel analfabeten is van autochtone afkomst. Hoewel de meeste mensen van deze groep in hun jeugd schrijf- en leesonderwijs hebben gehad, ervaren ze toch grote problemen met allerlei alledaagse, en soms vrij eenvoudige schrijf-, lees- en/of rekentaken. In een samenleving die steeds meer het karakter krijgt van een kennissamenleving is dat een ernstige belemmering. Daarom is de overheid in 2002 een landelijk meerjarenplan gestart om volwassen Nederlanders die het lezen en schrijven onvoldoende onder de knie hebben te bewegen deel te nemen aan een alfabetiseringscursus in de Educatie.

Om inzicht te krijgen in het effect van het meerjarenplan heeft het ministerie van OCW de opdrachten aan CINOP gegeven om jaarlijks de deelname aan de NT1-cursussen in de Educatie te monitoren. In 2002 is een eerste meting uitgevoerd, de zogenaamde nulmeting. Daarin is voor het schooljaar 2001-2002, het jaar voorafgaand aan de campagne, de deelname aan het NT1-onderwijs in kaart gebracht. Een eerste vervolgmeting vond een jaar later plaats. Voor beide jaren is een rapportage uitgebracht. De derde meting, de tweede vervolgmeting, is eind 2004 uitgevoerd, waarvan in dit rapport verslag is gedaan. Daarin is ook gelet op trends in het aanbod van cursussen, de totale deelname, alsook de deelname van verschillende doelgroepen en ten slotte de uitval. Hieronder volgen de conclusies:


1. Terugvallende groei van het aantal deelnemers aan het alfabetiseringsonderwijs NT1 Het totale aantal volwassenen dat in het cursusjaar 2001-2002 had deelgenomen aan een taal- en/of rekencursus op ten hoogste niveau KSE-2 werd in de nulmeting geschat op 5000. In de eerste vervolgmeting voor cursusjaar 2002 ­ 2003 werd dit aantal geschat op 5600. Dit betekent dat in het eerste jaar van het meerjarenplan er een groei van 12 procent werd gerealiseerd. In de tweede vervolgmeting voor het cursusjaar 2003 ­ 2004 komt het totale aantal cursisten uit op ongeveer 5300 deelnemers.

Nulmeting (cursusjaar 2001 - 2002): 5000 deelnemers Eerste vervolgmeting (cursusjaar 2002 ­ 2003):

5600 deelnemers Tweede vervolgmeting (cursusjaar 2003 ­ 2004): 5300 deelnemers

De tweede vervolgmeting laat ten opzichte van de nulmeting een groei zien van 6 procent, maar ten opzichte van de eerste vervolgmeting is er echter sprake van een daling van ongeveer 5 procent. Dit betekent dat de groei van het aantal cursisten in het eerste jaar van het meerjarenplan zich in het tweede jaar niet heeft voortgezet maar zelfs wat is teruggelopen.


2. Percentage afvallers blijft stabiel
Evenals bij de voorgaande metingen wijst de tweede vervolgmeting uit dat het percentage cursisten dat voortijdig een cursus verlaat, ongeveer 14 à 15 procent bedraagt.


3. Toename van het percentage allochtone deelnemers aan onderwijs Alfa NT1 Er lijkt een verschuiving op te treden in de deelname aan het NT1-onderwijs. Het aantal autochtone volwassenen dat naar de Educatie gaat om te leren lezen en schrijven lijkt aan het teruglopen, terwijl er omgekeerd een grotere toeloop is van allochtone cursisten. Daarbij gaat het om cursisten die in Nederland geboren zijn of al lange tijd in Nederland verblijven.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 18


4. Een lichte tendens tot daling van het cursusaanbod en het aantal uitvoeringslocaties Er valt een lichte daling te constateren van zowel het cursusaanbod als van het aantal cursuslocaties. Dit heeft te maken met het fuseren van uitvoeringslocaties en het samengaan van cursussen.

Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs: Vervolgmeting 2 (2004) 19