Nieuws
9 jun 2005 - Civiel wapen tegen illegale onderhuur
VVD-Tweede-Kamerfractie, 9 juni 2005
Woordvoerder: Jelleke Veenendaal Samenvatting
Voorgesteld wordt de onderhuurder de bevoegdheid te geven zijn betaalde
huur altijd terug te vorderen van de illegale huurder. Hierdoor wordt die
onderhuurder een bondgenoot in plaats van een slachtoffer in de strijd
tegen de illegale onderhuur. Deze aanpak betekent niet meer overheid,
regels en ambtenaren, maar wel meer effect.
* onderhuurder wordt bondgenoot in plaats van slachtoffer.
* de zwakste partij: de onderhuurder, krijgt zijn geld terug.
* de echte boosdoener: de illegale verhuurder, moet betalen.
* een voorstel zonder meer overheid, meer regels, meer bevoegdheden.
Inleiding
Illegale onderhuur is een groot maatschappelijk probleem. Huiseigenaren
weten niet meer wie er in hun huis woont. De distributiesystemen van
woningbouwverenigingen worden op grote schaal gefrustreerd. Wachtlijsten
lopen op. Registratiesystemen staan vol gegevens die niet kloppen met de
werkelijkheid. Iedereen wil hier wat aan doen. Alle aandacht voor
oplossingen richt zich tot nu toe op de overheid. Meer toezicht, meer
ambtenaren, meer vervolging, meer bestanden naast elkaar, meer
afstemming, coördinatie, et cetera. De VVD heeft een nieuw plan om
onafhankelijk van de overheid de illegale onderhuur te bestrijden. De
kern van het plan is een bondgenoot te maken van die partij die tot nu
toe het meeste belang had bij het in stand laten van de illegale
situatie: de onderhuurder. Zonder mensen gedwongen op straat te zetten of
extra opsporingsambtenaren met navenante bevoegdheden te creëren zal,
door economische wetmatigheid, met dit voorstel de markt voor illegale
onderhuur in elkaar storten.
Voorstel
Elke onderhuurder dient, bij gebleken afwezigheid van toestemming van de
hoofdverhuurder, eenzijdig, op elk moment met inachtneming van een
verjaringstermijn van vijf jaar, de onderhuurovereenkomst te kunnen
vernietigen. Het gevolg hiervan zal zijn dat alle huurpenningen als
onverschuldigd betaald gelden en teruggevorderd kunnen worden. Er wordt
een wettelijk bewijsvermoeden gecreëerd dat de hoogte van de onderhuur
gelijk is aan 120% van de hoofdhuursom.
Implicaties
Elke onderhuurder zal op basis van dit voorstel op elk moment de huur die
hij heeft betaald aan de huurder over een periode van maximaal vijf jaar
kunnen terugvorderen. Dat moment zal meestal zijn op het moment dat de
onderhuurder de onderhuur opzegt, bijvoorbeeld omdat hij iets anders
heeft gevonden. De maatregel zal er dus niet toe leiden dat mensen uit
hun huis worden gezet. Wel zal de maatregel een bom leggen onder elke
verhouding tussen een huurder en een onderhuurder. Het zal voor een
huurder uiterst riskant worden om zonder toestemming van de huurbaas zijn
huis onder te verhuren. Hij kan immers, ook lang na het beëindigen van de
onderhuur, altijd geconfronteerd worden met een vordering tot
terugbetaling van alle ontvangen onderhuur. En die vordering kan worden
ingesteld door diegene die het beste is geëquipeerd om de onderhuur te
bewijzen: de onderhuurder zelf. Die onderhuurder zal alleen hoeven te
bewijzen dat de onderhuursituatie daadwerkelijk heeft bestaan. Dan geldt
een bewijsvermoeden dat er een onderhuur is betaald van 120% van de
hoofdhuur. Als het meer of minder was staat het partijen natuurlijk vrij
om dat te bewijzen (artikel 6:50 BW).
Het macro-effect van de maatregel laat zich raden. Door de vergaande
onzekerheid voor de huurder tevens onderverhuurder zal die persoon zich
wel drie keer bedenken voor hij zijn woning illegaal in onderhuur geeft.
Het broertje, de goede vriend, die komen er wellicht nog in, maar niet
meer de collega van een vriend. Laat staan de via een semi-commerciëel
kanaal bemiddelde vreemde. Hierdoor zal het totaal aantal onderhuurders
dalen, met positieve effecten voor doorlooptijden, registers, et cetera.
Mogelijk zal het kantongerecht een - incidentele - toevloed van zaken
kennen. Veel van deze nieuwe vorderingszaken - die niet uiterst
gecompliceerd van aard zijn - zullen mogelijk reeds in een
buitengerechtelijk traject geregeld worden. Door deze positieve
ontwikkeling zal de druk op de betrokken opsporingsinstanties afnemen
zodat deze zich kunnen richten op de grootste misstanden: zaken waar
intimidatie, geweld en corruptie een rol spelen.
Met de maatregel wordt een ingreep gedaan in de gelijkwaardigheid van
partijen in het recht, die niet gebruikelijk, maar zeker ook niet
onbekend is. Zo is bij wet aan de koper, optredend als consument, ook een
aantal extra bevoegdheden toegekend. Prikkelend aan het huidige voorstel
is juridisch het volgende. Normaal als een overeenkomst wordt vernietigd
ontstaan verplichtingen over en weer om alles weer zo veel mogelijk in de
oude toestand te herstellen. Dat betekent dat bijvoorbeeld een prijs moet
worden terugbetaald, en een geleverd goed moet worden teruggegeven. Het
geleverde goed in deze situatie echter kan niet worden teruggeleverd, dat
is namelijk het gebruikte woongenot. Normaal zou deze omstandigheid een
matigende werking hebben op de terugbetalingsverplichting van de huur.
Die dempende werking wordt met dit voorstel uitgesloten, teneinde het
gewenste effect - terugdringing van de illegale onderhuur - maximaal te
bereiken. Sommigen zullen het wellicht onbevredigend vinden dat de
onderhuurder geld verdient aan het vernietigen van een overeenkomst die
hij natuurlijk zelf willens en wetens is aangegaan. Vaak zal de
onderhuurder natuurlijk drommels goed weten dat de huiseigenaar niet weet
van de onderhuur. Dit voordeel wordt echter genoten ten koste van diegene
die de werkelijke boosdoener is: de huurder tevens onderverhuurder. Die
verdient immers, enkel en alleen omdat hij een schaars goed bezit,
namelijk een beschermde huurverhouding, geld aan de onderhuurder zonder
ook maar iets te leveren of ook maar een enkel risico te lopen. De
onderhuurder daarentegen woont altijd in onzekerheid, aangezien hij bij
ontdekking direct op straat staat.
VVD