Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: IZ. 2005/1546
datum: 09-06-2005
onderwerp: Vragen van de leden Oplaat en Slob over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u, mede namens de minister-president, de antwoorden toekomen op de vragen van de leden Oplaat (VVD) en Slob (ChristenUnie) aan de minister-president en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
1
Kent u de uitspraken van de minister-president over het verder hervormen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)?1
Ja.
2
Hoe verhoudt de uitspraak van de minister-president zich tot de uitspraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tijdens het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad op donderdag 26 mei 2005, dat hij zal aftreden als tijdens zijn regeerperiode afgeweken wordt van de afspraken, die gemaakt zijn over het Europese landbouwbudget tot 2013?
Tijdens de Europese Raad van 24 en 25 oktober 2002 bereikten de regeringsleiders van de 15 toenmalige EU-lidstaten een akkoord over de financiering van Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in de periode 2007-2013. Het financiële landbouwplafond voor 2006 bedraagt als gevolg daarvan EUR 45.306 mln. Op voorstel van Nederland werd overeengekomen slechts een beperkte inflatiecorrectie van 1% op dit bedrag toe te passen in de periode 2007-2013. Hierdoor dalen de landbouwuitgaven in die periode in reële termen. Daar komt bij dat infasering van de directe inkomenssteun voor de nieuwe lidstaten ook uit genoemd budget moet worden betaald.
Zoals ik tijdens het algemeen overleg van 26 mei jl. aangaf, is de Nederlandse regering van mening dat voor de overeengekomen periode onverkort vastgehouden dient te worden aan dit in oktober 2002 door de regeringsleiders overeengekomen uitgavenplafond. Daarbij werd aangetekend dat Nederland van mening is dat de extra landbouwuitgaven die voortvloeien uit de voorziene EU-toetreding van Roemenië en Bulgarije binnen dit uitgavenplafond dienen te worden opgevangen. Ook de voor 2005 en 2006 voorziene hervormingen van de geldende marktordeningen voor suiker, wijn en groenten en fruit dienen binnen dit uitgavenplafond te worden gefinancierd. Ten aanzien van het plattelandsbeleid is Nederland eveneens van mening dat de uitgaven beperkter kunnen zijn dan de Europese Commissie voorstelt. Op deze twee zaken en de mogelijke veranderingen op meer lange termijn doelde de minister-president toen hij aangaf dat hij voorstander is van het vrijmaken van geld voor andere belangrijke zaken als kennis en innovatie.
3
Is er nog sprake van eenheid van kabinetsbeleid betreffende het GLB?
Ja.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 Netwerk, 31 mei jl.
© Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit