Nieuws
9 jun 2005 - Inbreng Paul de Krom in
debat geluidhinder
Onderwerp: Wijziging Wet Geluidhinder (28 879)
Woordvoerder: Paul de Krom
Datum: 8 juni 2005
VVD wil geen slot op bedrijfsterreinen De VVD heeft voorstellen ingediend om
het slot af te halen van terreinen waar ruimte is voor vestiging of
uitbreiding van bedrijven maar waar dat niet kan omdat de 'geluidsruimte op'
is. De VVD wil geen gemarchandeer met geluidsnormen maar wel het lokale
bestuur de gelegenheid geven om maatwerk te leveren. Verschillende gemeenten
en provincies luiden de noodklok. De huidige wetgeving staat praktische en
innovatieve oplossingen in de weg.
Hieronder staat de inbreng van woordvoeder Paul de Krom in het debat
Alleen het gesproken woord geldt.
---
Geen Europese regels omgevingslawaai
Voordat ik op het wetsvoorstel inga eerst een opmerking vooraf. Ik weet dat
er in Brussel plannen op de plank liggen om omgevingslawaai in Europese
wetgeving te vatten. De VVD fractie is daar tegen. Mijn fractie benadrukt dat
wij groot voorstander zijn van Europees bronbeleid, maar dat normering van
omgevingslawaai is iets dat wij prima zelf kunnen regelen. Het
subsidiariteitsbeginsel is bij uitstek van toepassing. Ik weet dat de
regering op dezelfde lijn zit. Maar het kan geen kwaad te blijven benadrukken
dat enig voorstel daartoe vanuit Brussel of op een hard 'nee' van de VVD
fractie kan rekenen. Mijn fractie rekent erop dat de inzet van de regering in
Brussel geen andere is dan deze. Het zou goed zijn als de regering dat nog
eens bevestigd.
Bedrijven niet dupe van oprukkende woningbouw
Mijn fractie wil een aantal zaken geregeld zien. In de eerste plaats
situaties waarbij bedrijven negatieve gevolgen kunnen ondervinden van
uitbreiding van woningbouw nabij industriële of bedrijfslokaties, zoals
bijvoorbeeld in het geval van de toepassing van de zeehavennorm. Zo wordt in
het wetsvoorstel de mogelijkheid om woningbouw uit te breiden in
havengebieden verruimd van 55 tot 60 dBa. Uitbreiding is alleen toegestaan
als het gaat om een beperkte uitbreiding. Maar het risico van oprukkende
woningbouw richting bedrijven die daardoor in hun geluidsruimte worden
beperkt, wordt daarmee niet weggenomen. Dat zegt ook de Dienst Milieu
Rijnmond. Om te voorkomen dat bedrijven het slachtoffer worden van oprukkende
woningbouw zou mijn fractie graag willen dat de Regering expliciet haar steun
uitspreekt dat in zulke gevallen uitbreiding alleen wordt toegestaan als is
voldaan aan een aantal afspraken zoals die ook in het Model Bestuurlijk
Afsprakenkader Rechter Maasoever zijn neergelegd. Concreet houd dit in dat in
het geval van uitbreiding van woningbouw de beschikbare geluidsruimte voor
bedrijven niet wordt aangetast, hinder voor toekomstige bewoners zoveel
mogelijk wordt beperkt, financiële middelen tengevolge van extra
voorzieningen niet ten laste komen van de bedrijven, toekomstige bewoners
worden geïnformeerd over de te verwachten geluidhinder en het bevoegd gezag
en de bedrijven elkaar tijdig informeren over hun toekomstige plannen.
Uiteraard moet dit raamwerk dan in concrete gevallen door alle betrokken
partijen in goed overleg worden uitgewerkt. Graag de expliciete steun van de
regering voor dit voorstel.
Geen zonering 30 km wegen
Het tweede punt betreft de herinvoering van de zonering rond 30 km wegen. De
Raad van State is daar kritisch over en vraagt zich af of dit wel nodig is
als het doel is de wet eenvoudiger te maken. Naar het idee van mijn fractie
is het antwoord daarop nee. De praktische gevolgen zijn immers te
verwaarlozen. De Regering stelt zelf in de Memorie van Toelichting (blz. 26)
dat door de verhoging van de saneringsdrempel van 55 naar 60 dBa de
verwachting is dat dit nauwelijks gevolgen zal hebben voor het aantal te
saneren woningen. Wij stellen dan ook voor dit onderdeel te schrappen omdat
het niets toevoegt. Als er twijfel is of bij de aanleg van een 30 km weg
strijd is met een goede ruimtelijke ordening, dan zal daar ook zonder deze
bepaling onderzoek naar moeten worden uitgevoerd, aldus de Raad van State
(uitspraak 3 september 2003). Wij steunen daarom het amendement dat het CDA
op dit punt heeft ingediend.
Geen slot op bedrijfsterreinen
In zijn brief van 13 mei 2005, naar aanleiding van het verzoek van de VVD
fractie, zegt de regering geen aanleiding te zien de dezelfde 3 stappen
systematiek van de Wet Stad en milieubenadering toe te passen op
grootschalige bedrijfsterreinen. Het dreigend vollopen van de geluidsruimte
van gezoneerde bedrijfsterreinen zou kunnen worden voorkomen door goed
zonebeheer. Dit mag deels waar zijn, maar uit de geluiden die ik hoor,
toepasselijker kan het niet, blijkt niet dat alle problemen daarmee worden
opgelost. Bedrijfsterreinen gaan wel degelijk op slot, terwijl er nog
voldoende fysieke ruimte is. Het VNO schrijft ons dat als gevolg van het
opslokken van forfaitaire geluidsruimte door AMvB bedrijven diverse
bedrijfsterreinen al helemaal op slot zitten. Ook de provincie Zuid-Holland
luidt de noodklok. Mijn fractie is teleurgesteld dat het Kabinet ondanks alle
signalen de suggestie van de VVD fractie niet uitvoert. De redenering is, 'we
zien wel weer verder als het fout gaat'. Mijn fractie begrijpt niet dat het
kabinet de urgentie van deze signalen niet serieus neemt. Daarom heb ik een
amendement ingediend, dat het lokaal bestuur twee mogelijkheden biedt. In de
eerste plaats tijdelijke verhoging van de maximale geluidsbelasting met 2
dB(A) onder de in het amendement genoemde voorwaarden. Dit amendement biedt
soelaas op korte termijn in die gevallen waarin de maximale geluidsbelasting
met minder dan 2 dB(A) wordt overschreden. In de tweede plaats, mocht dit
structureel geen oplossing bieden, door de wet Stad en Milieubenadering ook
van toepassing te verklaren op gezoneerde bedrijfsterreinen. Daarmee krijgt
het lokaal bestuur sleutels in handen om het slot dat nu is gelegd op
bedrijfsterreinen te openen, waarbij de afweging van alle belangen bij het
lokaal bestuur komt te liggen.
Geen uitzonderingspositie voor windmolens
In het wetsvoorstel worden windturbines buiten beschouwing gelaten bij het
bepalen van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein. Waarom dit
alleen voor windturbines geldt en niet voor andere vormen van
energie-opwekking wordt niet gemotiveerd. De maatregel is dus onnodig
discriminerend. Ik heb daarom een amendement ingediend dat de reikwijdte van
het voorstel uitbreidt tot alle vormen van energieopwekking tot 300 MW. Voor
de bovengrens van 300 MW is gekozen omdat vanaf die grens een MER geldt. Het
is onlogisch en niet consistent om een MER plicht op te leggen vanaf 300 MW,
terwijl volgens het Inrichtingen en Vergunningenbesluit (IVB)
energiecentrales met een vermogen groter dan 75 MW al geacht worden grote
lawaaimakers te zijn (categorie A inrichtingen). Dit strookt ook niet met de
praktijk. Consequentie van de huidige regelgeving is dat energiecentrale met
een vermogen groter dan 75 MW alleen op een gezoneerd bedrijfsterrein mogen
werken. Dit heeft het ongewenste effect dat die centrales verder weg komen te
liggen. Gezoneerde bedrijfsterreinen liggen immers ook verder weg van de
bebouwing. Dat betekent dat transportkosten, bijvoorbeeld van warmte, hoger
worden. Dit moet je niet willen. Overigens hebben centrales met een vermogen
van meer dan 75 MW op grond van het IVB geen mogelijkheid aan te tonen dat
zij in de praktijk GEEN grote lawaaimakers zijn. Mijn fractie stelt daarom
voor het IVB te wijzigen en die mogelijkheid daarin op te nemen. Graag de
reactie van de regering op deze voorstellen.
Geluidsgegevens bedrijven
Het wetsvoorstel legt een verplichting (art. 165, lid 1) op aan AMvB
bedrijven om gegevens betreffende geluidsuitstraling aan te leveren als B&W
daarom verzoeken. Deze bevoegdheid berustte eerder bij Gedeputeerde Staten.
Mijn fractie wil graag een toelichting waarom dit nodig is. In hoeverre
maakten GS in de praktijk al gebruik van deze bevoegdheid en waarom? De
totale geluidbelasting van een gezoneerd terrein wordt immers bepaald op
basis van gegevens uit de milieuvergunningen? Mijn fractie wil graag een
toelichting op dit punt. De bepaling lijkt in strijd met het streven van het
Kabinet om te komen tot verlichting van de administratieve lasten en in
strijd met art. 8.40 van de Wet Milieubeheer om eenvoudige bedrijven te
ontheffen van onevenredig zware lasten. Mijn fractie is benieuwd welke
zwaarwegende argumenten het Kabinet heeft om deze verplichting toch opnieuw
op te nemen. Graag een toelichting.
9 juni 2005
VVD