ChristenUnie
Bijdrage debat Initiatief Noorman-den Uijl voorz. Arbeid en zorg
alleenstaande ouders donderdag 9 juni 2005 - 14:49
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Voorzitter. Om te beginnen
compli-menteer ik mevrouw Noorman-den Uyl en haar medewerkers met het
voorliggende wets-voorstel. Wij wisten allemaal dat haar kennis van de
Wet werk en bijstand en de Awir groot is. Daar heeft zij ook blijk van
gegeven bij dit voorstel. De korte periode die nodig was om de nota
naar aanleiding van het verslag te produceren, was indrukwekkend. Daar
kunnen misschien zelfs ministeries nog wel een voorbeeld aan nemen.
Het initiatiefwetsvoorstel raakt aan een onderwerp dat de ChristenUnie
na aan het hart ligt, de positie van alleenstaande ouders in de
bijstand. Wij hebben daarover al veel en vaak gesproken. De
initiatiefnemer kent onze positie in dat debat. Wij vinden het goed
dat alleen-staande ouders in de bijstand een reële mogelijkheid
krijgen om hun talenten te ontwikkelen. Dat is noodzakelijk.
Wij vinden het van belang dat zij zich op de arbeidsmarkt bewegen en
zelf in hun onderhoud voorzien. Tegelijkertijd vinden wij dat de
zorgtaken van deze ouders niet in het gedrang mogen komen. Daarbij
wegen voor ons de belangen van de minderjarige kinderen erg zwaar. In
de Wet werk en bijstand is naar ons oordeel geen goed evenwicht
gevonden tussen die beide belangen. Daarin prevaleert de arbeidsplicht
boven de zorgplicht en de zorgverantwoordelijkheid. Mijn fractie vindt
dat ouders het recht moeten hebben om zorgtaken te laten prevaleren.
Een deeltijdbaan hoeft daaraan niet in de weg te staan. Als de
arbeidsplicht verder gaat, vinden wij dat principieel onjuist. De
uiteindelijke vormgeving van artikel 9 van de WWB, vooral het vierde
lid daarvan, was voor mijn fractie in 2003 zelfs een van de redenen om
tegen de wet te stemmen. Dat lid was het resultaat van een amendement
van de initiatiefnemer van dit wetsvoorstel.
Het gaat erom dat bij het opleggen van de arbeidsplicht de
belastbaarheid van de ouder, de scholing en de beschikbaarheid van
kinderopvang voorwaarden zijn. Ons bezwaar was dat ouders geen rechten
kunnen ontlenen aan dit wetsvoorstel.
Ook bij mijn fractie kwam even de gedachte op dat het erop lijkt dat
de initiatiefnemer met dit wetsvoorstel enigszins repareert wat zij
met haar amendement op de WWB bedorven heeft. Dat moet mij van het
hart. Tegen de heer Bruls, die woorden van gelijke strekking sprak,
zeg ik dat ik vraagtekens zet bij zijn uiteindelijk vrij negatieve
oordeel over dit wetsvoorstel. Het is toch mooi dat wij een stapje in
de goede richting zetten?
Mevrouw Bussemaker (PvdA): Kan mevrouw Huizinga-Heringa de opmerking
over een reparatie van de WWB toelichten?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Bij de WWB was de inzet van
mijn fractie, net als die van de heer Bruls, een arbeidsvrijstelling
voor ouders met kinderen beneden de vijf jaar. Het recht om daarop een
beroep te doen is er niet gekomen. Er is wel iets in de wet gekomen.
Het is nu aan gemeenten om uit te maken of een ouder die ontheffing
wordt verleend. Een ouder kan er geen rechten aan ontlenen. Wij hebben
voor onze inzet geen steun van de fractie van de PvdA gehad. Het
amendement van mevrouw Noorman-den Uyl was een van de redenen om tegen
de Wet werk en bijstand te stemmen. Dit wetsvoorstel repareert voor
een stuk wat toen bedorven is.
De heer Bruls (CDA): Vindt u het niet een erg omslachtige wijze om
alsnog een vrijstelling van de sollicitatieplicht te verkrijgen?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Daarover zal ik nog enkele
opmer-kingen maken. Ik zie echter liever een halfvol dan een halfleeg
glas.
De heer Bruls (CDA): Dan had ik op uw steun moeten kunnen rekenen bij
de Wet werk en bijstand. Toen stond er een halfvol glas dankzij een
amendement van mijzelf. Ziet mevrouw Huizinga-Heringa dit voorstel
vooral als een poging om de doelgroep te ontheffen van de
sollicitatieplicht?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Ik zie dat het deze
uitwerking heeft. Ik hoor daarop graag een reactie van mevrouw
Noorman-den Uyl. Overigens was er bij de behandeling van de WWB in
2003 geen sprake van een halfvol glas, maar van een glas met een
bodempje water. Dat was ons niet genoeg. Wij kregen gisteren nog een
mail van een alleenstaande ouder die van de gemeente te horen had
gekregen dat zij sollicitatieplichtig is voor 38 uur. Deze afzender
schreef ons dat zij buitengewoon blij zou zijn als zij een baan voor
twintig uur zou krijgen om in staat te zijn haar jonge kind op te
voeden. Zij zou blij zijn met aanneming van dit wetsvoorstel.
Ik kan mij heel veel voorstellen bij het uitgangspunt van de indiener
dat alleenstaande ouders in beginsel alleen voor deeltijdarbeid
beschikbaar zijn. Ik denk dat wij elkaar een eind kunnen naderen. Ik
hoor nog wel graag in welke mate er naar het oordeel van de
initiatief-neemster sprake dient te zijn van een partiële
sollicitatieplicht. Wij zouden er grote moeite mee hebben als dit
wetsvoorstel ertoe zou leiden dat een categorie alleenstaande ouders
ge-dwongen wordt om in belangrijke mate te gaan werken buiten
schooltijden, op tijdstippen waarop zij graag bij hun kinderen willen
zijn.
Ik kom bij de inhoud van het wetsvoorstel. De indiener streeft ernaar
bijstand over-bodig te maken voor alleenstaande ouders. Dat is een
goed streven. In de schriftelijke bijdrage heb ik gesteld dat de
doelgroep ook onder de werking van het voorgestelde regime in
belang-rijke mate afhankelijk wordt van een door de overheid
verstrekte toeslag. Het heeft dan alleen een andere naam en het komt
uit een andere pot. Ik deel de opvatting van de indiener dat in haar
voorstel de privacy veel minder wordt aangetast dan wanneer voor een
oplossing in de WWB zou worden gekozen, omdat de Vazalo-toeslag
vergelijkbaar is met andere inkomens-afhankelijke toeslagen. Ik vind
dat een goed argument. Wat voor ons nog belangrijker is, is dat de
Vazalotoeslag een centraal vastgelegd recht is, waarop ieder een
beroep kan doen en waarvoor je niet afhankelijk bent van de goodwill
bij de gemeente. Daarbij kan de oplossing via de WWB ook nog leiden
tot rechtsongelijkheid. Dat was voor ons een ander belangrijk argument
om tegen de WWB te stemmen.
De Vazalo-toeslag in absolute zin is het hoogst voor alleenstaande
ouders met een re-latief laag inkomen. Ik heb in het verslag
geconstateerd dat dit misschien ook tot onbedoelde gedragseffecten kan
leiden. Een gevolg zou kunnen zijn dat ouders juist minder gaan
werken. De indiener sluit dat in haar antwoord niet uit, maar zij
spreekt wel de stellige verwachting uit dat dit niet veel zal
gebeuren. Ik zou daar wel graag een onderbouwing van krijgen.
Een voordeel van het wetsvoorstel is dat een oplossing wordt geboden
voor de ar-moedeval. Ik sluit mij in dit geval wel aan bij de vragen
van collega Weekers. Is de ingewik-kelde regeling die betrekking heeft
op het eerste jaar wel nodig? Kan die niet omzeild worden?
Het kabinet is niet overtuigd van de wenselijkheid van dit
wetsvoorstel. De staatssecretaris wijst op de drie huidige
vrijlatingsregelingen. Ik denk dat de indiener in de toelichting op
haar wetsvoorstel nu juist heeft aangetoond dat deze regelingen niet
veel soelaas bieden. Wat men structureel meer overhoudt, biedt een
veel kleinere prikkel dan de Vazalo-toeslag. Bovendien zijn premies
binnen de bijstand zeer tijdelijk. Los daarvan zijn gemeenten niet
verplicht de vrijlatingsregelingen maximaal toe te passen. Het
argument van de Raad van State dat de WWB niet zo snel na
inwerkingtreding moet worden aangepast, vinden wij niet overtuigend.
Wij zien nu al dat wij belangrijke voordelen kunnen realiseren met een
bepaalde wijziging en dan zullen wij dat ook moeten doen. Met het
aannemen van de WWB mag de zaak niet voor een aantal jaren op slot
zitten. Dat lijkt mij geen goede houding.
De uitgangspunten die de staatssecretaris ons in zijn brief van 3 juni
heeft aangereikt, wijken af van die van de indiener. Collega De Wit
heeft daarop gewezen. Ik sluit mij kort-heidshalve bij zijn vragen op
dat punt aan. Het is ook mij opgevallen dat de reactie van de
staatssecretaris op dit initiatiefwetsvoorstel buitengewoon negatief
is. Stel dat het de fracties die wel wat zien in dit wetsvoorstel lukt
om ook de CDA-fractie mee te krijgen en er een meerderheid voor is.
Mag ik dan aannemen dat de staatssecretaris hier zijn handtekening
onder zet? Of staat hij er zo negatief tegenover dat hij zegt: dat
nooit?
Voorzitter. Ik hoop met de indienster dat haar voorstel ertoe leidt
dat eenouderge-zinnen met kleine kinderen meer financiële draagkracht
zullen krijgen in combinatie met de mogelijkheid om voldoende aandacht
en zorg aan hun kinderen te besteden!
---