Ministerie van Defensie


---

Kamervragen en antwoorden

---

Antwoorden op vragen inzake de B/C/D-brief van het project NIMCIS

9-6-2005 16:51:00

Met mijn brief van 28 april 2005 (Kamerstuk 27 830, nr. 32) heb ik u de resultaten van de (voor)studie- en verwervingsvoorbereidingsfase van het project "Nieuwe generatie mariniers communicatie en informatie systeem" aangeboden (de B/C/D-brief). Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen die de Vaste Commissie voor Defensie op 2 juni jl. stelde naar aanleiding van deze brief.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. Zullen de Mariniers bij hun operationele optreden meer samenwerken met de Britse Mariniers dan met onze Koninklijke landmacht (KL) of met onze Koninklijke luchtmacht (KLu)?

Of het Korps mariniers meer zal optreden met internationale eenheden dan met nationale eenheden of andersom, is niet op voorhand aan te geven. Daarvoor is de behoefte aan inzet in onder meer een EU Battle Group, de Nato Response Force of in nationale taakverbanden leidend. Voor Defensie is het uitgangspunt dat voor elk onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht de samenwerking tussen krijgsmachtdelen (joint) en de samenwerking met gelijksoortige krijgsmachtonderdelen van andere landen (combined) van groot belang zijn. Voor het Korps mariniers geldt dat de operationele eenheden moeten kunnen worden ingezet met zowel Britse eenheden in de UK/NL Amphibious Force als met Nederlandse eenheden van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht.

2. Zijn er op dit moment reeds afspraken gemaakt met de beoogde leverancier van de NIMCIS apparatuur over zijn bereidheid om aan de participerende radiofabrikanten de unieke kenmerken van hun radio, de wave form, beschikbaar te stellen?

3. Kunt u aangeven in hoeverre er met de beoogde leverancier is afgesproken dat deze zich in de toekomst coöperatief zal opstellen met betrekking tot de uitwisseling van gegevens richting de Nederlandse overheid dan wel richting bedrijven die in zijn opdracht werkzaam zijn?

4. Kunt u aangeven wat de resultaten zijn geweest van uw consultaties bij de Britse en Amerikaanse overheid ten aanzien van de eisen voor interoperabiliteit? Wat zijn de resultaten van uw onderzoek met betrekking tot de beschikbaarheid van technologie en de inhoud van het project Joint Tactical Radio System (JTRS)?

In gesprekken met de Britse en Amerikaanse overheid over het onderwerp interoperabiliteit is de noodzaak gebleken om zeer specifieke eisen te stellen aan de NIMCIS-apparatuur. Om op alle gewenste organisatorische niveaus volledig interoperabel met de Britse mariniers te zijn, moet gebruik worden gemaakt van dezelfde waveform, crypto, netwerktechnologie en systeemmanagement. Zolang het JTRS-programma nog niet in staat is om de interoperabiliteit op basis van het concept van de Software Defined Radio te bewerkstelligen, kan dat alleen door dezelfde apparatuur of apparatuur die in hoofdlijnen identiek is met de apparatuur en systemen van Bowman worden verwezenlijkt. Daarnaast is vastgesteld dat de te verwerven Bowman apparatuur een interoperabele modus met het JTRS-programma krijgt.

Het JTRS-programma omvat vijf clusters van radiotypen. De manpackradio´s, die als onderdeel van het project NIMCIS zijn voorzien, zijn onderdeel van cluster vijf van het JTRS-programma en komen pas na 2010 binnen het bereik van landen als Nederland. Ook als het JTRS een commercieel succes wordt, zal de productie van een volledig en betaalbaar radio-systeem met bruikbare toepassingen nog verschillende jaren vergen. Onbekend is of de Britse overheid crypto beschikbaar zal stellen voor het JTRS-programma en onder welke voorwaarden dit zal gebeuren. Uit de meest recente publicaties blijkt overigens dat het JTRS-programma kampt met technische tegenslagen en vertraging zal oplopen.

Omdat Nederland niet aan het JTRS-programma van het Pentagon deelneemt, bestaat geen inzicht in de afspraken die tussen deelnemende radiofabrikanten zijn gemaakt over het beschikbaar stellen van de unieke kenmerken van de radio(wave-forms). Gezien de omvang van het programma wordt verondersteld dat hierbij grote financiële belangen van betrokken fabrikanten in het geding zijn. Bowman is een van de radiofabrikanten die al wave-forms voor het JTRS-programma beschikbaar stelt. Derhalve is er geen aanleiding geweest om over dit onderwerp specifieke afspraken op te nemen in het contract.

In het voorliggende contract zijn op de gebruikelijke wijze afspraken vastgelegd over de uitwisseling van gegevens voor bijvoorbeeld onderhoudsdoeleinden. Deze uitwisseling is aan beperkingen onderhevig als gevolg van (intellectuele) eigendomsrechten. Er is overeengekomen dat de Nederlandse overheid vooraf toestemming moet vragen om de beschermde technische gegevens uit te wisselen met bedrijven die in haar opdracht werkzaam zijn.

5. Is gezien de complexiteit van de Bowman-apparatuur de interoperabiliteit met andere landen dan het VK (dezelfde apparatuur) en de VS (interoperabiliteit met JTRS), die deze duurdere apparatuur niet willen aanschaffen, ook op lange termijn gegarandeerd?

Interoperabiliteit met andere NAVO-landen is mogelijk door gebruik te maken van NAVO-afspraken en losse NAVO-cryptomodules waarover het Korps mariniers reeds beschikt. Daarnaast kan de interoperabiliteit met elk willekeurig land op dezelfde wijze worden gerealiseerd zoals wordt voorzien met de landmacht-radios. Door radios van nationale of internationale eenheden in het NIMCIS netwerk op te nemen, is het mogelijk beveiligd te communiceren. Indien de in het netwerk op te nemen (exogene) radios tevens zijn gebaseerd op de Multilateral Interoperability Programme (MIP) interface wordt het ook mogelijk beveiligd data uit te wisselen.

6. Hoe wordt gegarandeerd dat de in te voeren middelen aan de standaarden van het Multilateral Interoperability Programme (MIP) voldoen?

Het Verenigd Koninkrijk, waar de gehele krijgsmacht overgaat op invoering van Bowman, neemt met een groot aantal andere landen deel aan het MIP-programma. De Britse overheid heeft de leverancier, General Dynamics United Kingdom (GDUK) opgedragen MIP te volgen bij de ontwikkeling van Bowman.

7. Betekent het feit dat wat betreft de interoperabiliteit met de Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht na 2010-2015 "wordt uitgegaan van de dan voorziene opvolger van de huidige apparatuur", nu reeds een beperking bij de keuze van leveranciers?

Nee. Defensie wil voor toekomstige radiosystemen aansluiten bij de ontwikkelingen op het gebied van Software Defined Radio´s (SDR) in combinatie met programmas zoals het JTRS. Nieuwe apparatuur gebaseerd op het SDR-concept biedt mogelijkheden om gegevens van andere communicatiesystemen softwarematig te integreren. Doordat deelnemende leveranciers en landen respectievelijk hun waveforms en crypto beschikbaar stellen, is volledige interoperabiliteit tussen alle deelnemers te realiseren. Een SDR moet ook later kunnen worden voorzien van nog niet opgenomen crypto en waveforms om volledige interoperabiliteit te bewerkstelligen. Dit geldt ook voor gegevens van een radio die niet ´software defined´ is. Het is dus in principe mogelijk om terugwaarts (met oudere typen) de interoperabliteit te realiseren. Dat is onafhankelijk van de leverancier.

8. Kan het gebruik van overtollige landmachtradio's niet zodanig worden uitgebreid dat op een later moment alsnog software radio's aangeschaft kunnen worden die zowel interoperabel zijn met de Britse mariniers als met de KL en de KLu?

9. Kunt u aangeven welke besparing er wordt gerealiseerd door 468 radios van de Koninklijke landmacht te gebruiken?

Het uitgangspunt is dat er maximaal gebruik wordt gemaakt van overtollige radios. Gebleken is echter dat de gehele behoefte op niet volledig kan worden afgedekt met overtollige landmachtradio´s. In de eerste plaats zijn niet voldoende radios beschikbaar. Daarnaast voldoen de beschikbare radio´s niet allemaal aan de gestelde eisen (vooral uitwisselbaarheid en interoperabiliteit maar ook op punten als de situational awareness en het te dragen gewicht). Uiteindelijk is daarom gekozen voor een mix van overtollige landmachtradios en nieuwe radios.

In totaal wordt 8 miljoen bespaard door gebruik te maken van de landmachtradios. In de BCD-brief is aangegeven dat er ook landmachtradios in de Nederlandse Antillen en op Aruba worden ingevoerd. Het aantal is daarbij echter niet expliciet vermeld. Dit betreft 78 radios. De totale behoefte dient dus ook met 78 te worden vermeerderd en betreft daarmee 1483 radios.

10. Wat houdt precies het als acceptabel gekwalificeerde (operationele) risico in van het zowel met een NIMCIS als een landmachtradio uitrusten van pelotonscommandanten en van het handmatig invoeren van gegevens in het commandovoerings- en informatiesysteem?

Indien een mariniersbataljon volledig is uitgerust met NIMCIS-apparatuur kan een ieder via het netwerk automatisch informatie verkrijgen en deze delen. Indien in dat bataljon de geweergroepen (het eerste niveau onder het peloton) worden uitgerust met landmachtradio´s, zoals wordt voorgesteld, dan zijn deze geweergroepen niet aangesloten op het netwerk. De pelotonscommandant zal in die situatie de gegevens van zijn geweergroepen (zoals posities en patrouilleroutes) handmatig moeten invoeren en ook op deze manier informatie van het hogere niveau moeten opvragen om deze vervolgens te delen met het lagere niveau. Bij deze werkwijze verloopt de uitwisseling van informatie tussen de geweergroepen onderling en met de hogere eenheidsniveaus minder snel dan bij aansluiting op het netwerk. Deze suboptimale situatie betekent echter nog steeds een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie en is operationeel acceptabel.

11. Is het waar dat de opgelopen rekening van het duurdere nieuwe systeem door de neerwaartse kwantitatieve bijstelling wordt doorgeschoven naar de toekomst, doordat 'tegen de tijd dat de KL haar radio's vervangt, ook de bij de Mariniers in gebruik zijnde landmachtradio's worden meegenomen (voorzien in de periode 2010-2015)'?

Het uitgangspunt om zoveel mogelijk landmachtradios te gebruiken, is niet bedoeld om een rekening naar de toekomst verschuiven. Het gebruik van landmachtradios is ingegeven door de wens zoveel mogelijk radios te gebruiken waarvan het einde van de levensduur pas over circa 10 jaar wordt bereikt. Daarnaast verkleint het gebruik van landmachtradio´s het verschil in generaties dat voortvloeit uit opeenvolgende aanschafmomenten in het verleden.

12. Op welke wijze is de directe en indirecte compensatie van dit project concreet ingevuld? Welke garanties zijn daarbij gegeven? Waarom is tweederde van de compensatie nog niet ingevuld?

General Dynamics verplicht zich contractueel de volledige opdrachtwaarde binnen een periode van maximaal 8 jaar te compenseren. Voor ongeveer een derde deel van deze waarde zijn concrete activiteiten geïdentificeerd. Voor het overige deel worden tijdens de looptijd van de overeenkomst in overleg met het Ministerie van Economische Zaken aanvullende activiteiten ontwikkeld.

Omdat NIMCIS nauw aansluit bij de reeds lopende productie voor het Bowman programma wordt het grootste deel ingevuld met indirecte compensatie. De directe compensatie, dus die ten behoeve van NIMCIS zelf, bestaat grotendeels uit bekabeling en daaraan gerelateerde producten (circa 8 miljoen). De indirecte compensatie varieert van onderzoeksopdrachten voor TNO tot componenten van helikopters en schepen. De nadruk ligt hierbij op de productie door defensiegerelateerde industrie.

13. Welke rol is voorzien voor de Nederlandse industrie bij de inbouw van de radio's in de voertuigen?

Het Marinebedrijf zal de inbouw voor zijn rekening nemen. Omdat de beschikbare capaciteit van het Marinebedrijf hiervoor niet toereikend is, wordt voorzien dat hiervoor personele capaciteit zal moeten worden ingehuurd op de markt. In totaal gaat het om maximaal 35.000 uur.

14. Hoe kan de sterke stijging van de projectkosten worden verklaard, terwijl het aantal radios substantieel is afgenomen?

15. Kunt u uitleggen waarom niet eerder rekening is gehouden met een blijkbaar essentieel onderdeel als de GPS-chips, die niet in de prijs waren inbegrepen?

16. Kunt u uitleggen waarom ondanks de uitgebreide ervaring met materieelprojecten de kosten voor exploitatievoorbereiding nu pas worden opgevoerd?

De offerte van juli 2004 bevatte posten die tijdens de behoeftestellingsfase onjuist waren ingeschat en enkele posten die niet werden voorzien.

De belangrijkste stijging van de projectkosten wordt veroorzaakt door de posten apparatuur en exploitatievoorbereiding. De kosten van de apparatuur zijn aanzienlijk hoger uitgevallen dan op basis van de voorlopige informatie werd verondersteld (circa 11 miljoen). De kosten van de exploitatievoorbereiding waren wel opgenomen en voorzien in het projectbudget. In de offerte is echter uitgegaan van een te lange periode van exploitatievoorbereiding. Deze periode is teruggebracht tot de gewenste periode waardoor ook de kosten zijn verlaagd (met circa 23 miljoen). De overschrijding van de kosten van exploitatievoorbereiding is daarmee nagenoeg ongedaan gemaakt.

Ook is gebleken dat GPS chips geen onderdeel van het contract waren, maar separaat moesten worden aangeschaft door tussenkomst van de Amerikaanse overheid (kostenstijging van circa 1 miljoen). Daarnaast moest rekening worden gehouden met kosten voor inbouw, moesten enkele aanpassingen aan de infrastructuur (leslokalen) worden aangebracht en dient de ontwikkeling van Computer Based Training te worden ondersteund door de Defensie Telematica Organisatie (additionele kosten van 2,5 miljoen).

17. Kunt u aangeven hoe hoog het projectbudget oploopt als geen overtollige KL-apparatuur wordt gebruikt en wordt afgezien van een neerwaartse bijstelling van de kwantitatieve behoefte, terwijl uiteraard wel de hoger uitgevallen posten worden meegenomen?

In het in de vraag geschetste scenario, waarin de kwantitatieve behoefte neerwaarts is bijgesteld en waarin gebruik wordt gemaakt van landmachtradio´s, zou het projectbudget oplopen tot circa 115 miljoen. Daar is met het oog op andere operationele belangen niet voor gekozen.

18. Kunt u aangeven hoe groot u, mede gezien het feit dat het Korps mariniers tot een van de meeste ingezette eenheden van onze krijgsmacht behoort, het risico acht dat een deelname van het Korps mariniers aan crisisbeheersingsoperaties tijdens de invoering van NIMCIS leidt tot een uitloop van het project?

Door een combinatie van een goede stapsgewijze planning en een in de tijd zo gecomprimeerd mogelijke invoering wordt getracht dit risico zoveel mogelijk te beperken. Het risico van vertraging als gevolg van inzet is echter niet uit te sluiten. In die gevallen waar invoering en inzet conflicteren, zal de invoering naar achteren verschuiven.