Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
23 mei 2005, nr. 2040515150 AV/A&Z/2005/38450 333
Onderwerp Datum Contactpersoon
kamervragen van de leden Hamer en Stuurman 9 juni 2005
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Hamer en Stuurman (PvdA) over
terugloop in de kinderopvang vanwege financiële redenen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2040515150
Vragen van de leden Hamer en Stuurman (PvdA) aan de Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over terugloop in de kinderopvang vanwege financiële redenen.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat 10% van de ouders die voorheen wel gebruik maakte van
kinderopvang om financiële redenen is afgehaakt?
Antwoord 1
Er is mij geen onderzoek bekend waaruit zou blijken dat 10% van de ouders die voorheen wel
gebruik maakte van kinderopvang om financiële redenen is afgehaakt.
Uit een onderzoek onder ondernemers in de kinderopvang door de Maatschappelijke
Ondernemers Groep van 7 maart jl. blijkt dat er volgens de ondernemers sprake is van een
tijdelijke terugval (van 5% voor hele dagopvang en 6% buitenschoolse opvang) die deels wordt
veroorzaakt door de nieuwe wet en deels door de economische teruggang. Overigens verschillen
de cijfers per ondernemer: groei bij de één, krimp bij de ander. De prognose van de ondernemers
is echter dat het kinderopvanggebruik in de loop van dit jaar zal aantrekken.
Vraag 2
Staat dit niet haaks op de doelstellingen van de Wet kinderopvang die gemaakt is om de
combinatie van werk en gezinsleven te verbeteren? Wat gaat u doen om dit te verbeteren en in de
toekomst te voorkomen?
Antwoord 2
Zoals ik al eerder heb gemeld in antwoord op vragen uit de Kamer, laat ik naar het effect van de
invoering van de Wet kinderopvang op de gebruikers van kinderopvang onderzoek doen. Daarbij
zal tevens in beeld worden gebracht of er wijzigingen optreden in de arbeidsmarktpositie van deze
gebruikers. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.
Vraag 3
Klopt het dat naar schatting een kwart van de ouders sinds de nieuwe wet er financieel gezien op
vooruit en een kwart er op achteruit is gegaan? Hebt u enig idee waardoor dit komt?
Antwoord 3
In mijn brief d.d. 6 februari 2004 (bijlage 3, paragraaf 1.4) ben ik ingegaan op de financiële
effecten van de Wet kinderopvang. Daarin heb ik aangegeven, dat een precieze vergelijking van de
situatie voor en na invoering van de Wet niet goed mogelijk is (wegens de verschillende soorten
plaatsen, zoals bedrijfsplaatsen en subsidieplaatsen, en de verschillen die zich voor invoering van de
Wet voordeden bij het vaststellen van de ouderbijdragen), maar dat volgens berekeningen bij
ongewijzigd gebruik een kwart van de ouders er met de nieuwe wet financieel op vooruit zou gaan,
een kwart er financieel op achteruit zou gaan, en dat voor de helft van de ouders er in financieel
opzicht niet of nauwelijks iets zou wijzigen. In het algemeen zijn volgens deze berekeningen door
de Wet kinderopvang de kosten voor ouders met een gezinsinkomen onder 2x modaal lager dan
voorheen, en zijn de kosten hoger geworden voor ouders met een gezinsinkomen van 3x modaal of
hoger.
2
Vraag 4
Hoe ziet u het percentage werkgevers dat bijdraagt aan de kosten van de kinderopvang oplopen
naar 90% in 2008, terwijl op dit moment slechts 72% van de werkgevers aan deze kosten
bijdraagt en gezien de signalen van een nog verdere terugloop van de bijdrage van werkgevers?
Antwoord 4
Er zijn geen aanwijzingen dat de ambitie van het kabinet van een dekkingsgraad voor afspraken
kinderopvang van 90% in 2008 niet gehaald zal worden. De afspraken over kinderopvang in
nieuwe CAO's of principe-akkoorden laten een gemengd beeld zien. In het overgrote deel van de
CAO-regelingen wordt aangesloten bij de systematiek van de Wet kinderopvang en worden
afspraken gemaakt over het betalen van 1/6 deel van de kinderopvangkosten. Ouders met een
ontbrekende werkgeversbijdrage die niet door een hogere werkgeversbijdrage van de werkgever
van de partner wordt gecompenseerd zullen deze ontwikkeling als een `terugloop' van de
werkgeversbijdrage zien. Anderzijds is in een aantal CAO's een verbetering van de bestaande
regeling afgesproken: variërend van budgetverhoging tot uitbreiding van de opvangmogelijkheden.
Daarnaast kan geconstateerd worden dat de dekkingsgraad nog stijgt. Zo is recent in de CAO
voor uitzendkrachten afgesproken dat voor deze groep van circa 400.000 werknemers vóór 1
januari 2006 afspraken zullen worden gemaakt over de werkgeversbijdrage kinderopvang. De
dekkingsgraad van werkgeversbijdragen zal alleen hierdoor al met ongeveer 5% toenemen.
Vraag 5
Bent u bereid iets te doen aan de problemen die de overheidsbijdrage geeft als de situatie van
mensen verandert, bijvoorbeeld door minder opvang, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid?
Antwoord 5
Vooralsnog zie ik daartoe geen aanleiding. In geval van wijzigingen in de persoonlijke situatie of in
het gebruik van kinderopvang, kan dat gevolgen hebben voor de hoogte van de tegemoetkoming.
Met een wijzigingsformulier kan dit worden doorgegeven aan de Belastingdienst. De
Belastingdienst verwerkt deze wijziging in maximaal 6 weken, de gemiddelde verwerkingstermijn
ligt op 2 weken. Er zijn geen signalen bekend dat ouders hierdoor in financiële problemen zijn
gekomen. Wel is het in de aanvangsperiode voorgekomen dat de Belastingdienst abusievelijk
onjuist geantwoord heeft op de vraag of aanspraak bestaat op de tegemoetkoming bij
werkloosheid. Deze onjuistheid is hersteld, zoals eerder aangegeven (zie Aanhangsel Handelingen,
nr. 1194, vergaderjaar 2003-2004); sindsdien zijn er geen klachten meer binnengekomen. In
verband hiermee is op de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
aanvullende informatie opgenomen ten aanzien van het hebben van een aanspraak op een
tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang in gevallen, waarin een ouder of partner werkloos
worden.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid