Visserijbiologen adviseren lagere haringvangst

08.06.2005 / 11:04 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Ministerie lnv

8 juni 2005 Dit is een gezamenlijk persbericht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO)


De haringstand in de Noordzee heeft zich in de afgelopen jaren gunstig ontwikkeld en is weer terug op het niveau van de jaren zestig toen deze op zijn hoogst was. Als gevolg van drie opeenvolgende slechte jaarklassen wordt in de komende jaren echter een daling van de haringstand verwacht. Visserijbiologen adviseren daarom dat de huidige toegestane vangsthoeveelheid van 535 duizend ton consumptieharing volgend jaar wordt verlaagd tot 455 duizend ton.

Visserijbiologen hebben de omvang van de haringstand in de Noordzee beoordeeld. Deze toestandsbeoordelingen worden jaarlijks uitgevoerd door de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES). Nederland is in ICES vertegenwoordigd door visserijbiologen van het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek, een onderdeel van de Animal Sciences Group van Wageningen UR. De toestandsbeoordelingen worden op grond van biologische overwegingen en beheersafspraken vertaald naar een advies over nieuwe vangstquota. In december van dit jaar zullen de Europese visserijministers een besluit nemen over de hoogte van de vangstquota voor 2006.

De stand van volwassen haring in de Noordzee is in de afgelopen jaren hersteld van 450 duizend ton in 1996 naar 1,8 miljoen ton in 2005. De drie meest recente broedjaren, 2002, 2003 en 2004, zijn echter zwak en zullen in de komende jaren zorgen voor een daling van de stand. Er zijn weliswaar veel haringlarven in de Noordzee aangetroffen, maar de overleving van deze larven is uitzonderlijk laag. Dat heeft tot gevolg dat er uiteindelijk weinig jonge haring bij komt. De oorzaak is van de lage overleving is nog niet bekend maar zal de komende jaren worden onderzocht.

De haringvisserij wordt beheerd volgens een overeenkomst tussen de EU en Noorwegen. In de onlangs aangepaste overeenkomst is afgesproken dat de jaarlijkse schommelingen in de vangstquota niet meer dan 15% mogen bedragen. Daaruit volgt voor 2006 een vangsthoeveelheid van 455 duizend ton.

De nieuwe gegevens over de omvang van de haringstand zijn vandaag in Rijswijk door de Nederlandse visserijbiologen gepresenteerd aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de opdrachtgever) en het visserijbedrijfsleven en de NGO.s. Het ministerie zal op grond van deze adviezen en reacties vanuit het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de Tweede Kamer een standpunt innemen voor overleg in de Europese Visserijraad in december.

De uitgebrachte adviezen zijn met name van belang voor de Nederlandse trawlervloot. Deze vloot vist onder andere op haring in de Noordzee en in de westelijke wateren. De adviezen voor makreel, horsmakreel, blauwe wijting, schol, tong en kabeljauw zullen in oktober door de ICES worden opgesteld

NOOT voor de redactie (