Den Haag, 8 juni 2005 vl/rf
Voorstel tot invoeren burgerinitiatief
In verband met de invoering van het burgerinitiatief heeft het
Presidium, in samenspraak met de Commissie voor de Werkwijze van de
Kamer, een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de
Kamer en het Reglement van de Commissie voor de verzoekschriften aan de
leden van de Tweede Kamer doorgeleid. De Voorzitter van de Kamer, Frans
W. Weisglas, is voornemens dit voorstel te verdedigen. Met het
burgerinitiatief wordt een instrument geïntroduceerd waarmee burgers een
nieuw onderwerp of voorstel kunnen agenderen in de Kamer.
De aanleiding voor het voorstel is de motie Dubbelboer c.s. (29 200 VII,
nr.15), die op 31 maart 2004 door de Kamer is aangenomen, waarin het
Presidium wordt gevraagd een overzicht te geven van de voor- en nadelen
van het invoeren van het burgerinitiatief op landelijk niveau.
Het burgerinitiatief is een concrete maatregel van bestuurlijke
vernieuwing om de afstand tussen burger en politiek te verkleinen en de
relatie tussen hen te verbeteren. Het biedt burgers de mogelijkheid om
buiten verkiezingen om onderwerpen aan te dragen voor de landelijke
politieke agenda.
Op deze manier kan een brug geslagen worden tussen ideeën in de
samenleving en discussies in de Kamer, waardoor de politieke discussies
scherper kunnen worden. Het burgerinitiatief kan leiden tot oplossingen
voor problemen en bijdragen aan een gezonde sociale infrastructuur.
Er is geprobeerd het aantal inhoudelijke en procedurele beperkingen bij
het burgerinitiatief zo klein mogelijk te houden om de drempels om de
burger dichter bij de politiek te krijgen, zo laag mogelijk te maken.
De bij dit voorstel relevante stukken zijn als bijlage toegevoegd.
Bijlage bij brief van het Presidium over het burgerinitiatief
Schematisch overzicht voor- en nadelen landelijk burgerinitiatief
Teneinde de voor en nadelen in kaart te brengen is een aantal acties ondernomen. Er zijn gesprekken gevoerd met statenleden, raadsleden en gemeentegriffiers in provincies en gemeenten die al het burgerinitiatief kennen. Er is een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van het Instituut voor Publiek en Politiek. Deze organisatie is behulpzaam bij gemeenten met de implementatie van het burgerinitiatief. Vervolgens is een overzicht gemaakt van de verschillende gemeentelijke regelingen. Tot slot is een gesprek gevoerd met de indiener van de motie, de heer Dubbelboer (PvdA). Dit heeft geresulteerd in het volgende schematisch overzicht van voor- en nadelen.
Voordelen
. Het burgerinitiatief kan de afstand tussen burger en politiek verkleinen, de relatie tussen hen verbeteren.
. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om buiten verkiezingen om onderwerpen op de landelijke politiek agenda te plaatsen.
. Er kan een brug geslagen worden tussen ideeën in de samenleving en discussies in de Kamer.
. De politieke discussies kunnen hierdoor scherper worden.
. Het burgerinitiatief kan leiden tot verrassende oplossingen voor oude problemen en bijdragen aan een gezonde sociale infrastructuur.
. Het instrument past binnen de door overheid beoogde eigen verantwoordelijk-heid en zelfredzaamheid van de burger.
. Het kan snel worden ingevoerd door het Reglement van Orde aan te passen. In principe is hiervoor geen aparte wettelijke regeling nodig.
. Er zijn geen financiële of juridische risico's bekend. De kosten verbonden aan invoering zijn niet hoog in vergelijking met de kosten voor één referendum.
Nadelen
De bovengenoemde voordelen zijn allemaal verwachtingen, vooralsnog is er geen empirisch bewijs dat aantoont dat bovengenoemde effecten zullen optreden. Wel zijn er enkele positieve voorbeelden (gemeente Amersfoort ).
. Een slecht afgehandeld burgerinitiatief zal averechts werken. Burgers zullen het vertrouwen in de politiek verliezen (zoals bijvoorbeeld bij petities die nooit onderdeel worden van een debat).
. Zorgvuldige en serieuze behandeling van burgerinitiatieven kost tijd van kamerleden. Alle burgerinitiatieven moeten ontvangen en beoordeeld worden, er moet een politieke beslissing worden genomen op elk initiatief. Dat betekent veel extra overleggen per jaar.
. Er moeten nieuwe procedures worden ontwikkeld. Toelatingscriteria dienen te worden bepaald (1 handtekening of 2500 handtekeningen), inhoudelijke toelaatbaarheid van initiatieven dient te worden bepaald.
. Het RvO dient te worden gewijzigd.
. Hoewel de kosten relatief laag zijn, zijn er wel degelijk kosten verbonden aan de invoering van het burgerinitiatief. Een stijging van het aantal (openbare) vergaderingen betekent ook extra kosten.
-----------------------
De gemeente Amersfoort kent een aantal voorbeelden van burgerinitiatief. Het initiatief van Joke Sickmann is daar een van. Mevrouw Sickmann heeft het bij de gemeenteraad voor elkaar gekregen dat een onafhankelijke deskundige de erfgoedwaarde onderzocht van de gebouwen op het terrein van de voormalige NS-wagenwerkplaats, zodat deze op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst kunnen worden (zie Lokaal Bestuur december 2003 / januari 2004).
30 140
Voorstel tot wijziging het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het Reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief
Nr. 1 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Den Haag, 8 juni 2005
Aan de leden
Het Presidium, in samenspraak met de Commissie voor de Werkwijze der Kamer, zendt de Kamer hierbij een voorstel door tot wijziging van het Reglement van Orde van de Kamer en het Reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief.
Met het burgerinitiatief wordt een instrument geïntroduceerd waarmee burgers een nieuw onderwerp of voorstel kunnen agenderen in de Kamer. Onderwerpen die de Tweede Kamer naar het idee van de burger zou moeten agenderen kunnen met inachtneming van bepaalde voorwaarden op de Kameragenda worden geplaatst. Het burgerinitiatief kan worden beschouwd als een vorm van gebruikmaking van het petitierecht. Het verschil tussen een gewone petitie en een burgerinitiatief is dat in het geval van een petitie de burger recht heeft op een antwoord en in het geval van een burgerinitiatief de Kamer zich bovendien verplicht om het onderwerp, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, op haar agenda te plaatsen en te behandelen.
Het burgerinitiatief kan op die manier de participatie en betrokkenheid van burgers vergroten.
Het geeft hen immers de mogelijkheid direct invloed uit te oefenen op de politieke agenda.
Het burgerinitiatief draagt zo ook bij aan de versterking van de vertegenwoordigende functie van de Kamer en kan een brug slaan tussen ideeën die in de samenleving leven en de landelijke politiek.
Aanleiding
De aanleiding voor de voorgestelde wijzingen is de motie Dubbelboer c.s. (29 200 VII, nr.15), die op 31 maart 2004 door de Kamer is aangenomen, waarin het Presidium wordt gevraagd een overzicht te geven van de voor- en nadelen van het invoeren van het burgerinitiatief op landelijk niveau. Op basis van deze vergelijking is het onderhavige voorstel dat behelst de invoering van een burgerinitiatief op landelijk niveau, ontwikkeld. Gebleken is dat het burgerinitiatief op eenvoudige wijze kan worden ingevoerd. Er is geen wetswijziging voor nodig. Alleen de reglementen behoeven aanpassing.
Dit voorstel gaat een stap verder dan het dictum van de motie Dubbelboer c.s.. Door de presentatie in de vorm van een voorstel komen de voor- en nadelen naar de mening van het Presidium het beste naar voren. Een aantal bevindingen ligt aan dit voorstel ten grondslag. Uit de studie naar het burgerinitiatief in verschillende gemeenten, die is verricht door het Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Kamer, blijkt dat burgers rechten kunnen uitoefenen op lokaal en provinciaal niveau. Voorgesteld wordt deze rechten ook op landelijk niveau aan de burger te doen toekomen.
Mede op advies van de Commissie voor de Werkwijze is ervoor gekozen om aan te sluiten bij het Reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften door het te wijzigen in het Reglement voor de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven. Deze commissie krijgt de taak om burgerinitiatieven te toetsen aan ontvankelijkheidscriteria en om aan de Kamer een behandelvoorstel te doen.
De onderhavige voorstellen zijn besproken door de Commissie voor de Werkwijze en door het Presidium.
Inhoud
Het in te stellen burgerinitiatief op landelijk niveau is het recht om onder voorwaarden een voorstel op de agenda van de Kamer te plaatsen. Die voorwaarden of ontvankelijkheidscriteria zijn:
- het voorstel dient gericht te zijn op de instelling, wijziging of afschaffing van een wettelijke regeling of van het regeringsbeleid;
- het voorstel kan niet betreffen:
a. een aangelegenheid van een decentrale overheid;
b. een vraag over, klacht of bezwaar tegen het regeringsbeleid;
c. een onderwerp waarover korter dan één jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de Kamer een besluit is genomen, behoudens in het geval van substantiële en voldoende concrete nieuwe feiten of omstandigheden die ten tijde van de beraadslaging over het onderwerp in de Kamer niet bekend waren;
- 15.000 handtekeningen van ingezetenen van Nederland van 16 jaar en ouder.
Zaken die in strijd zijn met de Grondwet en de goede zeden, begrotingen en belastingen worden uitgesloten van het burgerinitiatief.
De Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven brengt een advies uit aan de Kamer over de toelaatbaarheid en de verdere behandelingsprocedure van een burgerinitiatief. Het is uiteindelijk altijd de Kamer zelf die beslist over de toelating en afhandeling van een burgerinitiatief.
Aantal handtekeningen
Voor het voorgestelde aantal handtekeningen is gekeken naar het aantal handtekeningen dat benodigd is in gemeenten . Wanneer deze cijfers worden geëxtrapoleerd naar nationaal niveau komen aantallen tussen de 10.000 à 20.000 naar boven. Evenwel met uitschieters naar boven en naar beneden. De Amersfoortse regeling transponeren naar nationaal niveau zou betekenen dat 1 handtekening voldoende is. De regeling van de gemeente Den Haag zou betekenen dat landelijk 90.000 handtekeningen zijn vereist. Het aantal van 15.000 handtekeningen sluit het beste aan bij wat op lokaal niveau gemiddeld is vereist.
Minimumleeftijd
Het voorstel gaat uit van een minimumleeftijd van 16 jaar. Bij de leeftijdsbepaling is gekeken naar de Kieswet en de Rijkswet op het Nederlanderschap (vanaf 18 jaar), identificatieplicht (vanaf 14 jaar), het brommerrijbewijs (vanaf 16 jaar) en het jeugdparlement (vanaf 12 jaar).
Bij de keuze van 16 jaar is ook gekeken naar de lokaal gehanteerde leeftijdsgrenzen. Veel gemeenten hanteren voor de lokale burgerinitiatieven de leeftijdsgrens van 16 jaar. Jongeren zijn vaak goed in staat om op volwassen wijze voor- en nadelen van maatschappelijke vraagstukken af te wegen. Het op vroege leeftijd betrekken van jongeren bij maatschappelijke vraagstukken is een investering in de toekomst.
Kiesgerechtigden of ingezetenen
Er is voor gekozen ingezetenen die zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, een stem te geven in de agendasetting van de Tweede Kamer. Ingezetenen die 5 jaar rechtmatig in Nederland verblijven hebben kiesrecht voor de verkiezingen van de gemeenteraad, maar niet voor de Tweede Kamerverkiezingen. Toch kan het wenselijk zijn dat de stem van mensen die, soms al vele jaren, rechtmatig in Nederland verblijven, gehoord wordt in het parlement. Voorkomen wordt zo dat een grote groep wordt uitgesloten. Met het burgerinitiatief krijgen alle ingezetenen, mits zij voldoen aan alle overige voorwaarden, het recht onderwerpen voor te dragen voor behandeling in het parlement. Met de keuze voor ingezetenen wordt gekozen voor een grotere categorie burgers dan uitsluitend kiesgerechtigden. De belangstelling voor de politiek wordt op deze wijze aangewakkerd.
De behandeling van burgerinitiatieven
De behandeling die wordt voorgesteld ten aanzien van een ingediend burgerinitiatief, sluit aan bij de behandeling van brieven die aan de Kamer worden gezonden. De adressant krijgt een bericht van ontvangst en in het geval van een burgerinitiatief stelt de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven een onderzoek in naar de ontvankelijkheid. De commissie doet vervolgens een behandelvoorstel aan de Kamer.
Een initiatiefnemer kan zijn burgerinitiatief met handtekeningen ook persoonlijk overhandigen aan de Tweede Kamer, zoals dat bij petities gebeurt. Na ontvangst wordt het document behandeld zoals een ingekomen brief bij de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven.
Mondelinge toelichting door de initiatiefnemer
Introductie van het burgerinitiatief wordt slechts zinvol geacht indien de initiatiefnemers intensiever bij de parlementaire behandeling worden betrokken dan uitsluitend door middel van een hoorzitting. De essentie bij de behandeling van het initiatief is, dat niet volstaan wordt met een schriftelijke afhandeling naar de initiatiefnemer, maar dat hij betrokken wordt bij het debat voorafgaande aan de besluitvorming. De praktische uitwerking zoals spreektijd, een plaats in de (plenaire) zaal kan verschillen per burgerinitiatief. De initiatiefnemer kan bijvoorbeeld in de slotfase van het debat (al dan niet na afloop van de beraadslaging)
maximaal 3 minuten fysiek een plaats gegeven worden om de Kamer toe te spreken of een gemachtigde aanwijzen dit te doen.
Buitenlandse ervaringen met burgerinitiatieven
Uit het ambtelijke contact met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is duidelijk geworden dat er geen internationale vergelijking beschikbaar is. Op dit moment wordt daar wel aan gewerkt door het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA) te Stockholm, een internationale organisatie waar ook Nederland lid van is. De resultaten van dit onderzoek worden pas in de loop van volgend jaar verwacht.
Afstemming met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
In de ambtelijke voorbereiding is een aantal malen contact geweest met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze contacten waren technisch van aard. Op politiek bestuurlijk niveau heeft geen overleg plaatsgehad. Uiteraard zal over de praktische uitwerking zoals de controle op authenticiteit van de handtekeningen nader overleg moeten worden gevoerd met het ministerie.
Stijging aantal (openbare) vergaderingen
Geraamd is dat het burgerinitiatief naar schatting zal leiden tot een stijging van 5% van het aantal (openbare) vergaderingen. De schatting is gebaseerd op het aantal petities dat jaarlijks aan de Kamer wordt aangeboden. In 2003 zijn 141 petities aangeboden. Op grond daarvan wordt geschat dat er jaarlijks circa 30 burgerinitiatieven worden voorgesteld. Alle burgerinitiatieven moeten ontvangen en beoordeeld worden, vragen een zorgvuldige en serieuze behandeling, en er moet een politieke beslissing worden genomen op elk initiatief. Dat betekent meer overleggen per jaar. Wanneer er 30 extra openbare vergaderingen per jaar plaatsvinden boven de 590 (in 2003), betekent dit een stijging van 5%.
Tot slot
Het burgerinitiatief is een concrete maatregel van bestuurlijke vernieuwing om de afstand tussen burger en politiek te verkleinen en de relatie tussen hen te verbeteren. Het biedt burgers de mogelijkheid om buiten verkiezingen om onderwerpen op de landelijke politiek agenda te plaatsen. Daarmee kan een brug geslagen worden tussen ideeën in de samenleving en discussies in de Kamer, waardoor de politieke discussies scherper kunnen worden.
Het burgerinitiatief kan leiden tot oplossingen voor problemen en bijdragen aan een gezonde sociale infrastructuur. Er is geprobeerd het aantal inhoudelijke en procedurele beperkingen bij het burgerinitiatief zo klein mogelijk te houden om de drempels om de burger dichter bij de politiek te krijgen, zo laag mogelijk te maken.
Het Presidium stelt voor de inwerkingtreding te bepalen op 1 januari 2006. Er zal een gedegen communicatieplan worden opgesteld om de burger te informeren over het burgerinitiatief.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
F.W. Weisglas
-----------------------
Bijvoorbeeld in Amersfoort 1, Utrecht 25, Assen 30, Hoorn 50, Schiedam 100, Raalte 191, Den Haag buurtgericht 250, Den Haag wijkgericht 1000 en Den Haag stadsgericht 2500.
Bijvoorbeeld Amsterdam (stadsdeel Bos en Lommer) en Enschede.
30 140
Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het Reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief
Nr. 2 Voorstel tot Wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd:
I.
Artikel 20 komt te luiden:
Artikel 20. De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
1. Er is een commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, waarvan de werkwijze bij afzonderlijk door de Kamer vast te stellen reglement wordt geregeld.
2. Zij is belast met het uitbrengen van verslag over alle door de Kamer of een commissie van de Kamer in haar handen gestelde verzoekschriften en burgerinitiatieven. Zij is tevens belast met het uitbrengen van verslag over onderzoeksrapporten van de Nationale ombudsman, indien daartoe aanleiding is.
3. De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven toetst of een burgerinitiatief voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, genoemd in artikel 132a, en aan de vormvereisten, vastgesteld in het in het eerste lid bedoelde reglement.
4. Elk verslag over een verzoekschrift en een burgerinitiatief bevat een duidelijke conclusie of een behandelingsvoorstel.
5. De commissie is bevoegd mondeling of schriftelijk in overleg te treden met de regering en de Nationale ombudsman.
6. De commissie kan aan een vaste of algemene commissie verzoeken haar van advies te dienen of namens haar een onderzoek in te stellen en daaromtrent aan haar verslag uit te brengen, waarna zijzelf aan de Kamer verslag uitbrengt.
II.
Ingevoegd wordt een nieuw hoofdstuk, luidende:
HOOFDSTUK XA BURGERINITIATIEF
Artikel 132 a.
1. Het burgerinitiatief is een voorstel om een onderwerp voor behandeling door de Kamer voor te dragen en is gericht op de vervaardiging, wijziging of intrekking van een wettelijke regeling dan wel op het te voeren regeringsbeleid.
2. Het burgerinitiatief kan niet betreffen:
a. een aangelegenheid van een decentrale overheid;
b. een vraag over, klacht of bezwaar tegen het regeringsbeleid;
c. een onderwerp waarover korter dan één jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de Kamer een besluit is genomen, behoudens in het geval van substantiële en voldoende concrete nieuwe feiten of omstandigheden die ten tijde van de beraadslaging over het onderwerp in de Kamer niet bekend waren.
d. belastingen en begrotingen;
e. zaken die in strijd zijn met de Grondwet en de goede zeden;
3. In het reglement, bedoeld in artikel 20, eerste lid, kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.
4. De initiatiefnemer kan verzocht worden een toelichting te geven op zijn burgerinitiatief. De initiatiefnemer kan door de Kamer worden uitgenodigd het woord te voeren aan het slot van de beraadslaging.
5. De Kamer neemt ten aanzien van elk geagendeerd burgerinitiatief een besluit.
Toelichting
Het burgerinitiatief is inmiddels ingevoerd op gemeentelijk en provinciaal niveau. Op landelijk niveau bestaat het burgerinitiatief nog niet.
Het voorstel is om het burgerinitiatief in beginsel tijdelijk voor een periode van 2 jaar mogelijk te maken en daarna te evalueren .
Invoering van het burgerinitiatief heeft diverse voordelen, waarvan de belangrijkste is dat het burgerinitiatief de afstand tussen burger en politiek kan verkleinen. Nadelen zijn er ook; onzorgvuldig afgehandelde burgerinitiatieven kunnen veel schade berokkenen. Daarom is een zorgvuldige werkwijze noodzakelijk. Met een afzonderlijke toetsing op toelaatbaarheid van burgerinitiatieven door de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven en de verplichting om ten aanzien van elk burgerinitiatief een besluit te nemen denkt het Presidium dit te waarborgen.
Voor de werkwijze van de commissie voor de Verzoekschriften is een afzonderlijk reglement door de Kamer vastgesteld. Het voorstel is om de Commissie voor de Verzoekschriften te wijzigen in Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven en deze commissie te belasten met de initiële behandeling van burgerinitiatieven. De commissie adviseert de Kamer in de eerste plaats over de toelaatbaarheid van het burgerinitiatief. De commissie beoordeelt of het burgerinitiatief voldoet aan de criteria volgens de bepalingen van hoofdstuk XA en de voorwaarden in het Reglement voor de commissie.
De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven adviseert in de tweede plaats hoe het burgerinitiatief behandeld zou kunnen worden en ziet toe op het informeren over en betrekken van de initiatiefnemer bij het proces. In veel gevallen zal de commissie adviseren het burgerinitiatief voor verdere behandeling in handen te stellen van een vaste commissie uit de Kamer. In dat geval zal de commissie voor de Verzoekschriften in haar verslag aan de Kamer, waarin zij dit voorstel doet, standaard het voorstel moeten opnemen dat de commissie die de behandeling van het burgerinitiatief overneemt op haar beurt verslag moet uitbrengen aan de Kamer. Uiteindelijk beslist immers de Kamer zowel procedureel als inhoudelijk over het burgerinitiatief.
Introductie van het burgerinitiatief wordt slechts zinvol geacht indien de initiatiefnemers intensiever bij de parlementaire behandeling worden betrokken dan uitsluitend door middel van een hoorzitting. De initiatiefnemer kan bijvoorbeeld in de slotfase van het debat (al dan niet na afloop van de beraadslaging) maximaal 3 minuten fysiek een plaats gegeven worden om de Kamer toe te spreken.
-----------------------
De evaluatie zal met namen dienen te gaan om het opsporen van lekken in de regelgeving voor het burgerinitiatief, het opvolgingstraject in kaart te brengen (wat doen de Kamer en het kabinet met de burgerinitiatieven) en hoe hebben initiatiefnemers het traject ervaren.
---- --
30 140
Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het Reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief
Nr. 3 Voorstel tot wijziging van het Reglement voor de Commissie voor de Verzoekschriften
Het Reglement voor de Commissie voor de Verzoekschriften wordt vervangen door het navolgende Reglement voor de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. Kamer, de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
b. commissie, de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven uit de Kamer;
c. verzoekschrift, een door de Kamer ingevolge artikel 20, tweede lid, van het Reglement van Orde in handen van de commissie gesteld geschrift;
d. burgerinitiatief, een door de Kamer ingevolge artikel 20, tweede lid, van het Reglement van Orde in handen van de commissie gesteld burgerinitiatief, als bedoeld in Hoofdstuk XA van het Reglement van Orde;
e. rapport, een door de ombudsman ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman opgesteld rapport waarover hij, op grond van artikel 28, derde lid, van die wet, de Kamer heeft ingelicht;
f. overheid, openbare lichamen en hun organen, waaronder begrepen rechtpersonen, die, hetzij direct, hetzij indirect, geheel of gedeeltelijk worden geëxploiteerd voor rekening van een of meer publiekrechtelijke lichamen.
Artikel 2. Onderzoek
1. De commissie kan een onderzoek instellen naar aangelegenheden, aan de orde gesteld in verzoekschriften, betreffende de wijze, waarop de overheid haar taak vervult.
2. De commissie kan een onderzoek instellen naar aangelegenheden, aan de orde gesteld in burgerinitiatieven.
3. De commissie kan een onderzoek instellen naar de wijze waarop de overheid gevolgen verbindt aan rapporten. Zij kan besluiten een rapport in handen te stellen van een commissie uit de Kamer die daarvoor het meest aangewezen lijkt.
4. Het onderzoek, bedoeld in het eerste en derde lid, vindt plaats indien en voorzover voor het handelen of nalaten door de overheid een minister of staatssecretaris direct of indirect verantwoording aan de Staten-Generaal verschuldigd is.
5. De commissie kan in haar onderzoek mede betrekken de vraag of in bepaalde gevallen de overheid al dan niet een taak zal moeten gaan vervullen.
Artikel 3. Uitsluiting
Een onderzoek als bedoeld in artikel 2 strekt zich niet uit tot de taakvervulling van:
a. de Kamers der Staten-Generaal en de leden en ambtenaren daarvan;
b. de Raad van State en de leden en ambtenaren daarvan;
c. de Algemene Rekenkamer en de leden en ambtenaren daarvan;
d. de Nationale ombudsman en diens ambtenaren;
e. de leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast;
f. andere personen of leden van colleges, met rechtspraak of arbitrage belast;
Artikel 4. Verslag, jaarverslag
1. De commissie brengt ten aanzien van een verzoekschrift, burgerinitiatief of rapport verslag uit aan de Kamer, tenzij de commissie daartoe geen termen aanwezig acht.
2. Dit verslag bevat een voorstel aan de Kamer met de gronden waarop dit voorstel steunt; dit verslag wordt, indien van toepassing, aan de indiener van het verzoekschrift of het burgerinitiatief toegezonden.
3. De commissie kan een verzoekschrift of burgerinitiatief dat in overweging geeft de wet of een algemeen verbindende regeling voor te bereiden dan wel te wijzigen of een bepaalde beleidslijn te wijzigen, in handen stellen van een commissie uit de Kamer die daarvoor het meest lijkt aangewezen.
4. De commissie brengt voorts jaarlijks een verslag uit over haar werkzaamheden in het afgelopen vergaderjaar.
5. Elk verslag van de commissie wordt openbaar gemaakt.
Artikel 5. Beperkingen
1. De commissie doet aan de Kamer het voorstel niet te treden in verzoeken ondermeer, indien haar na onderzoek blijkt dat:
a. inwilliging in strijd zou zijn met de wet dan wel met wettig totstandgekomen algemeen verbindende regelingen;
b. enig of met administratieve rechtspraak belast college, over de in een verzoekschrift omschreven aangelegenheid een uitspraak heeft gedaan, dan wel indien adressant beroep heeft of had kunnen instellen op een zodanig college, doch nagelaten heeft dit te doen;
c. de Kroon, gehoord de Raad van State, ter zake van een door adressant omschreven aangelegenheid, uitspraak heeft gedaan, tenzij de Kroon contrair is gegaan;
d. adressant beroep heeft of had kunnen instellen op de Kroon, doch nagelaten heeft dit beroep in te stellen;
e. scheidsmannen ter zake van een door adressant omschreven aangelegenheid uitspraak hebben gedaan dan wel indien adressant beroep heeft of had kunnen instellen op scheidsmannen en nagelaten heeft dit beroep in te stellen;
f. het verzoek betreft een aangelegenheid van een mede-overheid;
2. De commissie kan in afwijking van het in het eerste lid bepaalde een voorstel aan de Kamer doen om wel te treden in een verzoek, indien uitzonderlijk omstandigheden dan wel het algemeen belang ontleende overwegingen haar daartoe aanleiding geven. Zodanig voorstel tot afwijking wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder f, niet gedaan, indien door het lagere publiekrechtelijke lichaam een regeling is getroffen voor een zo onpartijdig mogelijk onderzoek van verzoekschriften.
3. Indien haar zulks geraden voorkomt, licht de commissie adressant in over de voor hem openstaande rechtsmiddelen, voorzover die niet blijken uit de gronden, welk een voorstel aan de Kamer steunen.
Artikel 6. Terzijdelating
1. Indien een adressant cq. initiatiefnemer, nadat de Kamer omtrent zijn verzoekschrift cq. burgerinitiatief reeds een beslissing heeft
genomen, opnieuw een verzoekschrift of burgerinitiatief indient, dat geen nieuwe feiten bevat of nieuwe gezichtspunten opent, kan de commissie dit laatste verzoekschrift of burgerinitiatief zonder daaraan gevolg te geven terzijde leggen. Adressant cq. initiatiefnemer wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.
2. Indien een verzoekschrift bij de Kamer wordt ingediend omtrent een aangelegenheid waaromtrent de Eerste Kamer reeds een beslissing heeft genomen naar aanleiding van een door adressant tot die Kamer gericht verzoekschrift of waaromtrent de Nationale ombudsman reeds een rapport heeft uitgebracht, neemt de commissie- tenzij zij van mening is dat het verzoekschrift nieuwe feiten bevat dan wel nieuwe gezichtpunten opent welke een nieuw onderzoek rechtvaardigen- dit verzoekschrift niet in behandeling. Adressant wordt hiervan schriftelijk op de hoogtegesteld.
Artikel 7. Rapporteur
De commissie kan ten aanzien van een verzoekschrift, burgerinitiatief of een rapport een of meer van haar leden benoemen tot lid-rapporteur.
Artikel 8. Inlichtingen
De commissie kan een afschrift van een verzoekschrift, burgerinitiatief of een rapport zenden aan de minister of staatssecretaris die daarvoor naar haar oordeel het meest in aanmerking komt met het verzoek om naar aanleiding daarvan inlichtingen te verstrekken.
Artikel 9. Vormvereisten met betrekking tot verzoekschriften
Om een verzoekschrift voor onderzoek door de commissie in aanmerking te doen komen, dient het verzoekschrift te bevatten:
a. naam, adres, en handtekening van de verzoeker of diens gemachtigde;
b. een uitzetting van de redenen welke tot de indiening van het verzoekschrift hebben geleid en van het belang dat een verzoeker heeft bij een onderzoek door de commissie.
Artikel 9a. Vormvereisten met betrekking tot burgerinitiatieven
Om een burgerinitiatief voor onderzoek door de commissie in aanmerking te doen komen, dient het burgerinitiatief te bevatten:
a. naam, adres, geboortedatum en handtekening van een of meer natuurlijk personen;
b. een bijlage waaruit blijkt dat tenminste 15.000 natuurlijke personen het voorstel steunen door bekendmaking van hun naam, geboortedatum en handtekening;
c. een nauwkeurige omschrijving van het voorstel alsmede een nauwkeurige motivering daarvan.
Artikel 10. Bijzondere voorwaarden met betrekking tot burgerinitiatieven
Een burgerinitiatief komt slechts voor onderzoek door de commissie in aanmerking indien de personen bedoeld in het vorige artikel ingezetenen van Nederland zijn en de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.
Artikel 11. Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op hetzelfde tijdstip waarop de wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in verband met de invoering van het burgerinitiatief (kamerstukken II 30.) in werking treedt.')
') In werking getreden op 1 januari 2006.
Toelichting
Artikel 9a.
I. Met betrekking tot burgerinitiatieven is de bepaling opgenomen dat voor het burgerinitiatief op landelijk niveau 15.000 handtekeningen van ingezetenen van Nederland van 16 jaar en ouder zijn vereist om een burgerinitiatief in te dienen. Voor het voorgestelde aantal is gekeken naar het benodigde aantal handtekeningen voor een gemeentelijk burgerinitiatief (tussen 1 in Amersfoort en 2500 in Den Haag), een referendum op gemeentelijk niveau, en de kiesdeler bij landelijke verkiezingen (in 2003 64.363). Procedurele en inhoudelijke beperkingen aan het burgerinitiatief dienen zo klein mogelijk te blijven om de drempels om de burger dichter bij de politiek te krijgen zo laag mogelijk te maken;
Artikel 10
Als bijzondere voorwaarde wordt voorgesteld dat iedereen die ingezeten is van Nederland én 16 jaar en ouder is een burgerinitiatief kan indienen. Bij de leeftijdsbepaling is gekeken naar de Kieswet en de Rijkswet op het Nederlanderschap (vanaf 18 jaar), het brommerrijbewijs (vanaf 16 jaar), identificatieplicht (vanaf 14 jaar) en het jeugdparlement (vanaf 12 jaar). Met de keuze voor 16 jaar wordt aangesloten bij de leeftijdsgrens die door veel gemeenten wordt gehanteerd voor de lokale burgerinitiatieven en bij de leeftijdsgrens voor het brommerrijbewijs. Met het stellen van een lage leeftijdsgrens wordt het mogelijk dat ook jongeren actief betrokken worden bij de politieke besluitvorming.
-----------------------
Het doel is de handtekeningen zo eigentijds en praktisch mogelijk te ontvangen (bijvoorbeeld digitaal).
---- --
Tweede Kamer der Staten Generaal