Gemeente Echt-Susteren
Eerste Keltische muntschat van Nederland gevonden
Naar aanleiding van een vondstmelding van een amateur-archeoloog
vonden archeologen van de Vrije Universiteit en de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek op een akker in het Limburgse Echt
een Keltische muntschat van zeventien munten. Deze zijn van zilver,
vermengd met koper en wat goud. De ontdekking heeft grote
wetenschappelijke betekenis en vormt een unicum voor de Nederlandse
archeologie: het is de eerste Keltische muntschat uit ons land. De
Provincie Limburg is bijzonder verheugd over deze vondst. Gedeputeerde
Odile Wolfs: "Opnieuw staat Limburg in de schijnwerpers van de
archeologie. De Archeologiemanifestatie Limburg die wij twee maanden
geleden gestart hebben krijgt met deze vondst een geweldige impuls."
De muntschat was gedurende de persconferentie afgelopen zaterdag voor
het eerst te zien voor het publiek. Waarschijnlijk dateren de munten
van tussen 50 en 20 voor Christus. Hoewel het om Keltische munten
gaat, zijn ze geslagen door enkele Germaanse stammen, waaronder de
Bataven. Waarschijnlijk gebruikten de leiders van deze stammen de
munten om hun semi-militaire volgelingen te kunnen belonen voor
bewezen diensten en trouw.
De vondst bevestigt dat de Nederrijnse regio, en met name de Limburgse
Maasvallei, behoort tot de invloedssfeer van de Keltische La
Tènecultuur. Een hele serie andere archeologische vondsten wijst in
dezelfde richting. Dat alles duidt erop dat de Late
IJzertijdsamenlevingen in Zuid-Nederland complexer waren dan we ons
tot voor kort realiseerden. Het gaat hier niet om een wereld van
louter losse boerderijen en kleine gehuchten.
Het verhaal van de nu gevonden muntschat begon toen een
amateur-archeoloog met het blote oog een zilveren Keltische munt op de
akker vond. Enkele weken later kwam hij terug op die plek en
verzamelde er tot zijn eigen verbazing nog zeven munten. Hij meldde
zijn ontdekking aan prof. dr. Nico Roymans, deskundige op het gebied
van de archeologie van Keltische samenlevingen. Deze vermoedde meteen
een verploegde muntschat, en stelde voor op de betreffende plek een
kleine opgraving uit te voeren. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek en de VU voerden deze opgraving tussen 15 en 18 april
uit, met steun van de provincie Limburg.
De resultaten van dat onderzoek: op de plek waar de eerdere munten
waren aangetroffen, vonden de onderzoekers los in de bouwvoor negen
nieuwe exemplaren van hetzelfde type. Er bestaat geen twijfel over dat
het hier om een verploegde schat gaat. Twee munten plakten zelfs nog
aan elkaar. Bovendien bleek uit het onderzoek dat op dezelfde plaats
zich oudere graven uit de Vroege IJzertijd (ongeveer 700 v.Chr) en
jongere graven uit de Romeinse tijd bevinden.
Deze vondst mag dan uniek zijn, hij komt toch niet helemaal
onverwacht. De afgelopen decennia zijn in Midden- en Zuid-Nederland
met een zekere regelmaat losse gouden en zilveren Keltische munten
gevonden, waaruit blijkt dat deze regio vanaf eind tweede eeuw v.Chr.
behoort tot het circulatiegebied van Keltische munten. Vlak over de
Nederlandse grens zijn goudschatten aangetroffen in het Duitse
Niederzier en in Beringen en Heers in Belgisch Limburg. Het was dus
eigenlijk wachten op de eerste Nederlandse muntschat.
Rijnlandse regenboogschoteltjes'
De munten behoren tot de groep van de Rijnlandse
regenboogschoteltjes'. Kenmerkend is het schotelvormige profiel met
specifieke afbeeldingen, ondermeer van een driebeen. Deze muntgroep
kent een lange geschiedenis van bijna een eeuw, waarin de munten
geleidelijk evolueerden van hoogwaardige goudstukken (type Mardorf)
naar vrijwel koperen exemplaren (type Bochum). De oorsprong van de
reeks ligt in het Duitse Hessen. Na het midden van de eerste eeuw
v.Chr. verschuift het centrum van de circulatie en wellicht ook de
productie naar het Nederrijnse gebied en met name de Bataafse regio.
De archeologen hebben een vermoeden over hoe oud de gevonden muntschat
is. Het hoge zilvergehalte en gewicht van de munten en de goede
kwaliteit van de muntbeelden pleiten ervoor deze te plaatsen tussen de
vroege goudstukken van het type Mardorf en de jongste, sterk
koperhoudende stukken van het type Bochum. De Echtse munten zijn nauw
verwant aan enkele munten uit de goudschat van Fraire in Waals België,
die gezien de verdere samenstelling van de schat rond het midden van
de eerste eeuw v.Chr. zal zijn begraven. Bijzonder van de munten uit
Echt is echter dat op 14 van de 17 exemplaren kleine bijtekens'
aanwezig zijn op de keerzijde. Dit pleit ervoor de munten uit de schat
van Echt wat jonger te dateren, zo tussen 50 en 20 v. Chr.
Wie de Echtse munten geslagen heeft en waar, stelden de archeologen
vast op grond van de spreidingsbeelden van de gevonden subtypen.
Gezien de bijtekens' op de munten kunnen sommige in het Nederlandse
rivierengebied zijn geslagen, wellicht door de zich toen daar
formerende Bataafse gemeenschap die de oorspronkelijk rechtsrijnse
munttraditie in Nederland voortzette. Voor andere bijtekens hoort
echter een herkomst uit het Hessische gebied (Dünsberg?) ook tot de
mogelijkheden. Deze exemplaren kunnen zijn gemaakt door een daar
woonachtige Germaanse stam.