P E R S
9202/05 (Presse 124) 1
NL
RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE
NL
9202/05 (Presse 124)
(OR. fr)
PERSMEDEDELING
2666e zitting van de Raad Economische en Financiële Zaken
Luxemburg, 7 juni 2005
Voorzitter Jean-Claude JUNCKER
Minister-president, minister van staat en minister van
Financiën van Luxemburg
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 2
NL
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
De Raad heeft geconstateerd dat de voorwaarden vervuld zijn om de regels betreffende de belasting
op inkomsten uit spaargelden op 1 juli aanstaande in werking te laten treden.
Hij heeft zijn goedkeuring gehecht aan een richtlijn ter voorkoming van het witwassen van geld,
met name voor de financiering van terrorisme, alsook aan een algemene oriëntatie betreffende een
ontwerp-richtlijn ter aanscherping van de verplichtingen inzake transparantie van de rekeningen
van ondernemingen. Hij heeft ook de vorig jaar ten aanzien van Nederland ingestelde procedure
bij een buitensporig tekort afgesloten.
De Raad heeft zich uitgesproken over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de
periode 2005-2008, over de regels betreffende de euromuntstukken en over de betrouwbaarheid
van de statistieken die bij de evaluatie van de begrotingssituatie van de lidstaten worden gebruikt.
7.VI.2005
1 Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het
betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens.
De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad
http://ue.eu.int.
Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor
het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde
internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.
9202/05 (Presse 124) 3
NL
INHOUD1
DEELNEMERS ............................................................................................................................ 5
BESPROKEN PUNTEN
BEGROTINGSSTATISTIEKEN.................................................................................................... 7
EUROMUNTSTUKKEN.............................................................................................................. 11
- Authentificatie van de muntstukken ..................................................................................... 11
- Nationale zijden van de muntstukken................................................................................... 11
- Wijziging van de gemeenschappelijke zijde van de muntstukken ......................................... 12
GLOBALE RICHTSNOEREN VOOR HET ECONOMISCH BELEID........................................ 13
PROCEDURE BIJ BUITENSPORIGE TEKORTEN.................................................................... 14
- Nederland - Intrekking van de procedure.............................................................................. 14
ONTWIKKELINGSFINANCIERING - MILLENNIUMDOELSTELLINGEN ............................ 15
WITWASSEN VAN GELD EN TERRORISMEFINANCIERING............................................... 17
BELASTINGEN.......................................................................................................................... 18
- Belasting op inkomsten uit spaargelden................................................................................ 18
- BTW-tarieven ...................................................................................................................... 19
- Interesten en royalty's........................................................................................................... 19
- Gevolgen van arresten van het Hof van Justitie .................................................................... 19
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 4
NL
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
- Jaarrekeningen van ondernemingen..................................................................................................................20
- Belastingregeling ondernemingen - Gedragscode .............................................................................................20
EXTERNE BETREKKINGEN
- Associatieovereenkomst met Roemenië - Raadgevend comité voor de regionale autoriteiten.............................21
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 5
NL
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
de heer Didier REYNDERS vice-eerste minister en minister van Financiën
Tsjechische Republiek
de heer Bohuslav SOBOTKA minister van Financiën
Denemarken:
de heer Thor PEDERSEN minister van Financiën
Duitsland:
de heer Hans EICHEL minister van Financiën
Estland:
de heer Aivar SÕERD minister van Financiën
Griekenland:
de heer Georgios ALOGOSKOUFIS minister van Economische Zaken en van Financiën
Spanje:
de heer Pedro SOLBES MIRA tweede vice-minister-president en minister van
Economische Zaken en Financiën
Frankrijk:
de heer Thierry BRETON minister van Financiën
Ierland:
de heer Brian COWEN minister van Financiën
Italië:
de heer Domenico SINISCALCO minister van Economische Zaken en van Financiën
Cyprus:
de heer Iacovos N. KERAVNOS minister van Financiën
Letland:
de heer Oskars SPURDZIhS minister van Financiën
Litouwen:
de heer Zigmantas BALÈYTIS minister van Verkeer
Luxemburg:
de heer Jean-Claude JUNCKER minister-president, minister van staat, minister van
Financiën
de heer Luc FRIEDEN minister van Justitie, minister van de Schatkist en van
Begroting, minister van Defensie
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel,
minister van Sport
Hongarije
de heer Tamás KATONA politiek staatssecretaris, ministerie van Financiën
Malta:
de heer Lawrence GONZI minister-president en minister van Financiën
Nederland:
de heer Gerrit ZALM vice-minister-president, minister van Financiën
Oostenrijk:
de heer Karl-Heinz GRASSER minister van Financiën
Polen:
de heer Wies³aw SZCZUKA onderstaatssecretaris, ministerie van Financiën
Portugal:
de heer Luís CAMPOS E CUNHA minister van Financiën en van Overheidsdienst
Slovenië:
de heer Andrej BAJUK minister van Financiën
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 6
NL
Slowakije:
de heer Vladimír TVAROSKA staatssecretaris, ministerie van Financiën
Finland:
de heer Antti KALLIOMÄKI vice-eerste minister en minister van Financiën
Zweden:
de heer Pär NUDER minister van Financiën
Verenigd Koninkrijk:
de heer Gordon BROWN minister van Financiën
Commissie:
de heer Joaquín ALMUNIA lid
de heer László KOVÁCS lid
mevrouw Dalia GRYBAUSKAITÉ lid
Andere deelnemers
de heer Lucas PAPADEMOS vice-president van de Europese Centrale Bank
de heer Philippe MAYSTADT president van de Europese Investeringsbank
de heer Caio KOCH-WESER voorzitter van het Economisch en Financieel Comité
de heer Jan Willem OOSTERWIJK voorzitter van het Comité voor de economische politiek
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:
Bulgarije:
de heer Milen VELCHEV minister van Financiën
Roemenië:
de heer Ionel POPESCU minister van Financiën
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 7
NL
BESPROKEN PUNTEN
BEGROTINGSSTATISTIEKEN
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad Ecofin van 2 juni 2004 heeft geconcludeerd dat het nodig is "Europese minimumnormen
te ontwikkelen voor de institutionele structuur van de statistische autoriteiten" en dat het van belang
is "de prioriteiten op het gebied van statistieken opnieuw te bezien en de (juridische) eisen voor
gebieden die thans minder belangrijk worden geacht, te beperken." De Raad Ecofin verwachtte
uiterlijk in juni 2005 voorstellen over deze onderwerpen.
In haar mededeling "Naar een Europese governancestrategie voor begrotingsstatistieken" van
22 december 2004 stelde de Commissie drie actiepunten voor: uitbreiding van de bestaande
wetgeving; verbetering van de operationele capaciteit van de betrokken Commissiediensten; en
vaststelling van Europese normen inzake de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht
van de nationale bureaus voor de statistiek. De Raad Ecofin van 17 februari 2005 verwelkomde de
mededeling en legde de nadruk op een reeks beginselen die als leidraad moet dienen voor de
toekomstige werkzaamheden ter verbetering van de statistische governance. De Raad benadrukte
het volgende: "Het voornaamste is en blijft dat wordt gezorgd voor adequate praktijken, middelen
en capaciteiten om op nationaal niveau statistieken van hoge kwaliteit te produceren. Het is de
verantwoordelijkheid van de lidstaten om ervoor te zorgen dat hun nationale bureaus voor de
statistiek over voldoende middelen beschikken om efficiënt te kunnen functioneren." Voorts
benadrukte de Raad Ecofin dat "de onafhankelijkheid van Eurostat met het oog op de vervulling van
zijn opdracht moet worden vergroot en formeel vastgelegd om duidelijkheid te verschaffen omtrent
de interne statistische governance van de betreffende Commissiediensten." Het Ecofin-verslag over
een betere uitvoering van het stabiliteits- en groeipact, dat op 23 maart 2005 door de Europese Raad
is goedgekeurd, heeft deze behoefte aan de ontwikkeling van statistische governance verscherpt1.
De Commissie heeft op 2 maart 2005 een voorstel aangenomen voor een verordening van de Raad
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93, wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het
kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft. Zij heeft op 25 mei 2005 een mededeling
aan het Europees Parlement en de Raad aangenomen waarin zij haar ideeën uiteenzet over een
betere governance van Eurostat en het Europees statistisch systeem, alsook beginselen aanreikt voor
het stellen van statistische prioriteiten. Voorts heeft de Commissie een aanbeveling uitgebracht over
de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire
statistische instanties.
1 In het Ecofin-verslag van maart 2005 wordt het volgende gesteld: "Het cruciale punt blijft dat er in adequate
praktijken, middelen en capaciteit moet worden voorzien om statistieken van hoge kwaliteit op nationaal en
Europees niveau te produceren, en zodoende de onafhankelijkheid, de integriteit en de verantwoordingsplicht
van de nationale statistische bureaus en van Eurostat te vrijwaren. Daarnaast moet de nadruk blijven liggen op
de ontwikkeling van de operationele capaciteit, het toezichtvermogen, de onafhankelijkheid en de
verantwoordingsplicht van Eurostat."
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 8
NL
De Raad Ecofin is over het algemeen ingenomen met de voorgestelde aanpak, alsook met de meeste
voorgestelde elementen, en wenst het volgende te benadrukken:
* Met het oog op de besprekingen in de Groep statistiek van de Raad (STATIS) en in het EFCsubcomité
voor statistiek, heeft de Commissie nu ook meer details gegeven over de beoogde
uitvoering van de inspectiebezoeken. Op basis daarvan is het gepaster deze bezoeken als
"methodologische bezoeken" te omschrijven. De door Eurostat uit te voeren bezoeken moeten
juridisch worden verduidelijkt met betrekking tot nieuwe verplichtingen voor de lidstaten, opdat
zij de voorgenomen verordening kunnen goedkeuren. De uitvoering van deze eventuele
methodologische bezoeken zal worden gebaseerd op nauwe coördinatie tussen alle betrokken
fora, in het bijzonder het EFC. In dit verband is het is van belang ervoor te zorgen dat de
eventuele methodologische bezoeken niet verder gaan dan het strikt statistische domein, hetgeen
tot uiting moet komen in de samenstelling van de delegaties. De beoordeling moet worden
toegespitst op aspecten die in de lijsten van de lidstaten worden vermeld, zoals de afbakening
van de overheidssector, de indeling van overheidstransacties en -schulden, en het moment van
registratie. Nadere preciseringen worden verwacht in het aanstaande Commissiedocument over
deze bezoeken. De praktische regelingen moeten worden besproken met de betrokken fora. Deze
zullen worden bekendgemaakt wanneer de verordening van de Raad wordt aangenomen. Voorts
kunnen sommige aspecten, zoals de statistische geheimhoudingsplicht, nog verder worden
behandeld. In dit verband moet het juiste evenwicht worden gevonden tussen de baten in de zin
van een hogere kwaliteit van de statistieken, en de kosten in de zin van grotere administratieve
lasten op EU- en nationaal niveau. "Contactbezoeken" moeten de regel zijn. Methodologische
bezoeken mogen alleen worden uitgevoerd indien Eurostat ernstige risico's of potentiële
problemen vaststelt in verband met de methoden, concepten en indelingen die worden toegepast
op de gegevens welke de lidstaten verplicht zijn te melden. Deze bezoeken zullen met name
relevant zijn in geval van eventuele belangrijke beslissingen die met betrekking tot een lidstaat
worden verwacht en die zullen worden genomen op basis van de gemelde begrotingsgegevens.
Deze bezoeken moeten worden beperkt tot de nationale autoriteiten die betrokken zijn bij de
kennisgeving in het kader van de buitensporigtekortprocedure. De ontwerp-verordening moet
dienovereenkomstig worden aangepast.
* Ingeval Eurostat een voorbehoud maakt bij de gegevens van de lidstaten, moet dit voorbehoud
tijdig vóór de bekendmaking van de beoordeling ter kennis van de lidstaten worden gebracht. Dit
moet worden ingepast in het strakke tijdschema van Eurostat dat niet meer dan drie weken heeft
om de gegevens voor de buitensporigtekortprocedure van 25 lidstaten te onderzoeken. De Raad
is derhalve van oordeel dat Eurostat eventuele voorbehouden drie werkdagen voor de bekendmaking
moet meedelen (in plaats van vijf werkdagen zoals is bepaald in de huidige versie van de
ontwerp-verordening). Artikel 16 van de ontwerp-verordening moet dienovereenkomstig worden
aangepast.
* In de artikelen 10 en 11 van de ontwerp-verordening wordt verwezen naar het overleg met het
CMFB. De rol, de bevoegdheidsgebieden en de werking van dit comité, alsmede zijn interactie
met Eurostat, waaronder ook het communicatiebeleid inzake de uiteindelijke Eurostat-besluiten
valt, moeten worden geëvalueerd. Het EFC moet uiterlijk eind 2005 over zijn bevindingen
verslag uitbrengen bij de Raad Ecofin.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 9
NL
* De capaciteit van de nationale bureaus voor de statistiek om te voldoen aan hoge normen op het
gebied van de statistiek hangt sterk af van de mogelijkheid om prioriteiten te stellen ten aanzien
van de lastendruk die de statistische eisen van de EU meebrengt voor de autoriteiten. Een
dergelijke prioriteitenstelling zou ook moeten leiden tot een vermindering van de administratieve
lasten voor de respondenten, vereenvoudigde wetgeving en de vrijmaking van middelen voor
nieuwe statistische ontwikkelingen. De Raad is derhalve ingenomen met de door Eurostat
aangevatte en thans nog lopende werkzaamheden ter beperking van de statistische eisen die zijn
overeengekomen vóór het EMU-actieplan. Deze werkzaamheden zullen verder worden
vergemakkelijkt door de door de Commissie voorgestelde beginselen voor de vaststelling van
positieve en negatieve prioriteiten. De overkoepelende maatstaf voor de beoordeling van
toekomstige en bestaande Europese statistische eisen moet hun relevantie voor het EU- en EMUbeleid
zijn. Voorts moeten kosten en baten zorgvuldig worden afgewogen en in de methode en
de uitvoeringsdetails worden weerspiegeld. Het is van essentieel belang dat de werkzaamheden
op dit belangrijke gebied worden bespoedigd. Bij deze werkzaamheden moet ten volle rekening
worden gehouden met de gedetailleerde voorstellen die de Task Force Verbeterde
Prioriteitenstelling in haar eindverslag heeft voorgelegd aan de 53e vergadering van het CSP in
mei 2004. De Raad verzoekt het EFC, bijgestaan door Eurostat en de ECB, vóór december 2005
een laatste stand van zaken op te maken in verband met de vorderingen bij de herschikking van
prioriteiten.
* De Raad is ingenomen met de Praktijkcode Europese Statistieken die het Comité statistisch
programma (CSP) op 24 februari 2005 heeft aangenomen, alsook met de aanbeveling van de
Commissie waarin wordt aangegeven hoe de uitvoering ervan kan worden gecontroleerd, maar
wijst erop dat de praktische details nog verder moeten worden uitgewerkt. De Raad is in het
bijzonder verheugd over de ideeën om te beginnen met een geleidelijke, over drie jaar gespreide
aanpak van zelfbeoordelingen en peer review-beoordelingen die resulteren in een
uitvoeringsverslag van de Commissie, alsook over de aanbeveling van de Commissie voor de
verspreiding van de praktijkcode. In de aanbeveling moet een oproep worden gedaan voor
krachtige politieke en institutionele steun op alle niveaus voor de volledig uitvoering.
* De Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie om een voorstel voor de oprichting
van een adviesorgaan op hoog niveau met politieke zichtbaarheid en bevoegdheden te
overwegen, teneinde de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van Eurostat en
het Europees statistisch systeem te versterken. In dit verband is het van belang zich verder te
beraden op de rol en de bevoegdheden van dit orgaan, de werkingssfeer (Eurostat of het gehele
Europees statistisch systeem) en samenstelling ervan, alsook op zijn verhouding tot het CEIES
(Europees Raadgevend Comité voor statistische informatie op economisch en sociaal gebied).
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 10
NL
* De professionele onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van Eurostat vloeien in hoge mate
voort uit zijn deskundigheid op het gebied van de statistiek en zijn operationeel vermogen om de
taken die zijn vermeld in Besluit 97/281/EG van de Commissie inzake de rol van Eurostat, te
vervullen. Voor de uitvoering van zijn permanente professionele taken moet Eurostat beschikken
over passende personele middelen.
* Tot slot maken bovengenoemde elementen volgens de Raad deel uit van een alomvattend pakket
ter verbetering van de statistische gegevens in de EU en ter beperking van de administratieve last
voor de nationale statistische instanties. De Raad roept alle betrokken partijen op hun
toezeggingen strikt na te komen, teneinde meer vooruitgang te kunnen boeken met alle
elementen van het pakket, en spoedig de resterende juridische instrumenten te kunnen
aannemen."
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 11
NL
EUROMUNTSTUKKEN
- Authentificatie van de muntstukken
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"Voor het publiek is het belangrijk dat in omloop zijnde euromunten echt en geschikt zijn. In dit
verband betuigt de Raad zijn waardering voor de aanbeveling van de Commissie betreffende de
authentificatie van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor
circulatie.
De aanbevolen procedures voor het deugdelijk functioneren van de betrokken muntverwerkingsapparatuur
hebben als beoogd resultaat dat de juiste hoeveelheden euromunten als authentiek
worden aangemerkt en dat zowel valse munten als ongeschikte munten of op euromunten
gelijkende voorwerpen worden verwijderd. De toepassing van deze procedure zal bijdragen tot de
correcte toepassing van de toepasselijke communautaire wetgeving.
Euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie kunnen door bedrijven of personen bij tot de
eurozone behorende lidstaten worden ingeleverd en dienen ongeacht de nationale zijde overeenkomstig
de aanbeveling te worden terugbetaald. Voor het inleveren van euromunten dienen, in
beginsel, uniforme behandelingskosten in rekening te worden gebracht. Voor kleine hoeveelheden
ongeschikte munten dienen evenwel geen kosten te worden aangerekend en lidstaten kunnen tevens
vrijstelling van kosten verlenen aan bedrijven die de autoriteiten helpen bij het uit de circulatie
halen van ongeschikte munten. Voorwaarde voor terugbetaling dient te zijn dat de ingeleverde
munten op passende wijze zijn verpakt, en het verdient aanbeveling de hoeveelheid, de echtheid en
het uiterlijk van de ingeleverde munten te verifiëren."
- Nationale zijden van de muntstukken
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad betuigt zijn waardering voor de door de Commissie in haar aanbeveling van 3 juni
vervatte en in nauwe samenwerking met de lidstaten opgestelde gemeenschappelijke richtsnoeren
voor de nationale zijde van euromunten.
In het bijzonder is de Raad het eens over het volgende:
* Aangezien euromunten in de hele eurozone circuleren, moeten de lidstaten door middel van hun
naam of een afkorting daarvan duidelijk aangeven welke de lidstaat van uitgifte is.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 12
NL
* De lidstaten mogen de denominatie van de munt, of delen daarvan, of de naam van de valuta of
de onderverdeling daarvan niet op de nationale zijde herhalen, tenzij een ander alfabet wordt
gebruikt. Het randschrift van de twee-euromunten mag de denominatie vermelden mits alleen het
cijfer '2' en/of de term 'euro' worden gebruikt.
* De lidstaten moeten elkaar in kennis stellen van het ontwerp van de nieuwe nationale zijde, met
inbegrip van het randschrift, voordat zij het ontwerp formeel goedkeuren. Daartoe zenden zij het
nieuwe ontwerp toe aan de Commissie, die de andere lidstaten zo spoedig mogelijk in kennis
stelt.
Deze voorschriften gelden voor alle toekomstige nationale zijden en randschriften van zowel
normale als herdenkingsmunten van de euro die voor circulatie zijn bestemd en die na de
aanneming van deze conclusies worden uitgegeven. Op de bestaande nationale zijden behoeft niets
te worden veranderd."
- Wijziging van de gemeenschappelijke zijde van de muntstukken
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De gemeenschappelijke zijde van de tweekleurige munten (1 en 2 euro) en de "Nordic gold"
munten (10, 20 en 50 cent) stelt momenteel de Europese Unie voor zoals zij er voor de uitbreiding
van 15 naar 25 lidstaten in mei 2004 uitzag.
Op basis van door de Commissie ingediende nieuwe ontwerpen, heeft de Raad derhalve beslist dat
de nodige technische voorbereidingen voor de aanpassing van de gemeenschappelijke zijde van
deze munten moeten worden afgerond, om ervoor te zorgen dat in de toekomst alle lidstaten van de
EU worden afgebeeld. De gemeenschappelijke zijde van de kleinste muntstukken (1, 2 en 5 cent)
stelt Europa in de wereld voor; deze hoeft dus niet te worden aangepast ingevolge de uitbreiding
van de Europese Unie.
Door deze beslissing tijdig te nemen wenst de Raad ervoor te zorgen dat landen die in de toekomst,
en mogelijk reeds vanaf 2007, de euro invoeren, munten met de nieuwe gemeenschappelijke zijde
kunnen slaan. De lidstaten van de bestaande eurozone zullen eveneens op de nieuwe gemeenschappelijke
zijde overschakelen zodra zij alle technische voorbereidingen hebben afgerond.
De nieuwe gemeenschappelijke zijde zal alleen voorkomen op munten die in de toekomst worden
geslagen. Alle euromunten die reeds in circulatie zijn, blijven volkomen geldig en worden niet
vervangen."
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 13
NL
GLOBALE RICHTSNOEREN VOOR HET ECONOMISCH BELEID
De Raad heeft een verslag aan de Europese Raad van 16 en 17 juni aanstaande aangenomen, met
betrekking tot de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) die voor de lidstaten
moeten worden opgesteld voor de periode 2005-2008. De GREB zullen door de Raad worden
aangenomen op basis van de conclusies van de Europese Raad.
Voor het komende jaar heeft de Raad de klemtoon gelegd op twee beleidsprioriteiten, namelijk:
* het vergroten van het vermogen van Europa om banen te scheppen;
* het vergroten van de productiviteitsgroei door middel van meer effectieve concurrentie en een
beter klimaat voor investeringen, met name in kennis en innovatie, tegen de achtergrond van een
op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid en binnen een op sociale samenhang en
ecologische duurzaamheid gericht kader.
Het verslag is door het Economisch en Financieel Comité opgesteld, met inaanmerkingneming van
de bijdragen van het Comité voor de economische politiek en het Comité van permanente
vertegenwoordigers.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 14
NL
PROCEDURE BIJ BUITENSPORIGE TEKORTEN
- Nederland - Intrekking van de procedure
De Raad heeft een beschikking aangenomen tot intrekking van zijn beschikking van juni
jongstleden betreffende het bestaan van een buitensporig overheidstekort in Nederland (9776/05).
Hij toonde zich ingenomen met de inspanningen van de Nederlandse overheid, waardoor zij erin
geslaagd is haar tekort van 3,2% van het bruto binnenlands product in 2003 terug te brengen tot
2,3% in 2004, en met de begrotingsprognoses die een tendens in dezelfde richting aangeven (2% in
2005 en 1,6% in 2006).
Het tekort in Nederland was in 2003 boven de in het Verdrag vastgestelde maximale
referentiewaarde van 3% BBP gestegen en de Raad had Nederland verzocht deze situatie uiterlijk
dit jaar te corrigeren.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 15
NL
ONTWIKKELINGSFINANCIERING - MILLENNIUMDOELSTELLINGEN
De Raad heeft met betrekking tot de strategie van de EU van gedachten gewisseld over de vragen
betreffende de financiering van de ontwikkelingssamenwerking die zijn ingegeven door de
evaluatie van de sedert 2000 geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen.
De strategie zal tijdens de bijeenkomst van de G8 van volgende maand en tijdens een topontmoeting
van de Verenigde Naties te New York van 14 tot en met 16 september worden
gepresenteerd.
Aan de hand van een gezamenlijk document van het huidige en het toekomstige voorzitterschap
(Luxemburg, respectievelijk Verenigd Koninkrijk) werd het debat toegespitst op het facultatieve
karakter van een heffing op de verkoop van vliegtuigtickets die wordt overwogen om bij te dragen
aan de financieringsbehoeften ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake officiële
ontwikkelingshulp. De Raad heeft de Commissie verzocht hem een analyse te presenteren van alle
vraagstukken betreffende een (verplichte of facultatieve) heffing op de verkoop van vliegtuigtickets.
In het document worden de volgende kwesties onder de loep genomen:
* de nieuwe streefcijfers voor de officiële ontwikkelingshulp;
* innovatieve financieringsbronnen;
* de heffing op vliegtuigtickets;
* de voorstellen betreffende een internationale financieringsfaciliteit;
* de multilaterale schuldenvermindering;
* de doeltreffendheid van de externe bijstand;
* de rol van de handel.
Gememoreerd zij dat de Raad tijdens zijn zitting "Externe Betrekkingen" van 23 en 24 mei
jongstleden zijn goedkeuring had gehecht aan tussentijdse collectieve streefcijfers in aansluiting op
de reeds op internationaal niveau aangegane verbintenissen om op middellange termijn 0,7% van
het bruto nationaal inkomen (BNI) aan ontwikkelingshulp te besteden (in 2006 0,39% BNI).
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 16
NL
De nieuwe streefcijfers houden in dat de lidstaten dit percentage tegen 2010 op 0,56% moeten
brengen, hetgeen jaarlijks 20 miljard euro extra zou opleveren. De lidstaten die de 0,51% nog niet
hebben bereikt, hebben zich ertoe verbonden zulks tegen 2010 te doen binnen hun respectieve
procedures voor de vaststelling van de begroting, en degene van de tien nieuwe lidstaten die de
0,17% nog niet hebben bereikt zullen binnen hun respectieve procedures voor de vaststelling van de
begroting het nodige doen om dit niveau tegen 2010 te bereiken.
De lidstaten hebben zich ertoe verbonden de verhouding van 0,7% te bereiken tegen 2015, waarbij
de nieuwe lidstaten zich zullen inspannen om tegen die datum een verhouding van 0,33% te
bereiken.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 17
NL
WITWASSEN VAN GELD EN TERRORISMEFINANCIERING
De Raad heeft ingestemd met een ontwerp-richtlijn tot voorkoming van het gebruik van het
financiële stelsel voor het witwassen van geld, met name voor terrorismefinanciering, en heeft
daarbij alle amendementen aanvaard die het Europees Parlement in eerste lezing had aangenomen.
Na bijwerking van de tekst, zal de richtlijn tijdens een volgende zitting zonder debat worden
aangenomen.
Deze richtlijn vervangt Richtlijn 91/308/EEG, waarvan de werkingssfeer wordt uitgebreid tot
terrorismefinanciering en tot personen en instellingen die er momenteel niet door worden bestreken.
De richtlijn strekt ertoe de aanbevelingen van een door de G7 opgerichte task force witwassen van
geld uit te voeren.
De richtlijn zal van toepassing zijn op natuurlijke of rechtspersonen die goederen verkopen tegen
betaling in contanten voor een bedrag van 15 000 euro of meer, ongeacht of de transactie in één
keer wordt verricht dan wel uit verscheidene verrichtingen bestaat die duidelijk met elkaar in
verband staan.
De lidstaten moeten de richtlijn voor 2007 uitvoeren.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 18
NL
BELASTINGEN
- Belasting op inkomsten uit spaargelden
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad herinnert aan zijn conclusies van januari 2003, juni 2003 en juni 2004, alsook aan zijn
beschikking van 19 juli 2004 waarbij de datum van toepassing van de richtlijn spaarbelasting wordt
gewijzigd van 1 januari 2005 in 1 juli 2005.
De Raad verwijst naar de voorwaarden die worden gesteld in artikel 17, lid 2, van de richtlijn
spaarbelasting en in de overeenkomstige artikelen van de respectieve overeenkomsten inzake
spaarbelasting tussen de Gemeenschap en 5 Europese derde landen (Andorra, Liechtenstein,
Monaco, San Marino, Zwitserland), en tussen de 25 lidstaten en de 10 betrokken afhankelijke en
geassocieerde gebieden (Guernsey, het eiland Man, Jersey, de Nederlandse Antillen, Aruba,
Anguilla, de Britse Maagdeneilanden, de Caymaneilanden, Montserrat en de Turks- en
Caicoseilanden), te weten dat de lidstaten en de andere verdragspartners de overeengekomen
maatregelen inzake spaarbelasting met ingang van 1 juli 2005 zullen toepassen mits alle verdragspartners
vanaf diezelfde datum dezelfde (de 10 betrokken gebieden) of gelijkwaardige maatregelen
(de 5 Europese derde landen) toepassen.
De Raad heeft op basis van een verslag van de diensten van de Commissie (doc. 9556/05 FISC 62)
de balans opgemaakt van de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de toepassing van de
richtlijn spaarbelasting in de Gemeenschap. De Raad heeft geconcludeerd dat alle lidstaten de
genoemde richtlijn in nationaal recht hadden omgezet en, onder voorbehoud van artikel 17, lid 2,
van de richtlijn, gereed waren om haar vanaf 1 juli 2005 toe te passen.
De Raad heeft op basis van verslagen van de diensten van de Commissie (doc. 9557/05 FISC 63) en
het secretariaat van de Raad (doc. 9558/05 FISC 64) ook de balans opgemaakt van de vooruitgang
die is geboekt in de betrekkingen met de vijf Europese derde landen en de tien betrokken
afhankelijke en geassocieerde gebieden. De Raad heeft geconcludeerd dat alle
veertig verdragspartners (vijfentwintig lidstaten, vijf Europese derde landen en de tien betrokken
gebieden) te kennen hadden gegeven dat zij gereed waren om de overeengekomen maatregelen
inzake spaarbelasting met ingang van 1 juli 2005 (voorlopig) toe te passen, zulks onder voorbehoud
van artikel 17, lid 2, van de richtlijn spaarbelasting en de overeenkomstige artikelen van de
respectieve overeenkomsten inzake spaarbelasting 1;
De Raad heeft overeenkomstig zijn conclusies van 12 april 2005 nagegaan of het secretariaat van de
Raad de schriftelijke toepassingswaarborgen heeft ontvangen (doc. 9536/05 FISC 60 + ADD 1).
1 Wat het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot de Nederlandse Antillen en Aruba betreft, heeft
Nederland niet twee bilaterale overeenkomsten maar een "rijkswet" toegezonden, waarin wordt bepaald dat de
overeengekomen maatregelen inzake spaarbelasting tussen deze partijen vanaf 1 juli 2005 worden toegepast,
zulks onder voorbehoud van artikel 17, lid 2, van de richtlijn spaarbelasting en de overeenkomstige artikelen
van de overeenkomsten inzake spaarbelasting.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 19
NL
De Raad heeft ook nota genomen van de bevestiging, overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de
richtlijn spaarbelasting en de overeenkomstige artikelen van de respectieve overeenkomsten inzake
spaarbelasting, door alle lidstaten, door Nederland namens de Nederlandse Antillen en Aruba, en
door het Verenigd Koninkrijk namens de vijf Caribische gebieden, dat zij de overeengekomen
maatregelen inzake spaarbelasting met ingang van 1 juli 2005 (voorlopig) zullen toepassen, zulks
onder voorbehoud van een informatieve nota I/A-punt van het secretariaat van de Raad waarin staat
dat dezelfde bevestiging van alle andere verdragspartners is ontvangen.
Op deze basis heeft de Raad de andere verdragspartners (Andorra, Liechtenstein, Monaco, San
Marino, Zwitserland, Guernsey, Jersey, het eiland Man) verzocht om, overeenkomstig artikel 17,
lid 2, van de richtlijn spaarbelasting en de overeenkomstige artikelen van de respectieve
overeenkomsten inzake spaarbelasting, te bevestigen dat zij de overeengekomen maatregelen inzake
spaarbelasting met ingang van 1 juli 2005 zullen toepassen, zulks onder voorbehoud van een
informatieve nota van het secretariaat van de Raad waarin staat dat dezelfde bevestiging van alle
andere verdragspartners is ontvangen. Teneinde dit proces te vergemakkelijken, zullen alle
verdragspartners toegang hebben tot de relevante informatie die het secretariaat van de Raad
elektronisch heeft opgeslagen."
- BTW-tarieven
De Raad heeft van gedachten gewisseld over de BTW-tarieven en is overeengekomen dat het
normale minimumtarief van 15% van toepassing moet blijven tot en met 31 december 2010.
- Interesten en royalty's
De Raad heeft een voorstel tot uitbreiding van de werkingssfeer van Richtlijn 2003/49/EG
betreffende uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen besproken.
Richtlijn 2003/49/EG strekt ertoe belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel te vermijden
door de bronbelasting op uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen uit
verschillende lidstaten op te heffen. Met de voorgestelde wijziging wordt beoogd de lijst van
ondernemingen waarop de richtlijn van toepassing is, aan te vullen met de ondernemingen van de
tien nieuwe lidstaten en met specifieke juridische entiteiten zoals de Europese vennootschap en de
Europese coöperatieve vennootschap.
De Raad heeft er nota van genomen dat de door het voorzitterschap uitgewerkte tekst van de
richtlijn voor de grote meerderheid van de delegaties aanvaardbaar is.
- Gevolgen van arresten van het Hof van Justitie
De ministers hebben zich tijdens de lunch gebogen over de kwestie van de gevolgen voor de
begroting van de arresten van het Hof van Justitie op fiscaal gebied.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 20
NL
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
Jaarrekeningen van ondernemingen
De Raad heeft, in afwachting van het advies van het Europees Parlement in eerste lezing, zijn
goedkeuring gehecht aan een algemene oriëntatie betreffende een voorstel voor een richtlijn dat
ertoe strekt het vertrouwen van beleggers en aandeelhouders in de jaarrekeningen en de
geconsolideerde jaarrekeningen van ondernemingen te versterken (9588/05 ADD 1 en ADD2).
De tekst voorziet in strengere verplichtingen inzake informatieverstrekking en in een collectieve
verantwoordelijkheid van de leden van de bestuursorganen van de onderneming. Hij strekt tot
aanvulling van andere communautaire maatregelen, met name de actieplannen van de Commissie
inzake financiële diensten en de verbetering van goed ondernemingsbestuur.
Met deze ontwerp-verordening wordt niet alleen beoogd de betrouwbaarheid van de rekeningen van
ondernemingen te vergroten, maar moet ook een evenwicht worden gevonden om te voorkomen dat
de ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, met nieuwe administratieve
verplichtingen worden overstelpt. De toekomstige richtlijn zal de bestaande
"jaarrekeningenrichtlijnen" (76/660/EEG en 83/349/EEG) wijzigen.
Belastingregeling ondernemingen - Gedragscode
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"De Raad
* verheugt zich over de door de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) gemaakte
vorderingen, zoals weergegeven in haar verslag (doc. 9427/05 FISC 55).
* neemt er nota van dat de Groep gedragscode de voorgestelde herziene of vervangende
maatregelen, genoemd in de punten 22 tot en met 24, en de in punt 25 van doc. 9427/05 FISC 05
genoemde maatregel inzake inkomsten uit beursverrichtingen heeft getoetst aan de in de
gedragscode vastgestelde criteria en heeft vastgesteld dat geen van deze maatregelen schadelijk
is in de zin van de gedragscode;
* komt overeen dat de voorgestelde herziene of vervangende maatregelen, genoemd in de punten
12, 14, 15 en 17 van doc. 9427/05 FISC 55 toereikend zijn om alle schadelijke aspecten van de
maatregelen terug te draaien.
7.VI.2005
9202/05 (Presse 124) 21
NL
* verzoekt de Groep om de standstill en de uitvoering van de terugdraaiing te blijven volgen en
vóór het einde van het Britse voorzitterschap verslag uit te brengen aan de Raad.".
EXTERNE BETREKKINGEN
Associatieovereenkomst met Roemenië - Raadgevend comité voor de regionale autoriteiten
De Raad heeft een besluit aangenomen tot goedkeuring van de oprichting van een gemengd
raadgevend comité in de Associatieraad EU-Roemenië, dat de regionale autoriteiten zal
vertegenwoordigen (9324/05, 1801/05).
Dit comité heeft tot taak de dialoog en samenwerking tussen de regionale en lokale autoriteiten van
de EU en Roemenië te bevorderen. Het zal bestaan uit vertegenwoordigers van het Comité van de
Regio's van de EU en van het Roemeens verbindingscomité voor de samenwerking met het Comité
van de Regio's.
We t s t r a a t 1 7 5 B - 1 0 4 8 B R U S S E L T e l . : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 5 6 0 8 3 / 6 3 1 9 F a x : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 5 8 0 2 6
press.office@consilium.eu.int http://ue.eu.int/Newsroom
European Union