Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Inleiding tijdens de algemene ledenvergadering van de NVV
Inleiding door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de heer dr. C.P. Veerman, tijdens de algemene ledenvergadering van de NVV, op dinsdag 7 juni 2005 in Ugchelen.
Vorig jaar was ik te elfder ure verhinderd bij uw tienjarig bestaan. Dit jaar hebt u mij opnieuw uitgenodigd en dat waardeer ik zeer, maar dat betekent niet dat ik u vandaag in de watten ga leggen. Nu ik dit zeg, denkt u misschien dat uw voorman Willie van Gemert mij terecht een dictator heeft genoemd. Maar ik wil nu juist een open en eerlijke discussie met u voeren; ik wil u recht in de ogen kijken. En dat is nu typisch iets wat een dictator níet doet.
U weet zelf net zo goed als ik, dat we al enige tijd met elkaar van inzicht verschillen over de wisselwerking tussen markt en producent. Daarom is de belangrijkste vraag die ik vandaag aan u wil stellen: wie begint?
Dat lijkt misschien een cryptische vraag. Daarom zal ik hem eens aanvullen: wie begint met het realiseren van een duurzaam product? Welke marktpartij is aan zet? Als NVV stelt u zich op het standpunt dat de consument moet willen betalen voor een maatschappelijk verantwoord product. Zolang de consument dat niet (of te weinig) doet, levert u een bulkproduct voor de kiloknaller. Ik ben het gedeeltelijk met u eens: de consument moet willen betalen.
Een actueel punt van aandacht en zorg voor overheid en bedrijfsleven is natuurlijk het nieuwe mestbeleid. Afgelopen donderdag heeft de Tweede Kamer ingestemd met het vereenvoudigen van het stelsel van dierrechten. En vandaag is ook ingestemd met het gebruiksnormenstelsel. ) Met deze wetsvoorstellen gaat Nederland de Nitraatrichtlijn naleven. Ik wil hier ingaan op enkele onderdelen.
Het doel van het mestbeleid is schoon grondwater en oppervlaktewater. Dat is nationaal beleid, maar het is ook afgesproken in Europees verband, want ook de Kaderrichtlijn Water gaat hierover. Naast stikstof gaat het ook over fosfaat. Voor fosfaat moeten we een evenwichtsbemesting bereiken in 2015.
Voor de varkenssector blijft de kern van het beleid dat elke ondernemer moet aantonen dat hij zijn dierlijke mest verantwoord afzet. Via de stalbalans wordt in beeld gebracht hoeveel mineralen het bedrijf produceert. Om aan te tonen dat het bedrijf voldoende mest afvoert, dient u de mest te bemonsteren, analyseren en wegen.
Iedereen moet zich aan de spelregels houden. Daarom worden de voorschriften voor afvoer van mest aangescherpt. GPS en AGR worden verplicht en de controle wordt intensiever.
Ik heb zojuist de ledenvergadering van Cumela toegesproken. En ik heb gelezen dat u vindt dat Cumela sterk is bevoordeeld. Ik kan u zeggen dat de Cumelaleden daar nog niet zozeer van overtuigd zijn. Ik heb afspraken gemaakt die recht doen aan drie doelen:
* Het gerommel met mesttransporten moet afgelopen zijn. Daarom kan bemonstering niet gemist worden.
* De mestvervoerders krijgen zekerheid over de investeringen die ze moeten doen.
* De veehouders krijgen de mogelijkheid om tegen aanvaardbare kosten de mestafzet te organiseren. Er is ruimte voor bedrijfsforfaits, mits gekalibreerd door controlebemonstering.
Daarom heb ik vastgelegd dat bemonstering (in ieder geval elke vijfde vracht) bemonsterd moet worden.
Een laatste punt dat ik wil noemen, omdat het de aandacht van overheid én bedrijfsleven meer dan waard is, is het beleidskader Toezicht op Controle. Hiermee willen we ruimte scheppen, voor zowel de overheid, als ook voor het bedrijfsleven. Minder controle, meer vertrouwen, meer eigen verantwoordelijkheid. Waar komt dat in principe op neer: als het bedrijfsleven een systeem aanmeldt voor toezicht op controle, toets ik het aan het beleidskader. Daarbij neem ik uiteraard alle randvoorwaarden mee; met alle relevante wet- en regelgeving dient rekening te worden gehouden, dus ook het Varkensbesluit.
Ik hoop dat ik u ervan heb weten te overtuigen dat ik begaan ben met de varkenshouderij en dat ik blij ben dat we in gesprek zijn over de toekomst. We moeten samen blijven kijken naar de uitvoering van bestaand beleid en de ontwikkeling van nieuw beleid. Als de organisatie in de vleesketen goed geregeld is, kan de overheid meer ruimte bieden voor goede initiatieven, vanuit onderling vertrouwen en eigen verantwoordelijkheid. En in dat verband daag ik u nogmaals uit tot een actieve houding op het gebied van duurzaam en toekomstgericht ondernemen.
Dank voor uw aandacht.
© Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit