02-06-2005 CGB oordeelt dat school te weinig doet tegen
discriminatie van studenten bij stages
Maandag 30 mei jl. heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) het
oordeel uitgesproken dat een Amsterdamse onderwijsinstelling te weinig
heeft gedaan om haar studenten een discriminatievrije omgeving te
waarborgen.
De onderwijsinstelling regelt stages op scholen. Studenten met een
hoofddoek, gezichtssluier of andere uiting van godsdienst worden door
sommige van de stagescholen als stagiair(e) geweigerd. De
onderwijsinstelling houdt te zeer rekening met de wensen van de
betreffende stagescholen. Zij heeft daarom in strijd gehandeld met de
Algemene wet gelijke behandeling en dan met name de positieve
verplichting studenten te beschermen tegen discriminatie door
stagescholen.
Het is de eerste keer dat de CGB oordeelt over de
verantwoordelijkheden van onderwijsinstituten ter bestrijding van
discriminatie bij stages.
De onderwijsinstelling werkt mee aan het instandhouden van een
mogelijk discriminatoire situatie als zij slechts een gesprek met de
leiding van een stageschool voert zonder daar verdere gevolgen aan toe
te kennen. Deze gedraging komt niet overeen met de (zorg)plichten van
een onderwijsinstelling. Zo had zij een formele klacht bij het
schoolbestuur van de stageschool kunnen indienen, dan wel een oordeel
kunnen vragen van de CGB of een landelijke klachtinstantie in het
onderwijs.
Door anders te handelen is bovendien het aanbod van stagescholen voor
de desbetreffende studenten beperkter dan voor de overige studenten.
Verder kan, gelet op het relatief hoge aantal leerlingen met een
moslimachtergrond (40%), van de onderwijsinstelling verwacht worden
dat zij een gericht pro-actief beleid voert en adequaat optreedt bij
ongerechtvaardigde ongelijke behandeling jegens haar studenten door
een stageschool. Pro-actief beleid kan worden ingevuld door
bijvoorbeeld het verstrekken van duidelijkheid over
(on)toelaatbaarheid van het stellen van toelatingseisen op grond van
godsdienst(uitingen) door stagescholen, bijvoorbeeld via een Handboek
Stage. In het verlengde hiervan is het van belang dat studenten die
menen vanwege hun godsdienst of uitingen daarvan problemen te ervaren
bij het vinden van een stageschool zich gesteund weten door hun
opleidingsinstituut.
Deze uitspraak laat onverlet de verantwoordelijkheid van de werkgever
bij het aannemen van stagiaires zich te onthouden van onderscheid op
grond van godsdienst, Hierover heeft de CGB al vaker uitspraak gedaan
(zie het meest recente oordeel CGB 29 maart 2005, oordeel 2005-53).
Uit een onderzoek dat dit voorjaar is verricht in opdracht van het
Ministerie van SZW (Etnische minderheden op de arbeidsmarkt) is
gebleken dat allochtone scholieren moeite hebben met het vinden van
een stageplaats. Het is een hardnekkig fenomeen in Nederland. Het past
in het kader van het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (zie de
kabinetsnota, Kamerstukken 2004-2005, 30.054, nr. 1) deze vorm van
discriminatie tegen te gaan.
De Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) heeft tot doel het bieden
van bescherming tegen onderscheid in de verschillende stadia in een
mensenleven en het tegengaan van vooroordelen. De CGB is in 1994 bij
wet ingesteld om de gelijkebehandelingswetgeving te handhaven. Als
burgers of instellingen een probleem op het gebied van gelijke
behandeling voorleggen, velt de CGB daarover een objectief oordeel.
Daarnaast geeft de CGB gevraagd en ongevraagd adviezen aan vakboden,
werkgeversorganisaties en overheden.
---
Commissie Gelijke Behandeling